Advertentie
sociaal / Achtergrond

Poetsdoeken moeten uit de kast

De uitspraak is klip en klaar, stellen Wmo-juristen Matthijs Vermaat (Van der Woude De Graaf advocaten) en Bernard de Leest (Zumpolle advocaten). ‘De huishoudelijke hulp valt onder de Wmo 2015, normtijden moeten worden vastgesteld na deugdelijk en gevalideerd onderzoek, het resultaat ‘schoon en leefbaar’ moet nader en concreet worden omschreven en ‘oude rechten’ blijven gelden tot na er een deugdelijk onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van een inwoner is gedaan’, vat Vermaat de belangrijkste onderdelen van de uitspraak van de hoogste rechter samen.

03 juni 2016

Gemeenten die de huishoudelijke hulp hebben geschrapt, generiek hebben versoberd of op een andere leest hebben geschoeid, moeten aan de bak. En de geldbuidel trekken. Want huishoudelijke hulp valt onder de Wmo 2015, zo heeft de hoogste rechter bepaald.

Gemeenten aan de bak na uitspraak hoogste rechter

Maandenlang was onduidelijk of huishoudelijke hulp nu wel of niet een prestatie was die viel onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). En daarmee of gemeenten een dergelijke voorziening wel of niet moeten regelen en betalen. In de honderden rechtszaken die sinds de invoering van de nieuwe Wmo zijn gevoerd, vonniste de ene rechter ‘ja’ en de andere ‘nee’. Het leidde tot verwarring en onzekerheid bij gemeenten en hulpbehoevenden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, heeft op 18 mei het verlossende antwoord gebracht: huishoudelijke hulp valt onder de Wmo 2015 en is daarmee een taak van gemeenten.

De uitspraak is klip en klaar, stellen Wmo-juristen Matthijs Vermaat (Van der Woude De Graaf advocaten) en Bernard de Leest (Zumpolle advocaten). ‘De huishoudelijke hulp valt onder de Wmo 2015, normtijden moeten worden vastgesteld na deugdelijk en gevalideerd onderzoek, het resultaat ‘schoon en leefbaar’ moet nader en concreet worden omschreven en ‘oude rechten’ blijven gelden tot na er een deugdelijk onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van een inwoner is gedaan’, vat Vermaat de belangrijkste onderdelen van de uitspraak van de hoogste rechter samen.

‘De rechter heeft duidelijk uitgesproken dat gemeenten beleidsvrijheid hebben, maar er is een aantal belangrijke piketpalen geslagen’, stelt ook De Leest.

Wat zijn de concrete gevolgen voor gemeenten?

1. De uitspraak dat de huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 valt, betekent dat alle gemeenten die hiermee zijn gestopt hun beleid moeten aanpassen. Dit betreft onder meer Oosterhout, Schagen en Hollands Kroon. Hun beleid moet nu alsnog in overeenstemming met de wet worden gebracht en staatssecretaris Van Rijn (VWS, PvdA) gaat erop toezien dat dit ook gebeurt. Zo niet, dan grijpt hij in, zo heeft hij recent aan de Tweede Kamer toegezegd.

Oosterhout weet dat het beleid moet worden aangepast, maar het kan nog maanden duren voordat aan de raad een nieuw voorstel wordt voorgelegd, laat een woordvoerder van de gemeente weten. ‘We gaan verschillende opties in kaart brengen, inclusief de financiële gevolgen.’ Daarnaast bekijkt de gemeente wat ze gaat doen met alle bezwaarschriften, waarbij de vraag moet worden beantwoord of de hulp met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend. Sinds 2015 moeten mensen in Oosterhout de eenvoudige huishoudelijke hulp in principe zelf regelen en betalen, maar ze kunnen indien nodig daarbij (financiële) hulp krijgen. Het nieuwe beleid leverde de gemeente zo’n 300 bezwaarschriften en tientallen rechts - zaken op.

Hollands Kroon en Schagen hebben daags na de uitspraak van de CRvB besloten de huishoudelijke hulp weer als maatwerkvoorziening te bieden. Inwoners die sinds mei geen hulp meer kregen, krijgen uitleg over de manier waarop de hulp opnieuw wordt opgestart.

2. Het tweede belangrijke onderdeel van de uitspraak is dat het resultaat ‘schoon en leefbaar’ concreet moet worden omschreven. ‘Gemeenten moeten in hun verordening vastleggen wat er moet gebeuren om de boel schoon te houden’, benadrukt Vermaat op basis van de uitspraak van de CRvB. De invulling van ‘schoon en leefbaar’ overlaten aan de hulpbehoevende en de aanbieder, zoals bijvoorbeeld Amsterdam dat doet, kan niet.

Amsterdam oordeelt sinds 2015 of iemand recht heeft op huishoudelijke ondersteuning, waarbij op resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ wordt geïndiceerd. Voor de precieze invulling daarvan moet de hulpbehoevende in overleg met de zorgaanbieder.

In een eerste proefproces oordeelde de Amsterdamse rechtbank al dat dit in strijd is met de Wmo 2015, maar Wmo-wethouder Eric van der Burg (VVD) wilde het beleid nog niet aanpassen. Hij wilde eerst een uitspraak van de CRvB. Nu deze er ligt en duidelijk is dat zijn beleid niet in de pas loopt met de wet, wordt het aangepast. Voorlopig worden alle kortingen teruggedraaid, zodat de 10 duizend Amsterdammers met recht op huishoudelijke hulp per 1 juli dezelfde hoeveelheid hulp krijgen als voor 1 januari.

De hersteloperatie gaat de gemeente dit jaar vier tot vijf miljoen euro kosten. Wat het nieuwe beleid op langere termijn kost, kan Van der Burg nog niet aangeven.

3. Normtijden moeten worden vastgesteld na deugdelijk en gevalideerd onderzoek, zo heeft de hoogste rechter tevens geoordeeld. Dat betekent dat generiek korten op het aantal uur hulp uit den boze is. Diverse gemeenten hebben met de invoering van de Wmo 2015 halve en hele uren van oude indicaties afgesnoept.

Utrecht is een van de gemeenten die met de normtijden de fout is ingegaan. De hoogste rechter heeft weliswaar geoordeeld dat de gemeente huishoudelijke hulp mag aanbieden in de vorm van een standaardmodule, maar concludeert ‘dat de basismodule van 78 uur schoonmaak per jaar niet berust op objectief en onafhankelijk onderzoek. Hierdoor ontbreekt inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke activiteiten daarvoor nodig zijn, hoeveel tijd dat kost en hoe vaak dit moet worden gedaan om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning of van schone en draagbare kleding’, aldus de CRvB.

In een reactie stelt Utrecht dat het huidige beleid overeind blijft. ‘Wij krijgen de opdracht om een objectief en onafhankelijk onderzoek te doen naar de uren in onze basisvoorziening. Wij gaan dit de komende maanden zo snel mogelijk en zorgvuldig oppakken’, laat Wmo-wethouder Kees Diepeveen (GroenLinks) in een schriftelijke reactie weten.

4. En dan de huishoudelijke hulp die, zo heeft de hoogste rechter in de zaak tegen Aa en Hunze gevonnist, onder strikte voorwaarden als algemene voorziening mag worden ingericht. Eveneens een voor veel andere gemeenten relevante uitspraak. Veel van hen hebben sinds de invoering van de Wmo 2015 huishoudelijke hulp in een algemene voorziening ondergebracht. Per saldo komt dat neer op het schrappen van huishoudelijke hulp omdat inwoners die zelf moeten regelen en betalen, maar veel gemeenten weigeren van stoppen te spreken.

De hulp aan de markt overlaten kan in ieder geval niet, zo is nu duidelijk geworden. Daar waar nodig heeft de gemeente bovendien de plicht aanvullend maatwerk te bieden. ‘Als gemeenten kiezen voor een algemene voorziening, moet de gemeente die ook echt inrichten’, verduidelijkt Vermaat. ‘Er moeten aanbieders worden gecontracteerd en de prijzen die inwoners aan die aanbieders moeten betalen, moeten in een – door de gemeenteraad – vastgestelde verordening worden vastgelegd.’

Roer om
Op al deze punten is Aa en Hunze de mist in gegaan. Cliënten worden rechtstreeks naar de aanbieders gestuurd en moeten zelf afspraken maken over te leveren hulp en de kostprijs betalen, die per aanbieder verschillend is. De hoogste rechter stelt daarom dat de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ van Aa en Hunze geen algemene voorziening is in de zin van de Wmo 2015. Aanbieders zijn niet gecontracteerd, prijzen zijn niet vastgelegd en de gemeente onderzoekt niet of cliënten deze hulp wel kunnen betalen.

‘De gemeente zal de uitspraak verder op inhoud beoordelen, waarna we naar verwachting tot aanpassing van de regelgeving zullen overgegaan’, laat Aa en Hunze in een schriftelijke reactie weten. Diverse gemeenten, waaronder Waalwijk en Apeldoorn, breken zich nu het hoofd hoe hun algemene voorziening in lijn te brengen met de wet. In Waalwijk geldt per 2015 dat iedereen de eerste drie uur eenvoudige huishoudelijke zelf moet regelen en betalen. Als na onderzoek blijkt dat een inwoner zelf de regie kan voeren, kan deze via een algemene voorziening twee uur hulp per week inkopen bij aanbieders, zo is het vigerende Apeldoornse beleid.

Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout hebben na de uitspraak de CRvB het roer meteen omgegooid. Nieuwe cliënten werden sinds 2015 doorverwezen naar marktpartijen, waarbij ze een beroep konden doen op de huishoudelijke hulp toeslag of een financiële compensatieregeling. Bestaande cliënten hielden wel hun uren die ze onder de ‘oude Wmo’ kregen. Iedereen die nu zelf zijn huishoudelijke hulp regelt, kan zich bij de gemeente melden en krijgt alsnog huishoudelijke hulp als maatwerkvoorziening, zo is besloten. Er wordt gewerkt aan een aangepaste algemene voorziening.

Aan de bak
Gemeenten moeten kortom aan de bak. En terecht, vinden Wmo-juristen De Leest en Vermaat. ‘Het goed inrichten van de huishoudelijke hulp kost tijd en je moet je best doen’, stelt Vermaat. ‘Gemeenten hebben zich er te makkelijk van afgemaakt’, meent De Leest. De vele rechtszaken die nu nog lopen, kunnen volgens Vermaat met de heldere uitspraak van de hoogste rechter vrij gemakkelijk worden afgehandeld, maar ‘het zou gemeenten sieren als ze in alle zaken de hulp teruggeven die hun inwoners voor de beleidswijziging ontvingen.’ Staatssecretaris Van Rijn stelde in het eerder genoemde Kamerdebat dat gemeenten opnieuw moeten kijken naar de beslissingen waar nog bezwaar- of beroepsprocedures over lopen en die niet in lijn zijn met de Centrale Raad. ‘Cliënten die op grond van de eerdere beslissingen zijn afgewezen, moeten door de gemeenten worden geïnformeerd over het feit dat het beleid gewijzigd is. Ze zullen hun gewijzigde beleid openbaar moeten maken, ook in hun gemeente’, aldus Van Rijn.

Ook gemeenteraden moeten hun werk doen. Vermaat: ‘Zij moeten controleren of het college de wet wel naleeft.’ Daarnaast moeten ze controleren of de verordeningen op orde zijn, en of deze door de raad zijn goedgekeurd. Over die verordeningen verwacht Vermaat de komende tijd nog veel in jurisprudentie terug te zien. ‘In heel veel gemeenten staat er weinig concreets in de verordeningen. Ik schat in dat een hoop gemeenten nu lichtelijk in paniek zijn.’

Om toekomstig gerechtelijk gedoe te voorkomen, pleit De Leest voor een landelijk vastgesteld objectief normenkader. ‘Laat de VNG samen met patiënten/cliëntenorganisaties vastleggen hoeveel uur nodig is om een huis schoon te houden. Zo’n kader was er vroeger ook. Als gemeente kun je dat dan als basis gebruiken. Daarmee perk je niet de gemeentelijke beleidsvrijheid in, want je kunt als gemeente bepalen om bijvoorbeeld de eerste anderhalf uur als algemene voorziening aan te bieden en de rest als maatwerkvoorziening.’


Uitspraak van de centrale raad van beroep
• Huishoudelijke hulp is een prestatie die onder de Wmo 2015 valt.
• Een maatwerkvoorziening moet een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt. Als maatwerk nodig blijkt, kan niet met standaardoplossingen worden volstaan.
• Er moet objectief en onafhankelijk onderzoek ten grondslag liggen aan toekenning van huishoudelijke hulp. Financiële kaders mogen niet het uitgangspunt zijn.
• Aanspraken op huishoudelijke hulp die zijn toegekend onder de tot 1 januari 2015 geldende oude Wmo, blijven ook daarna gelden. Pas na objectief en onafhankelijk onderzoek kunnen gemeenten die aanspraken aanpassen aan haar nieuwe Wmo-beleid.
• Een systeem waarbij een gemeente huishoudelijke hulp aanbiedt als algemene voorziening is niet in strijd met de Wmo 2015. Wel moet een aanvullende maatwerkvoorziening worden verstrekt als dat nodig is voor iemands zelfredzaamheid.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie