Het eindspel verprutst?
Provincies moeten besluiten nemen over personen en budgetten zonder dat ze weten of die over een paar maanden juist blijken. Het eindspel in de transitie jeugdzorg dreigt verprutst te worden.
Vorige week sprak de Tweede Kamer wederom met de staatssecretarissen van Rijn en Teeven over de voortgang van de transitie jeugdzorg. Niet iets om erg vrolijk van te worden. De drie verantwoordelijke overheden zijn er nog steeds niet in geslaagd om de voor een verantwoorde transitie noodzakelijke duidelijkheid te verstrekken richting het uitvoeringsveld.
Van de provincies is al lang niet zo veel meer vernomen. Die lijken de medeverantwoordelijkheid voor een zorgvuldige overgang van zich af te schuiven. Rijk en gemeenten houden elkaar nog steeds in een verlammende houdgreep gevangen met betrekking tot de discussie over de beschikbare financiën. Afgesproken deadlines worden keer op keer niet gehaald en verder naar achteren geschoven.
Het nieuwste argument van gemeenten om beslissingen naar achteren te schuiven is de onzekerheid over de AWBZ en ZVW budgetten. Gemeenten en Rijk wijzen onmachtig naar elkaar en de uitvoeringsorganisaties staan er bij en kijken er met lede ogen naar. Overheidsonmacht wordt afgewenteld op de uitvoering die van de transitie een succes moet gaan maken. Dit getuigt van dedain voor de uitvoering. Het begint er steeds meer op te lijken dat de overheid het eindspel van de op zich heel hard nodige hervorming van de jeugdzorg aan het verprutsen is.
Door de maar voortdurende budgettaire onzekerheid worden jeugdzorgorganisaties inmiddels gedwongen om beslissingen te nemen over ontslag van personeel en afbouw van zorginfrastructuur in een omvang waarvan over een paar maanden alsnog zal blijken dat die te vergaand is en ook budgettair helemaal niet nodig. Maar tegen de tijd dat de gemeenten daar achter komen is het te laat om die beslissingen nog terug te draaien. Daarbij komt dat vanwege de maar voortdurende onzekerheid de beste jeugdzorgwerkers eieren voor hun geld kiezen en elders emplooi zoeken. Tegen de tijd dat de gemeenten zich realiseren dat ze deze mensen hard nodig hebben zijn ze niet langer beschikbaar met alle gevolgen voor de kwaliteit en zorgcontinuïteit van dien.
Nieuwe bezweringsformules zoals de Transitie Autoriteit zullen de oplossing niet tijdig brengen. Ronduit hilarisch in dit verband was de discussie in de Tweede Kamer over verhouding tussen de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd en de Transitie Autoriteit. Een typisch “Haagse” discussie over wie toezicht moet houden op wie, terwijl het moet gaan over wat er voor nodig is om per ommegaande een einde te maken aan de onmacht van de om elkaar heen draaiende overheden, zodat de jeugdhulporganisaties eindelijk weten waar ze aan toe zijn.
De onderhandelingen met de Bureaus Jeugdzorg zijn het verst gevorderd. Ten onrechte wordt echter de indruk gewekt, dat het feit dat alle BJZ’s inmiddels afspraken hebben gemaakt met de gemeenten over de dienstverlening in 2015 (en soms ook 2016) betekent dat zorgcontinuïteit is gewaarborgd. Zolang er geen sluitende afspraken zijn gemaakt over de financiering van de onvermijdelijke frictiekosten is de continuïteit van de BJZ’s immers niet verzekerd. Duidelijkheid over de omzet alleen is dus niet genoeg. Alle andere instellingen hebben nog niet eens duidelijkheid over hun omzet in 2015 en zijn nog veel verder van huis.
Het is dus de hoogste tijd dat de overheid op de kortst mogelijke termijn een einde maakt aan de budgettaire onzekerheid. Niet in het belang van de organisaties in kwestie, maar in het belang van de zorgcontinuïteit voor kwetsbare kinderen in de knel. Dat kan heel simpel door de tot nu toe gehanteerde destructieve beleidslogica in te ruilen voor een benadering gebaseerd op uitvoeringslogica. We weten allemaal dat per 1-1-2015 het aantal kinderen in de knel niet ineens veel minder is geworden. We willen ook niet dat bestaande zorginfrastructuur te snel wordt afgebouwd. We willen geen nieuwe wachtlijsten. We willen een zachte landing op basis van een meerjarig overgangsregime. We weten ook dat de bestaande jeugdhulporganisaties de budgettaire taakstelling voor 2015 conform regeerakkoord wel kunnen opvangen. Laat het daar voor 2015 bij, communiceer dit nog deze week richting het uitvoeringsveld en neem de eventuele later blijkende hieruit voortvloeiende budgettaire risico’s voor rekening van de overheid. Wat mij betreft mag daarbij tevens de afspraak worden gemaakt dat later blijkende verwijtbare frictiekosten (ter beoordeling aan de Transitie Autoriteit) alsnog voor rekening komen van de jeugdhulporganisatie in kwestie. Ook als dit tot faillissement leidt. Een snelle doorstart met een nieuw bestuur kan in dat geval voor zorgcontinuïteit zorgen.
Kiest de overheid niet voor deze weg, dan is het wachten op de volgende parlementaire enquête. Niet over het verkeerde besluit tot transitie, maar over het verprutsen van het eindspel om de transitie tot een succes te maken.
Erik Gerritsen
Ontstellend naief vind ik de gedachte dat de transitie van de jeugdzorg Op deze Manier ! niet van meet af aan een
doodgeboren kindje was.De parlementaire enquete zal dus over het besluit en het proces gaan.