Advertentie
sociaal / Achtergrond

Einde subsidie, einde dienstverband

Met de Wet werken naar vermogen sneuvelt (voorlopig) ook een landelijk experiment met loondispensatie. Het zoveelste instrument dat moet bevorderen dat mensen met een beperking aan de slag komen. ‘Leg het gewoon op, met een quotum,’ zeggen ambtenaren in Smallingerland.

22 juni 2012

Johnny Jansen kan werken als een paard. Van thuis op de bank zitten wordt hij gek. Johnny (40) heeft ADHD en leest moeilijk. Hij móet zijn energie kwijt, beter in werk dan in andere bezigheden. Dat zeggen niet alleen de mensen die hem kennen, dat vindt hij vooral zelf. Thuis maakt zich een grote onrust van hem meester. ‘Ik kijk films en ik maak muziek. Maar ik heb van huis uit meegekregen dat een mens hoort te werken. Dat zit diep in mij.’

Via de Friese sociale werkplaats Caparis werkte Johnny in de groenvoorziening. Maar ondanks zijn zogeheten SW-indicatie bleek de werkvoorziening voor hem niet de beste habitat. ‘Johnny heeft behalve een arbeidsethos zoals bijna geen ander bákken energie, dat houd je niet voor mogelijk,’ zegt Gerard Hoekstra, werkzaam op de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Smallingerland. Eén dag per week is Hoekstra daarnaast werkzaam als bedrijvencontactfunctionaris op de afdeling Economische Zaken.

‘Als zijn collega’s nog bezig waren aan het begin van het plantsoen, groef Johnny al aan het eind,’ zegt hij. ‘Dat is zowel zijn sterke punt als zijn valkuil. Hij moet vaak meer worden afgeremd dan aangemoedigd. Het tempo in de SW-ploegjes ligt voor hem niet hoog genoeg. Onze inschatting is dat hij beter uit de verf komt bij een reguliere werknemer. Zo doen we dat: we kijken eerst naar de kandidaat en gaan dan op zoek naar een geschikte werkgever.’

Heftruck

Inmiddels is Johnny’s loonwaarde vastgesteld op 80 procent. Na een paar weken ‘proberen’ werkt hij sinds 1 mei met een jaarcontract bij een drankengroothandel van Heineken in Drachten, als order­picker, heftruckchauffeur en emballagemedewerker. 80 procent van zijn cao-loon wordt betaald door de werkgever. De gemeente vult het loon vervolgens aan tot maximaal 100 procent van het wettelijk minimumloon (WML), in de vorm van een aanvullende uitkering. Is Johnny happy met de huidige dienstbetrekking? ‘Ja echt wel! Veel meer dan in het groen. Ik hoor erbij en mijn collega’s steunen mij. Of ik na dit jaar kan blijven? Ik reken nergens op. Maar ik probeer me wel waar te maken.’

Waar Johnny binnenkomt, treedt vrolijkheid binnen. ‘Altijd goed gehumeurd,’ zegt de receptioniste. ‘Komt hij met hangende mondhoeken binnen, dan is er echt wat. Dat hebben we nog niet meegemaakt. ’ Maar hoe graag Johnny ook wil, het is Hoekstra duidelijk dat Johnny niet zonder begeleiding bij een gewone baas aan de slag kan. En dat hij waarschijnlijk nooit een loonwaarde van 100 procent zal halen. Johnny kent zijn eigen beperkingen.

‘Ik moet het niet te snel willen doen, want dan maak ik fouten. Mijn collega’s fluiten me terug: rustig aan Johnny!’  Zijn dyslexie zit hem bij Heineken niet in de weg, beweert hij: ‘Ik kan niet zo goed lezen, maar rekenen kan ik goed. Dat is belangrijk als je orderpicker bent.’

Met de val van het kabinet-Rutte en het controversieel verklaren van de Wet werken naar vermogen sneuvelt volgend jaar mogelijk ook de loondispensatie, een instrument waarmee op dit moment in 32 gemeenten wordt geëxperimenteerd. Smallingerland meldde zich aan, ‘puur uit pragmatisme, omdat we anders helemaal geen capaciteit en middelen hebben,’ zegt Marijke de Vries, jurist en hoofd Sociale Zaken.

Loondispensatie betekent dat de werkgever niet het gangbare loon betaalt, maar in de vorm van een lager loon wordt gecompenseerd voor de mindere productie en de soms bijzondere ‘gebruiksaanwijzing’ van de medewerker met een beperking. De gemeente vult het loon vervolgens aan tot maximaal 100 procent van het wettelijk minimumloon (WML). Het instrument mag uitsluitend worden ingezet voor uitkeringsgerechtigden die niet op eigen kracht het WML kunnen verdienen, maar wel minimaal 20 procent daarvan.

Smallingerland let streng op dat laatste, vertelt Meta van Dijk, beleidsmedewerker op de afdeling Sociale Zaken van Smallingerland. Het is niet de bedoeling dat er ‘opgeplust’ wordt bij de vaststelling van het arbeidsvermogen. ‘Met loondispensatie organiseer je verdringing, als je niet oppast. Er zijn ook voldoende mensen zónder beperking die niet aan de bak komen, al hebben die het misschien wel iets gemakkelijker omdat ze beter voor zichzelf kunnen opkomen.’

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten meldt dat leden vinden dat de toegangstoets voor loondispensatie tot onnodige rompslomp leidt en geen meerwaarde heeft. Hoe kijken ze daar in Smallingerland tegenaan? ‘Ach, je kunt het jezelf zo moeilijk maken als je wilt,’ stelt Meta van Dijk. ‘Wij zijn kampioenen in het omzeilen van bureaucratie,’ zegt Marijke de Vries. ‘De vragenlijst van de toegangstoets houden wij we in ons achterhoofd,’ zegt Gerrit Hoekstra. ‘Maar die komt niet op tafel. Het is maar een lijst, een hulpmiddel, meer niet.’

Op het werk kijkt Heineken-medewerker Ab van der Ree mee over Johnny’ s schouder. Van der Ree is volgens Johnny ‘een goede baas, maar ook streng. Dat heeft iemand zoals ik ook nodig.’ Van der Ree op zijn beurt lijkt ook gesteld op Johnny, maar wil zich niet uitspreken over diens toekomst bij het bedrijf. ‘We zijn wel een bedrijf met winstoogmerk. En sterk gebonden aan seizoenspieken. Druk in de zomer, rustiger in de winter. Hoe het na het jaarcontract verder gaat, kan ik niet voorspellen.’

Beperking

‘De beperking maakt of iemand tot de doelgroep voor loondispensatie hoort, niet IQ of niveau,’ zegt Hoekstra. Via zijn bemiddeling is ook een vrouw met een hbo-opleiding aan een baan geholpen, die door een psychische beperking extreem veel structuur en bevestiging nodig heeft. ‘Ze werkt bij een taxi­bedrijf en doet leerlingenvervoer, ’s ochtends en ’s middags. Als ze van A naar B moet rijden, arriveert ze op hetzelfde moment als iedere andere chauffeur, dus wat dat betreft is haar productiviteit 100 procent. Daar zit dus niet het verlies.

Maar gooi het rooster om en ze raakt van slag. De werkgever is wel met haar geholpen. Voor hem was het moeilijk personeel te bevinden buiten het uitkeringscircuit. Maar hij is misschien wel een uur per dag kwijt aan begeleiding. Daarom betaalt hij niet het volle pond aan loon.’ De betreffende werkgever is van goede wil, maar Hoekstra laat doorschemeren dat – gezien andere klussen die de vervoerder krijgt uit gemeentelijke hoek – het ‘voor wat, hoort wat’-principe ook gewicht in de schaal legt.

Scepsis

Meta van Dijk heeft al diverse verschillende vormen van gesubsidieerde arbeid voorbij zien komen. Het is net een draaideur, schetst ze. Kandidaten erin, eruit, en soms er weer in. Of, als de nieuwe regeling terugkeer uitsluit, mag de volgende gegadigde met een premie op zijn hoofd aan de slag. ‘We hadden de Melkert-banen, ID-banen, de JWG-banen, de Banenpool en de WIW. Voor al die varianten geldt: einde subsidie is einde dienstverband. Je ziet telkens hetzelfde mechanisme. Het werk blijft bestaan, maar het wordt iedere keer opgevuld met andere klanten, of dezelfde. Denk aan de conciërges bij scholen.’ Van Dijks aanvankelijke optimisme is omgeslagen in scepsis. ‘Het is voor ons uiterst vervelend als we in een klant investeren die vervolgens weer op de keien staat. Maar nog veel erger is het voor betrokkene zelf. Die wordt keer op keer teleurgesteld. De doelgroep waar wij het nu over hebben, zit het doorgaans al niet zo mee in het leven. Je kunt je voorstellen wat dat betekent voor de motivatie op langere duur.’

Marijke de Vries doet er nog een schepje bovenop. De ‘Haagse mantra’s’ komen haar zo onderhand de keel uit, zegt ze. ‘Lariekoek,’ noemt zij de bewering dat arbeidsgehandicapten qua loonwaarde een flinke groei kunnen doormaken, om (zoals de bedoeling is) daarna zo mogelijk door te stromen naar een gewoon dienstverband. ‘Als de beperking de oorzaak is van de verminderde productiviteit dan moet je als het mogelijk is daar iets aan doen. Arbeid op zich is niet een medicijn om de beperking te genezen. Misschien dat de productiviteit door routine een paar procentjes toeneemt. Veel meer zit er meestal echt niet in.’

Zij is de over elkaar buitelende wetgeving op het gebied van werk en inkomen beu, omdat die alleen in uitzonderlijke gevallen leidt tot duurzame werkgelegenheid. In weerwil van de door gemeenten gekoesterde autonomie is er volgens haar maar één oplossing om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt blijvend aan het werk te helpen: ‘Via de wetgeving afdwingen dat werkgevers verplicht zijn mensen met een beperking in te schakelen. Als ik het voor het kiezen had, gaf ik waarschijnlijk ook de voorkeur aan iemand zónder boven iemand mét een vlekje. Het valt niet te ontkennen dat je er een hoop werk aan hebt.

Sommige bedrijven zijn vast maatschappelijk betrokken, maar geen enkel bedrijf staat te trappelen. Daarom is het aan de slag helpen van mensen met een beperking een taak van de wetgever. Die moet het maar opleggen, met een quotum. De overheid is er voor het publieke belang en daar heeft zij een instrument voor en dat is wetgeving. Als je vindt dat het voor de samenleving van belang is dat ook mensen met een beperking meedoen op de arbeidsmarkt, dan moet je dat verplichten. Het zal slikken zijn voor werkgevers, maar je bereikt er wel mee dat ze met z’n allen in hetzelfde schuitje zitten. Bedrijven moeten zich houden aan milieuregels, of belastingafdracht en daar dealen ze ook mee. Is dat een politieke uitspraak? Nou, dat moet dan maar.’


Een lange vragenlijst van ­anderhalf uur
Ter voorbereiding op de Wet werken naar vermogen doen 32 gemeenten mee aan een tijdelijke proef met loondispensatie. Werkgevers mogen sinds twee jaar minder dan het Wettelijk minimum loon (WML) betalen, als een werknemer door zijn arbeidsbeperking minder productief is dan een niet arbeidsongeschikte kracht. De werkgever betaalt voor het werk dat iemand daadwerkelijk doet. De gemeente past bij tot het minimumloon. Verwerkt iemand bijvoorbeeld vijf orders per dag terwijl een niet-arbeidsongeschikte werknemer er tien aan kan, dan krijgt deze persoon van zijn werkgever de helft van het salaris dat bij die functie hoort.

De pilot moet uitwijzen of mensen met een lichamelijke handicap, psychische aandoening of psychosociale beperking met loondispensatie meer kans maken op een baan bij een ‘gewone baas’. Met de val van het kabinet-Rutte en het controversieel verklaren van de Wet werken naar vermogen is ook de toekomst van loondispensatie ongewis. Voordat iemand met loondispensatie aan de slag mag, wordt een toegangstoets uitgevoerd. Dit is een lange vragenlijst (beantwoorden duurt anderhalf uur), waaruit moet blijken of iemand in staat is zonder bijpassen het minimumloon te verdienen. Maar volgens de VNG leidt de toegangstoets vooral tot onnodig papierwerk. De ‘echte’ loonwaardebepaling kan pas op de werkplek plaatsvinden, omdat daar duidelijk wordt wat iemand in zijn mars heeft.

Gemiddeld gaan cliënten er financieel 106 euro op vooruit wanneer ze met loondispensatie aan het werk zijn. Gehuwden in de bijstand, voor wie de uitkering gelijk is aan het minimumloon, worden er financieel niet beter van. Ook cliënten met een SW-indicatie zijn niet royaler af, omdat ze bij de sociale werkvoorziening minimaal volledig WML verdienen. Van de cliënten die meedoen aan de proef heeft bijna éénderde een SW-indicatie. De verwachting is dat voor laatstgenoemde groepen de ‘prikkel tot werk’ niet groot is. Een ervaringsfeit is dat niet uitkeringsduur of type handicap bepalend is voor succesvolle plaatsing, maar motivatie.

Bron: Research voor Beleid, februari 2012

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie