'Hef lokaal onderscheid tussen Wmo en Awbz op'
Gemeenten die hun zaakjes goed op orde hebben wat betreft de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning), zijn een dief van hun eigen portemonnee. Want van het geld dat door hun inspanningen wordt bespaard op de Awbz, zien ze niets terug. Daarom wil de Raad voor de Volksgezondheid dat gemeenten die een meer dan gemiddeld beroep doen op de Awbz, daar aan mee gaan betalen. Een interview met RvZ secretaris Pieter Vos.
Uit uw advies ‘Prikkels voor een toekomstbestendige Wmo’ blijkt: gemeenten die het goed doen met de Wmo, zijn nu een dief van hun eigen portemonnee.
'Ja. Als een gemeente veel aan preventie doet, ziekenhuisopnames voorkomt, investeert in veiligheid op straat en in de Wmo, komen minder mensen terecht in de Awbz. Maar die uitsparing zien gemeenten niet terug. Hetzelfde geldt trouwens voor verzekeraars die investeren in maatschappelijke projecten, bijvoorbeeld in Vogelaarwijken. Zoals de gemeente wordt teruggefloten als zij Wmo-geld uitgeeft aan dingen die onder de Awbz vallen, zo hoort de verzekeraar van zijn raad van bestuur: bemoei je er niet mee, dat is zaak van de gemeente. Nog gekker wordt het als ook de publieke toezichthouder NZA (Nederlandse Zorgautoriteit) zich ermee gaat bemoeien. Dat is een rekenkamerachtige aanpak, terwijl zonneklaar is dat die investeringen zich op lange termijn terugbetalen in een verbeterde volksgezondheid. De burger voelt het verschil niet tussen Wmo en Awbz. Dus zeggen wij: hef dat onderscheid tussen lokale partners zoveel mogelijk op.'
Hoe moeten ze dat doen?
'In ons volgende advies presenteren wij een verantwoordings- en rekenmodel, waarmee verzekeraars een deel van hun geld – zeg tien of twintig procent – in een pool kunnen stoppen om de multiproblematiek mee aan te pakken. In heel veel dossiers aan de onderkant van de samenleving komen dezelfde namen terug. Wmo-klanten hebben ook lichamelijke klachten, mensen bij de huisarts lijden ook aan sociale problematiek. Huurachterstanden, verslaving, speciaal onderwijs, gezinsproblemen: de grens daartussen is heel vaag. In de huidige werkwijze moeten gemeente elk probleem verkokerd aanpakken omdat de geldstromen apart moeten blijven. Maar als je als overheid wilt bezuinigen, moet je juist inzetten op een integraal beleid.'
U pleit ook voor een financiële prikkel voor gemeenten die het goed doen. Voorbeelden?
'Almere, Utrecht, Eindhoven, Dordrecht, om er maar een paar te noemen. In Utrecht verrichten de gemeente, de GGD en zorgverzekeraar Agis grensoverschrijdend werk op het gebied van gezondheid. Het Gemeentefonds zit nu vrij star in elkaar: gemeenten krijgen een vastgestelde uitkering. Het zou flexibeler kunnen, door die uitkeringen te verbinden aan performance. Gemeenten die een meer dan gemiddeld beroep doen op de Awbz dragen daaraan bij.'
De Opvoedpoli is ook zo'n zorg-organisatie die aanloopt tegen allerlei schotten tussen sectoren en tussen financieringstromen , terwijl we breed werken: veel hangt met veel samen. Het Gemeentefonds zou inderdaad meer moeten doen met het verbinden van de uitkering aan performance. Net zoals onze zorg (jeugd, jeugdGGZ, scholen etc.) wordt bekostigd op onze prestaties, achteraf en niet met subsidies vooraf. Ik hoop dat gemeenten, als de jeugdzorg wordt gedecentraliseerd komende jaren, niet in de valkuil gaan trappen van budgettering (subsidies) vooraf, dat is te veel aanbodgestuurd. Het gaat om de vraag van de burger in gemeenten (ouders, kinderen in ons geval).
Mechtild Rietveld