Noodfondsen deels nog onbenut
In de strijd tegen energiearmoede roepen veel gemeenten nieuwe regelingen in het leven. Ruim een kwart heeft al een lokaal noodfonds opgezet
In de strijd tegen energiearmoede roepen veel gemeenten nieuwe regelingen in het leven. Ruim een kwart heeft al een lokaal noodfonds opgezet. Zo ook de gemeente Helmond, die 10 miljoen euro vrijmaakte voor een zogenaamd koopkrachtfonds. Of het geld ook opkomt, is nog de vraag.
Het rijk geeft historisch veel geld uit aan koopkrachtmaatregelen om de effecten van de hoge energieprijzen te dempen. Toch is niet iedereen daarmee voldoende geholpen. Zo ontmoette Helmonds wethouder Erik de Vries (armoedebeleid, SP) een vrouw die haar energierekening zag stijgen tot zo’n 1.000 euro per maand. Met een modaal inkomen zou dat al een groot probleem zijn, maar voor deze vrouw – die leeft van een uitkering van zo’n 1.200 euro per maand – was het simpelweg onbetaalbaar. En ze was niet de enige Helmonder met geldproblemen.
Uit een peiling van de gemeente bleek dat zes op de tien Helmonders zich zorgen maakt over hun eigen financiële situatie. Genoeg reden voor wethouder De Vries om in beweging te komen. Hij stelde een lokaal koopkrachtpakket op, aanvullend op de landelijke maatregelen. Het zou 10 miljoen euro kosten: best een flink bedrag op de Helmondse begroting van 400 miljoen. Toch kostte het hem weinig overtuigingskracht in de gemeenteraad om het geld beschikbaar te krijgen. ‘Bijna alle fracties deelden de zorg’, vertelt De Vries. ‘Er was een brede roep om iets te doen. Gelukkig maar.’
De rijksoverheid geeft dit jaar 17 miljard euro aan koopkrachtmaatregelen uit om de klappen op te vangen van de ongekend hoge inflatie. Zo zijn vanaf 1 januari het minimumloon en de uitkeringen met maar liefst 10 procent verhoogd. Ook stijgen de toeslagen, komt er opnieuw een energietoeslag van 1.300 euro voor huishoudens met een laag inkomen, en is er een prijsplafond voor energie ingesteld. Toch voelen veel gemeenten de behoefte om meer te doen voor inwoners in geldnood.
Lokaal noodfonds
Al 28 procent van de gemeenten heeft een lokaal noodfonds ingesteld om inwoners door de inflatiecrisis te helpen, bleek onlangs uit een enquête van Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren in het sociaal domein. Nog eens 9 procent van de gemeenten zit in de verkennings- of ontwikkelingsfase van zo’n fonds. De bedoeling van het fonds verschilt per gemeente. Vaak is de aanpak gericht op schrijnende gevallen en acute noodsituaties. Een behoorlijk aantal gemeenten biedt ook ondersteuning aan de middeninkomens, die veelal buiten de landelijke regelingen vallen. En in sommige gevallen worden ook de lokale ondernemers en maatschappelijke instellingen (zoals de sportclub of het theater) meegenomen.
Een aantal gemeenten koos ervoor om de voorwaarden voor de energietoeslag te versoepelen, waardoor een grotere groep inwoners in aanmerking komt (zie kader op volgende pagina). De richtlijn vanuit het rijk, dat de regeling betaalt, is dat alle huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum recht hebben op energietoeslag. (In 2022 stond die grens gelijk aan 1.310 euro per maand voor een alleenstaande of 1.872 euro voor een stel.)
Minstens 15 procent van de gemeenten heeft de inkomensgrens al verhoogd naar 130 procent van het sociaal minimum. Een kleiner aantal gemeenten – waaronder Utrecht, Helmond, Venlo en Leeuwarden – rekt de grens zelfs op tot 150 procent. Daardoor krijgt ook de groep met een inkomen boven bijstandsniveau toegang tot de regeling. Met andere woorden: mensen die het niet ruim hebben, maar vaak wel gewend zijn om hun geld te verdienen der inkomenssteun van de gemeente. En dat is een behoorlijk grote groep. Ter indicatie: in 2020 had 13 procent van de Nederlandse huishoudens een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum, 7 procent zat tussen 120 en 150 procent.
Moeilijker
Die groep ‘lagere middeninkomens‘ is voor gemeenten een stuk moeilijker te bereiken dan de ‘echte minima’, die vaak al gebruikmaken van een bijstandsuitkering of andere inkomensregelingen. Het bereik van de primaire doelgroep (tot 120 procent) is bij de energietoeslag uitzonderlijk hoog, blijkt uit de eerdergenoemde peiling van Divosa. Maar liefst 90 procent van de doelgroep ontvangt de toeslag: een ongekend hoog percentage voor een gemeentelijke regeling. Bij de groep boven 120 procent ligt het bereik vrijwel altijd lager, blijkt uit navraag bij tien gemeenten die 150 procent van het sociaal minimum als inkomensgrens hanteren. De gemeente Helmond bereikte een kleine 60 procent van de ‘hogere minima-inkomens’.
De groep ‘lagere middeninkomens‘ is een stuk moeilijker te bereiken
‘De groep tot 120 procent kennen we redelijk’, legt wethouder De Vries uit. ‘Maar de groep daarboven komt niet zo snel over de vloer bij de gemeente. Daarom hebben we de regeling zo breed als we kunnen onder de aandacht gebracht.’ Helmond heeft vooral ingezet op samenwerking met ‘partners in de stad’, aldus De Vries, zoals welzijnsinstellingen, woningcorporaties en maatschappelijk werkers. ‘We hebben allemaal hetzelfde doel: zorgen dat het geld terecht komt bij de mensen die het nodig hebben.’
Zo werden er koffiecorners op straat en in winkelcentra georganiseerd, waar mensen werden gevraagd of ze al bekend waren met de energietoeslag. Er werd in meerdere talen gecommuniceerd: Poolse informatie bij de Poolse supermarkt, Arabisch en Turks bij de moskee. Met name de ‘spreekuren’, georganiseerd met maatschappelijk werkers en vrijwilligers, waren een groot succes, vertelt wethouder De Vries. ‘Tijdens die inloopuren werd de aanvraag al zo ver mogelijk ingevuld. Daardoor hebben we snelheid kunnen maken met het behandelen van aanvragen, omdat ze vaak al vrijwel compleet waren. Binnen een week, hooguit twee weken, konden we geld overmaken.’
Schaamte
Toch blijft er nog een groep over die, ondanks alle inspanningen, geen beroep doet op de energietoeslag. Dat kan te maken hebben met schaamte, verwacht De Vries, of met wantrouwen. ‘De overheid die geld uitdeelt, daar kijken sommige mensen zeker sinds de Toeslagenaffaire wantrouwend naar.’ Daarnaast heeft misschien niet iedereen de energietoeslag nodig. ‘Er zullen ook mensen zijn die het prima rooien.’ Bovendien heeft Helmond een extra voorwaarde gesteld aan de groep boven 130 procent van het sociaal minimum: zij moeten een variabel energiecontract hebben. De Vries is blij met het resultaat. ‘Als je ziet hoeveel mensen we bereikt hebben, ben ik heel tevreden.’
In sommige gemeenten, zo ook in Helmond, is de uitgebreide energietoeslag een onderdeel van een groter pakket aan maatregelen. Zo zette de gemeente Katwijk een ‘winterfonds’ op ter waarde van 3 miljoen euro. Het geld wordt onder andere besteed aan schoolontbijt- en lunch voor kinderen uit minimahuishoudens, een subsidiefonds voor maatschappelijke organisaties en een klusteam dat mensen helpt energiebesparende maatregelen te nemen. De gemeente Venlo riep het zogenaamde Venlo-fonds in het leven en maakte daar 1,67 miljoen euro voor vrij. Het geld gaat onder andere naar schoollunches en subsidies voor maatschappelijke instellingen en verenigingen.
Op de plank
In het Helmondse koopkrachtfonds zit 10 miljoen euro. Het grootste deel daarvan ligt echter nog op de plank. Zo’n 1,75 miljoen is al uitgegeven aan de uitbreiding van de energietoeslag, maar de rest van de geld is vrijwel onaangeroerd. Dat komt deels omdat sommige regelingen nog niet van start zijn gegaan. Maar ook de subsidies die al wel beschikbaar zijn, lijken maar langzaam op te starten. Zo hebben tot nu toe twaalf maatschappelijke organisaties een aanvraag ingediend voor compensatie van de energiekosten en hebben zo’n dertig ondernemers een beroep gedaan op een subsidie voor energiebesparende maatregelen.
De verwachting is niet dat het hele budget opgaat
Van de in totaal 1,75 miljoen euro die beschikbaar is voor beide regelingen samen, is minder dan 60.000 euro uitgegeven. De Vries: ‘Ik denk dat het gewoon nog wat meer tijd kost. Bij ondernemers hebben we de regeling in januari nog een keer aangekaart, omdat we hebben gemerkt dat die in december vooral bezig zijn met het helpen van klanten. Dus ik verwacht wel dat we nog meer gaan uitgeven. Maar de verwachting is niet dat het hele budget opgaat. We hebben het bewust ruim gemeten. Niets is zo vervelend als zeggen: sorry, u bent te laat, het geld is op.’
Verschillen in hoogte en financiering
Hoeveel gemeenten de inkomensgrens voor de energietoeslag hebben opgeschroefd naar 150 procent van het sociaal minimum, is niet duidelijk. Binnenlands Bestuur vond er in elke geval tien: Utrecht, Helmond, Venlo, Leeuwarden, Barneveld, Renkum, Katwijk, Veenendaal, Rhenen, Scherpenzeel. Wel stellen sommige gemeenten extra voorwaarden aan de energieslag voor de groep boven 120 procent van het sociaal minimum, of keren ze een lager bedrag uit.
In Renkum krijgen huishoudens met een inkomen van 125 tot 150 procent van het sociaal minimum bijvoorbeeld een energietoeslag van 800 euro wanneer ze kunnen aantonen dat de energierekening minstens 15 procent van het inkomen bedraagt. In Helmond krijgt de groep boven 130 procent ook een lager bedrag (700 of 1.000 euro, afhankelijk van het inkomen) en geldt de regeling alleen voor huishoudens met een variabel energiecontract.
In principe betaalt het rijk alleen de toeslag voor de groep tot 120 procent van het sociaal minimum. De uitbreiding van de regeling wordt dus veelal door gemeenten zelf betaald. Toch kan een aantal gemeenten de doelgroep vergroten zonder zelf geld bij te leggen. Zo kan Utrecht de verhoging van de inkomensgrens naar 150 procent, die naar schatting 6,4 miljoen kost, betalen uit de beschikbare rijksmiddelen. Ook de gemeenten Scherpenzeel, Renkum en Veenendaal betalen de uitbreiding van de regeling volledig uit de rijksbijdrage. Dat kan omdat ‘de verdeelsleutel deze keer gunstig heeft uitgepakt’, laat Scherpenzeel weten. Andere gemeenten, waaronder Katwijk, Rhenen en Leeuwarden, leggen zelf geld bij.
Dat de verdeling van de gelden verschillend uitpakt per gemeente, blijkt ook uit een peiling van Divosa, de vereniging van gemeentelijk directeuren in het sociaal domein. Maar liefst de helft van de gemeenten zegt te weinig budget te krijgen van het rijk om de energietoeslag uit te voeren. Daar staat tegenover dat een vijfde een overschot heeft. Het gemiddelde tekort bedraagt 15 procent van het budget, het gemiddelde overschot is 12 procent.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.