Advertentie
sociaal / Nieuws

Gemengde bevolking doet het beter

Menging van wijken levert betere interetnische verhoudingen op. En dat bevordert de integratie en emancipatie van allochtonen, blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

02 april 2010

Hoe belangrijk is de buurt waarin je woont voor de kansen die je hebt in het leven? Dat is de centrale vraag in het recent verschenen onderzoek Maakt de buurt verschil? van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Met andere woorden: wat zijn nu precies de negatieve effecten van ruimtelijke segregatie, van zwarte wijken en witte wijken?

 

Voor een aantal gebieden zijn die effecten al eerder onderzocht. Zo is bekend dat etnische concentratie de criminaliteit in een buurt vergroot. In opdracht van het ministerie van Wonen, Wijken en integratie onderzocht het SCP in deze studie met name de relatie tussen de etnische samenstelling van een buurt en de manier waarop bewoners met elkaar omgaan en hoe ze over elkaar denken. Socioloog Jaco Dagevos is een van de onderzoekers.

 

Wat is het belang van jullie onderzoek?

 

‘Anders dan sommigen denken, blijkt er wel degelijk een ‘buurteffect’ te bestaan. Veel sociaal-geografen bijvoorbeeld zeggen dat in ons meritocratische nederland alleen je individuele eigenschappen en omstandigheden bepalen hoe je leven eruit ziet, en dat de buurt waarin je woont eigenlijk geen invloed heeft. Maar onze conclusie is dat het ‘buurteffect’ weliswaar heel betrekkelijk is, maar het ís er wel. Wij hebben ons geconcentreerd op interetnische contacten, en daarbij zie je bijvoorbeeld dat los van persoonlijke kenmerken van mensen - zoals opleiding en sociaal-economische status - migranten die in zwarte wijken wonen minder contact hebben met autochtonen.’

 

Jullie zeggen: geringe buurteffecten betekent niet dat er geen probleembuurten bestaan.

 

‘In achterstandswijken of Vogelaarwijken, of hoe je ze ook wilt noemen, is sprake van een cumulatie van problemen. Maar dat komt dan vooral omdat de individuele bewoners veel problemen hebben, de achterstand is maar voor een heel klein deel te wijten aan het feit dat er een groot aantal mensen met problemen bij elkaar woont.’

 

Welke uitkomst in het onderzoek heeft u zelf het meest verbaasd?

 

‘Dat autochtonen die in zwarte wijken wonen meer contact hebben met allochtonen dan anderen. Dat lijkt misschien voor de hand liggend, maar er wordt vaak gedacht dat autochtone Nederlanders die temidden van allerlei vreemde culturen woonden zich juist afsluiten, en dat blijkt niet zo te zijn. Dat pleit dus voor het mengen van bevolkingsgroepen van verschillende etnische herkomst.’

 

Waarom?

 

‘Bekend maakt bemind, zou je kunnen zeggen. En andersom geldt: migranten in zwarte wijken hebben beduidend minder contact met autochtonen dan migranten in gemengde of witte wijken, en zij kijken ook minder positief tegen de nederlandse samenleving aan. Menging van bevolkingsgroepen bevordert het interetnisch contact, wat weer positieve effecten heeft op de integratie en emancipatie van allochtonen.’

 

Wat kunnen gemeenten nu precies leren uit jullie onderzoek?

 

‘Ten eerste dat interetnische contacten belangrijk zijn en dat ze dus vooral moeten doorgaan met die te stimuleren. Bijvoorbeeld door samen met woningcorporaties te bedenken hoe je ervoor kunt zorgen dat wijken gemengder worden. Er gebeurt overigens al veel op dit gebied. En ten tweede dat de kansen van mensen voor het overgrote deel bepaald worden door individuele kenmerken. Dat geldt ook voor de mate waarin migranten contact hebben met autochtone nederlanders. Beheersing van de Nederlandse taal, opleiding en het al of niet geboren zijn in nederland zijn daarvoor het meest bepalend. Dat betekent dat investeren in onderwijs, inburgering en arbeidsmarktbeleid de meeste vruchten afwerpt.’

 

Veel projecten voor beter onderling contact, zoals buurtfeesten, hebben volgens jullie weinig effect.

 

‘Onze indruk is dat er vooral vluchtige ontmoetingen uit voortkomen en geen duurzame relaties, maar om dat zeker te weten zouden gemeenten die projecten moeten evalueren, en dat gebeurt jammer genoeg zelden.’

 

Een van jullie aanbevelingen is het beperken van de immigratie om de interetnische verhoudingen te verbeteren. Opvallend.

 

‘Er is een heel groot verschil tussen migranten van de eerste en de tweede generatie als het gaat om contacten met Nederlanders. Die eerste generatie leeft bijna altijd geïsoleerd. Dat is per definitie niet goed voor interetnische verhoudingen.’

 

Maakt de buurt verschil? De relatie tussen de etnische samenstelling van de buurt, interetnisch contact en wederzijdse beeldvorming, ISBN 978 90 377 0227 9, www.scp.nl.

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

R. Windt / onbetaalde "gezond verstand bevorderaar"
Verbazingwekkend zijn deze uitkomsten allerminst. De praktijk liet dit al decennia blijken! Verder hoeft men alleen maar met een nuchter verstand e.e.a. op te tellen en af te trekken. Het is niet voor niets dat de kloof tussen burger en bestuur inmiddels zo groot is geworden. De commissie Blok stelde al vast dat de mensen die integreerden dit deden ondanks beleid. Het komt allemaal neer op persoonlijke motivatie.
Als men die niet heeft en men krijgt alle ruimte daarin te blijven hangen, moet men niet opkijken van de negatieve uitkomsten.
Als je veel van dit type mensen in een straat of wijk zet is het logisch dat er een versterkend effect van slechte inburgering en burgerschap ontstaat en vervolgens families Doorsnees daar weg vluchten naar elders.
Advertentie