Groene reus als inspirator
Wat is de overeenkomst tussen een uitkeringsgerechtigde en de groene knuffelreus Shrek? In Uden weten ze het antwoord. Een coöperatie activeert er de lokale uitkeringsgerechtigden, met de Hollywoodheld als voorbeeld.
Coöperatie begeleidt uitkeringsgerechtigden naar werk
Wie dacht dat familiefilms en innovatie in het sociaal domein niets met elkaar te maken hebben? Diegene zal verbaasd staan na een gesprek met Juanita van der Hoek en Kirsten Notten. Van der Hoek is programmamanager sociaal domein bij de gemeente Uden. Ze heeft de regie over de oprichting van een coöperatie die een minimuminkomen moet gaan bieden aan mensen met weinig kansen op de reguliere arbeidsmarkt. Kirsten Notten hield zich in opdracht van Divosa bezig met het Udens concept. En daar kwam de sympathieke filmreus Shrek om de hoek kijken.
Bij de Udense coöperatie krijgen uitkeringsgerechtigden een minimuminkomen voor het werk dat ze kunnen doen, legt Van der Hoek uit. ‘Ook als dat vrijwilligerswerk, mantelzorg of werk net boven het niveau van dagbesteding is. We houden mensen die niet het vermogen hebben om mee te komen met de reguliere arbeidsmarkt daarmee in hun waarde.’
De Udense coöperatie wordt (als het college beslist) een van de origineelste testcases in het sociaal domein in Nederland. In het kader van onderzoek naar de mogelijkheden van een parallelle arbeidsmarkt (zie kader), zullen de Start Foundation en de Universiteit van Tilburg het experiment nauw volgen en onderzoeken. ‘Dat kan goed in Uden’, legt Van der Hoek aan het begin van het interview uit.
‘Uden is niet alleen heel erg gemiddeld in de leeftijdsopbouw van de bevolking, maar ook in de ondersteuningsbehoefte van haar inwoners en de bijstandsafhankelijkheid. De gemeente is klein genoeg voor korte lijnen en tegelijk voldoende groot om bruikbare effectmetingen uit te voeren. Dat leent zich dus goed voor experimenten.’
In leven gehouden
Van alle Udense uitkeringsgerechtigden zit 40 procent drie jaar of langer in de bijstand. ‘Die mensen ontwikkelen zich dan minstens drie jaar niet’, aldus Van der Hoek. ‘Zij worden alleen in leven gehouden en verder gebeurt er niets. Door hetzelfde geld anders uit te geven, halen we een hoger rendement uit het welzijnsgeld. Dat rendement verwachten we vooral in termen van positieve gezondheid. Door de omgeving van mensen beter in te richten voorkom je weer een deel van de behoefte aan maatwerkvoorzieningen.’
De arbeiderscoöperaties die eind negentiende eeuw en begin vorige eeuw werden opgericht, voorzagen hun leden in onmisbare zaken als brood of huisvesting. Die werden betaalbaar doordat de leden hun bescheiden individuele krachten bundelden. ‘Ons hoofdproduct wordt inkomensverstrekking en de administratie die daarbij hoort’, zegt Van der Hoek. ‘De bedoeling is dat we uiteindelijk een netwerk van voorzieningen en sociale ondernemingen opbouwen, zodat we mensen daar ook kunnen detacheren. We brengen momenteel in kaart wie we allemaal willen betrekken. Behalve sociale ondernemingen willen we ook graag bewonersinitiatieven meenemen.’ Van der Hoek, groot fan van het right to challenge: ‘Als mensen weten hoe wij het nóg slimmer kunnen aanpakken, zie ik hen ook graag aansluiten.’
De Udense coöperatie wil drie verschillende soorten werkplekken gaan inrichten: schuilplekken voor conjunctuurwerklozen die redelijk makkelijk weer aan een baan komen als de economie na een crisis weer aantrekt; transitieplekken voor mensen die een opstapje nodig hebben en permanente plekken voor de blijvers die zo goed als geen kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. ‘Wat dat betreft wordt het een nieuwe vormgeving van wat voorheen de functie van de sociale werkplaats was’, aldus Van der Hoek.
Perfecte deelnemer
Hoe ziet de perfecte deelnemer aan het coöperatie-experiment er dan uit? Van der Hoek: ‘Het belangrijkste is dat iemand bereid is om structureel buitenshuis werkzaam te zijn en dat de thuissituatie stabiel is en daardoor niet in gevaar komt. Ook is natuurlijk een vereiste dat iemand niet in staat is om zichzelf van een inkomen te voorzien via de reguliere arbeidsmarkt. Een ander voor de hand liggend criterium is dat diegene een zelfstandig huishouden moet voeren. De ondergrens qua arbeidsvermogen ligt net boven dat van dagbesteding en de bovengrens net onder de reguliere arbeidsmarkt.’ De ambitie van de gemeente Uden is om bij de coöperatie aanvankelijk 54 Udenaren met een afstand tot de arbeidsmarkt onder te brengen. ‘Idealiter zijn dat achttien bijstandsgerechtigden, achttien nuggers [niet-uitkeringsgerechtigden, red.] en achttien mensen met een uitkering van het UWV.’ Zij zullen allemaal van een minimuminkomen worden voorzien.
‘Het minimuminkomen is niet hetzelfde als het minimumloon’, benadrukt Van der Hoek. ‘Hierover wisselde ik onlangs van gedachten met mijn afdelingshoofd. Zij gaf te kennen dat zij ook vindt dat het anders moet, maar dat zij buikpijn kreeg bij de gedachte aan de kosten. Gemiddeld is het verschil in kosten tussen één jaar bijstandsuitkering en één jaar minimumloon 10.000 euro. Dat zou onhaalbaar zijn met alle achthonderd bijstandsgerechtigden in de gemeente.’
In plaats daarvan besloot Van der Hoek dat een minimuminkomen allicht betaalbaarder is. ‘Er is dan meteen een heel andere juridische en financiële constellatie. Een heleboel loonkosten hoeven we ineens niet meer mee te tellen. Het verschil tussen een minimuminkomen en een bijstandsuitkering is al een heel stuk kleiner. Het uitkeringsdeel financieren we vanuit het BUIG en het nettoverschil vanuit het ontschotte budget voor het sociaal domein. Daarmee is de businesscase budgettair verantwoord. Voor de raad is het cruciaal dat we binnen dat budget blijven.’ Van der Hoek typeert het als bedrijfskundig loodgieterwerk. ‘In principe doe ik niet veel meer dan hier en daar een aantal geldstromen omleggen.’
Verhalen
Interessant idee natuurlijk, maar hoe presenteer je het en maak je mensen er deelgenoot van? Met die vraag hielden Kirsten Notten en Sigrid van Iersel zich bezig in opdracht van Divosa. Notten: ‘Een hoogleraar had tijdens een conferentie over de transformatie van het sociaal domein verteld dat verhalen hierbij erg behulpzaam kunnen zijn. Dat is precies wat Divosa van ons wilde. Onze opdracht werd om uit te zoeken hoe we het oprekken van het begrip ‘werk’ het best in een verhaal konden vatten.’
Daarvoor gingen Van Iersel en Notten het gesprek aan met verschillende Udenaren, inclusief vertegenwoordigers van de gemeente. ‘De inwoners van Uden moeten uiteindelijk als het ware samen eigenaar worden van het verhaal.’ De verhaalmakers zaten om de tafel met inwoners van Uden, wethouder Maarten Prinssen (Participatiewet, VVD-Leefbaar Uden), beleids- en uitvoeringsambtenaren en een aantal raadsleden. ‘De vraag daar was hoe zij de verandering zouden willen typeren die we met de coöperatie willen bewerkstelligen. Daarbij kwamen verschillende ideeën langs. Moest er een monster worden verslagen? Was het een zoektocht naar een heilige graal?
Een van de burgers moest daarbij aan Shrek denken. De mensen uit de doelgroep van de coöperatie worden in de huidige arbeidsmarkt niet geaccepteerd zoals ze zijn, waardoor ze zich niet of nauwelijks kunnen ontplooien. Als we met z’n allen erkennen dat die mensen wel degelijk talenten hebben waarmee zij iets kunnen bijdragen aan de samenleving, dan zie je dat deze mensen opbloeien. Iedereen herkende die verhaallijn.’ Volgens Notten heeft het verhaal een tweeledig nut gehad. ‘Het narratief heeft erg geholpen bij de onderlinge betrokkenheid. De burger begrijpt beter wat de raad wil, de raad begreep de ambtenaren beter en de wethouder was blij om van de ervaringen van burgers te horen. Ook was het handig bij het rondkrijgen van de businesscase voor de coöperatie. Het is een boel gepuzzel en de neiging om vooral op technische aspecten te letten is daarbij sterk. Een narratief helpt dan om dichtbij de oorspronkelijke bedoeling te blijven en geeft motivatie.’
‘In mijn overheidscarrière heb ik dikwijls verbaasd gestaan van de mate waarin iedereen met systemen bezig is’, aldus Notten. ‘Mensen neigen te worden vergeten. Om dat te voorkomen, hebben wij verhalen nodig.’
Parallelle arbeidsmarkt
Uden liet zich inspireren door de theorie van de parallelle arbeidsmarkt. Die moet een brug slaan tussen de anderhalf miljoen mensen die arbeidsongeschikt of werkloos langs de kant staan en de vele onvervulde vacatures. De mensen die aan de kant staan drijven, alle goedbedoelde wetgeving ten spijt, steeds verder af van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is er een vraag naar werk dat niet op conventionele wijze bekostigd kan worden. Een parallelle arbeidsmarkt zou moeten voorzien in aangepaste werkplekken voor hen die daar permanent op aangewezen zijn. Met transitieplekken waar mensen aan zichzelf kunnen werken om uiteindelijk de reguliere arbeidsmarkt te betreden. En schuilplekken voor tijden waarin het met de economie en de reguliere werkgelegenheid bergafwaarts gaat. De parallelle arbeidsmarkt zou bekostigd moeten worden met het geld dat nu opgaat aan uitkeringen.
Positieve gezondheid
Het Udense concept borduurt voor op het concept ‘positieve gezondheid’ dat arts en onderzoeker Machteld Huber zes jaar geleden introduceerde. In plaats van dat gezondheid wordt gedefinieerd als een afwezigheid van ziekte, wordt het in zes verschillende dimensies bezien en gemeten. Behalve voor lichaamsfuncties, geestelijk welzijn en dagelijks functioneren, is er ook aandacht voor iemands welbevinden en kwaliteit van leven, iemands mate van zingeving aan het leven en iemands deelname aan het sociale leven en de maatschappij.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.