Advertentie
sociaal / Achtergrond

Échte CJG’ers!

Eind 2011 hebben alle 418 gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin, waarin eigengereide professionals van diverse pluimage moeten samenwerken. Hoe zorg je ervoor dat dat ook daadwerkelijk gebeurt?

26 augustus 2011

Op de parkeerplaats van de lommerrijke uitspanning ‘Het Wapen van Zoetermeer’ staat een groep mensen in een kring. Ze hebben allemaal een lange houten stok vast. De kring zet zich in beweging. Iedereen laat zijn eigen stok los en neemt de stok van zijn of haar voorganger over. Er klet teren aardig wat stokken op de grond. Pas na een tijdje oefenen vallen er geen stokken meer.

 

Dit is géén flauwe grap op een vrijgezellenfeest waar de drank al rijkelijk vloeide. De deelnemers zijn allemaal professionals in de jeugdzorg of het onderwijs en werkzaam in het Centrum voor Jeugd en Gezin Meerpunt, dat bijna een jaar bestaat. De gemeente Zoetermeer heeft de training ‘Wie het weet, mag het zeggen - samenwerken voor Jeugd en Gezin’, van organisatie-adviseur Corina Schenk en haptotherapeute Ineke Dicker ingekocht voor alle professionals van het CJG. Meer dan honderd professionals schreven zich in voor de trainingen die tot het einde van dit jaar worden gegeven.

 

Ineke Dicker staat op de parkeerplaats toe te kijken hoe de groep het ervan afbrengt met de stokken. Ze ziet ‘allemaal interessante processen zich afspelen’. ‘Die oefening lijkt kinderspel, maar het maakt heel mooi inzichtelijk hoe mensen samenwerken’, aldus Dicker. ‘Je ziet dat veel mensen zich alleen maar concentreren op hoe ze de stok van hun voorganger over kunnen pakken. Ze laten hun eigen stok gewoon uit hun handen vallen, hebben geen oog voor degene die hun stok moet overpakken. Zo gaat dat in een organisatie, waar moet worden samengewerkt, ook vaak. Het wordt pas een geoliede machine, als je ook taken goed overdraagt aan je opvolger.’

 

Smeltkroes

 

Samenwerking is essentieel in een ketenorganisatie als het Centrum voor Jeugd en Gezin waarin maatschappelijk werkers, jeugdartsen, consultatiebureau-artsen, jeugdverpleegkundigen, mensen uit de jeugdzorg, het welzijnswerk, de Zorg Advies Teams (ZAT) en diverse andere professionals in de jeugdzorg moeten samenwerken aan de opdracht: ´Eén Gezin, Eén Plan’. Volgens organisatie- adviseur Corina Schenk, is het CJG geen nieuwe voorziening, maar een nieuwe manier van werken. ‘Het is een complexe smeltkroes van belangen omdat voor het eerst de “eigenwijze” werelden van onder meer zorg, onderwijs en openbaar bestuur bij elkaar worden gebracht.’

 

Schenk stond aan de wieg van CJG het Meerpunt in Zoetermeer en bedacht samen met haptotherapeut Ineke Dicker de training. Afspraken om samen te werken zijn niet nieuw, maar tot nu toe ontwikkelde zich volgens Schenk nog geen ‘groter geheel’. ‘Het CJG-model kan deze functie wel bieden en écht van toegevoegde waarde zijn’, meent Schenk. Maar dan moet er wel draagvlak zijn voor het CJG. ‘Nu komen beroepskrachten nog regelmatig in een spagaat terecht. Ze moeten verantwoording afleggen aan hun leidinggevende bij bijvoorbeeld de GGD en dan ook nog aan de coördinator van het CJG. Dat kan moeilijkheden opleveren. Ik sprak een jeugdarts die dolgraag meer tijd wil steken in het CJG, maar daar van haar leidinggevende geen uren voor krijgt.’

 

In Zoetermeer komt dit niet meer voor. Alle ketenpartners van het CJG het Meerpunt hebben een convenant getekend, waarin staat dat ze allemaal hun steentje bij zullen dragen. Corina Schenk: ‘Iedereen ziet de meerwaarde van het CJG in.’

 

Stapje

 

Belangrijkste opdracht is volgens Schenk dat de professionals en beroepskrachten ‘échte CJG’ers’ worden. Dat betekent soms dat je als professional een stapje terug moet doen. Ineke Dicker speelde in de training een casus na. ‘Er bleken vijftien professionals met een gezin bezig te zijn. Vind je het gek, dat de moeder de bomen door het bos niet meer zag?

 

Ik heb met het naspelen van de casus heel scherp gekeken of al die vijftien professionals ook echt een toegevoegde waarde hadden voor het gezin. Is het werkelijk nodig dat er een algemeen maatschappelijk werker én een schoolmaatschappelijk werker om de tafel zitten? We kwamen tot de conclusie dat een delegatie van vijf professionals genoeg was en wel zo overzichtelijk voor de moeder van het betreffende kind.’

 

Wantrouwen

 

Om echt samen te werken, moet je elkaar eerst leren kennen en vertrouwen. Leo Cok, sinds vorig jaar CJGondersteuner vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, merkt dat er over en weer nog aardig wat wantrouwen is. ‘Gemeenten kunnen mijn hulp inroepen als ze opstartproblemen hebben met het CJG.” Wat Cok opvalt, is dat er achter de deur van het CJG nog aardig wat ‘eilandenrijkjes’ zijn. ‘De professionals denken nog te veel vanuit hun eigen discipline. Het valt me ook op hoe weinig de diverse ketenpartners van elkaar weten. Ze kennen elkaar vaak niet eens. En dan is het al gauw: ‘onbekend, maakt onbemind’. Het mooie is dat ze door de vorming van een CJG nu met elkaar in contact komen. En dat ze in plaats van langs elkaar heen werken, toch meer gaan samenwerken.’ Dat is een eerste stap, vindt Cok.

 

Spoorboekje

 

In Zoetermeer is een ‘Spoorboekje’ ingesteld om de diverse organisaties wegwijs te maken en de hulpverlening goed op elkaar te laten aansluiten. Over ‘Papieren Kinderen’ mag niet meer worden gesproken. Alle professionals moeten het kind tenminste een keer hebben gezien voordat ze met elkaar in overleg gaan. Dat klinkt haast te mooi om waar te zijn en ook behoorlijk arbeidsintensief. ‘Het is een investering, maar die betaalt zich dubbel en dwars terug, omdat je daarna veel sneller kunt schakelen’, aldus Roel Pots, voorzitter bij het Openbaar Primair Onderwijs Zoetermeer. In Zoetermeer is het onderwijs vanaf het begin actief betrokken bij het CJG.

 

‘We zijn misschien wat trager op gang gekomen dan andere gemeenten, maar dat levert ons nu juist een voorsprong op. We hebben veel geleerd van de ervaringen van andere CJG’s’, vertelt Mariëtte van Leeuwen, wethouder Jeugd (Lijst Hilbrand Nawijn) van Zoetermeer. Dat de Jeugdzorg straks wordt overgeheveld van provincie naar gemeente, vindt de wethouder een positieve ontwikkeling. ‘Het geeft ons de kans om de zorg voor de jeugd van het laagdrempelige CJG tot de zwaardere, tweedelijns zorg, helemaal binnen de gemeente te regelen en af te stemmen.’  


Tegen verkokering
Het concept van Centra voor Jeugd en Gezin is in 2007 door voormalig minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin (ChristenUnie) opgericht om de verkokering in de jeugdzorg tegen te gaan. De afgelopen 4 jaar zijn overal Centra voor Jeugd en Gezin opgericht. Eind dit jaar moeten alle 418 gemeenten een CJG hebben. De teller staat medio 2011 op 87 procent, de verwachting is dat het netwerk van CJG’s eind dit jaar dekkend is. Niet overal slaat het CJG direct aan. Deventer besloot onlangs drie CJG-inlooppunten te sluiten, omdat er te weinig ouders op af kwamen: slechts 24 in een heel jaar. Het CJG wordt nu gevestigd op plekken waar ouders wél komen: consultatiebureaus en scholen. In Rheden en Pijnacker-Nootdorp gebeurt hetzelfde. In 2016 worden de CJG’s geëvalueerd. 


Synergie?
Puck Winnubst , studente aan de Universiteit van Amsterdam, sluit haar Master Opvoedondersteuning af met een onderzoek naar ‘De synergie in het CJG’. Aan haar onderzoek doen zestien CJG’s mee, onder meer die uit Bloemendaal, Tilburg, Spijkenisse, Kampen en Amsterdam. Eén deel van het onderzoek gaat over de multidisciplinaire samenwerking. 63 procent van de respondenten zegt tevreden te zijn over die samenwerking, 8,6 procent is ontevreden, 28,1 procent is ‘niet ontevreden maar ook niet tevreden’.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie