Games weinig effectief voor preventie jeugdcriminaliteit
Dergelijke interventies kunnen zelfs averechts uitpakken.
Meer gemeenten worden door het demissionair kabinet (financieel) ondersteund in het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Met VR-brillen, escaperooms en computerspellen pogen zij hun jonge inwoners van het criminele pad te houden. De effectiviteit van deze interventies is echter twijfelachtig.
Het is een ‘moderne puzzelrit’, de Crime Game van de gemeente Vijfheerenlanden. Dit spel geeft voorlichting over ondermijnende criminaliteit door deelnemers in de huid van een drugscrimineel te laten kruipen. Jonge deelnemers (vanaf 10 jaar) leggen met de auto een tocht door de gemeente af, waarbij ze negen fysieke locaties bezoeken. De rit wordt versterkt door een verhaallijn met acteur Raymond Thiry, bekend van de misdaadseries Penoza en Undercover. Spelenderwijs leren jongeren de gevaren van drugscriminaliteit. De hoofdboodschap: misdaad loont niet! Bovendien werkt dit beter dan simpele voorlichting, is het idee.
Een leuk initiatief en ongetwijfeld goed bedoeld, maar zo simpel is het helaas niet, zegt projectleider drugspreventie Martha de Jonge van het Trimbos-instituut. Deze interventies kunnen volgens haar zelfs averechts uitpakken. Toch besteden gemeenten momenteel veel geld aan (online) games, VR-brillen, escaperooms en allerlei soorten bewustwordingscampagnes voor jongeren om hen af te houden van (drugs)criminaliteit. ‘De vooronderstelling is dat wanneer je jongeren bewustmaakt van iets, ze hun gedrag wel aanpassen. Maar die gedachte klopt niet’, verklaart De Jonge.
BB Waarom werken deze interventies niet?
‘Deze interventies zijn sterk gebaseerd op de bewustwordingsgedachte. Zo wordt in sommige escaperooms aan jongeren verteld dat crimineel geld fout is, of dat drugs gevaarlijk zijn. De literatuur van de gedragswetenschap leert ons dat er allerlei manieren zijn om gedrag te beïnvloeden. Maar alleen maar zeggen: dit is gevaarlijk, doe het niet. Dat helpt niet. Waarom jongeren in het criminele circuit terechtkomen of drugs gebruiken ligt veel genuanceerder. Iemands achtergrond – de wijk, ouders, vrienden, enzovoorts – zijn veel bepalender. Dan kun je wel een uur lang een computerspel spelen, maar de dynamiek die achter het risicogedrag zit verandert daar niet door.’
BB Wie ontwikkelen deze methodes?
‘Ik heb het idee dat dit soort initiatieven vooral worden opgezet door reclame- en campagnebureaus, heel erg vanuit de communicatie-hoek. Zij beschikken lang niet altijd over de juiste wetenschappelijke kennis. Bovendien is het voor hen een verdienmodel. Deze commerciële partijen maken producten die ze willen verkopen aan gemeenten en scholen.
Ik geloof wel dat ze er iets goeds mee willen bereiken, maar het is ook frustrerend, want deze interventies blokkeren wel de route naar methodes die wél werken. Zo wijzen sommige scholen de voorlichting van de verslavingszorg de deur omdat ze met een leuke escaperoom ‘al wat doen’ aan drugs- en criminaliteitspreventie. Met ongetwijfeld de beste intenties, maar wat als er in die klas al leerlingen zitten wiens ouders verslaafd zijn? Of kinderen die al dreigen af te glijden naar de (drugs)criminaliteit? Dan is het contact met ‘zorgmensen’ belangrijk. Zij kunnen signaleren en helpen als het dreigt mis te gaan.’
BB Hoe komt het dat gemeenten alsnog met dergelijke partijen in zee gaan?
‘De rijksoverheid bepaalt dat gemeenten preventieprojecten moeten regelen. Zij krijgen hiervoor ook financiering. Gemeenten signaleren de problemen onder jongeren en zijn vaak zoekende naar een gedegen aanpak. Dat snap ik wel. Zeker in kleine gemeenten zijn ambtenaren soms verantwoordelijk voor twintig thema’s. Als er dan zo’n vlotte aanpak met een VR-bril op hun pad komt is het erg verleidelijk om daarvoor te kiezen. Je kunt in ieder geval aan de buitenwereld laten zien dat je als gemeente dit probleem bij de wortel aanpakt. Soms volgt er nog een krantenartikel met een foto van de wethouder, maar in feite is het een shortcut die niet zal leiden tot het gewenste effect.’
BB Wat zouden gemeenten wél moeten doen?
‘Wat wel werkt zijn langlopende interventies met aandacht voor sociale en maatschappelijke factoren. Dat vergt jaren investeren en kost vanzelfsprekend veel tijd, geld en aandacht. Die ruimte hebben veel gemeenten vaak niet en dat maakt het niet gemakkelijk. Maar wat lokale overheden nu al kunnen doen is meer de zorg betrekken bij dit vraagstuk. Geregeld zien we dat de oplossing wordt gezocht bij de wijkagenten. Zij gaan ook langs basisscholen en geven voorlichting over drugs en criminaliteit. Ongetwijfeld zijn wijkagenten enorm begaan met hun jongeren, maar is dit hun taak? Dat denk ik niet. In plaats daarvan zouden jongeren- of preventiewerkers dit kunnen doen, maar daar zijn veel minder van. Naar schatting zijn er 2.000 jongerenwerkers in Nederland, terwijl in de wet is vastgelegd dat er ten minste één wijkagent per 5.000 inwoners is.
En eigenlijk zouden gemeenten een preventiestructuur moeten ontwikkelen om risicogedrag te voorkomen. Met één projectleider, samenwerking tussen zorg- en veiligheidsafdelingen en monitors die specifieke doelgroepen onderscheiden en bijvoorbeeld de criminaliteit en het drugsgebruik in kaart brengen. Vervolgens kan je op basis daarvan de juiste, effectieve, interventies inzetten. In plaats van alle jongeren benaderen heb je zo zicht op de specifieke risicogroepen. Voor een dergelijke aanpak zijn wel methodes beschikbaar, maar dan moet je als gemeente dus wel de keuze maken om daar tijd en aandacht in te steken.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.