Advertentie
sociaal / Nieuws

‘Duidelijkheid politiek over kinddossier’

Iedereen vindt dat er een elektronisch kinddossier moet komen. Door zoveel consensus worden belangrijke praktische en ethische zaken over het hoofd gezien. ‘Een kinderarts spreekt andere taal dan een politie-agent.’

26 september 2008

Het systematisch verzamelen en bewaren van gegevens over mensen, zoals de bedoeling is met het elektronisch kinddossier (EKD), roept ethische en praktische vragen op waarover de politiek zich moet uitspreken. Dat zegt Ton Monasso. Hij studeerde af op het EKD bij het instituut voor Ethiek en Technologie van de drie Technische Universiteiten en houdt zich nu bij adviesbedrijf Capgemini ook met deze materie bezig.

 

Naar aanleiding van Monasso’s boek In the picture over het EKD werd vorige week een ‘expertmeeting’ gehouden. Monasso: ‘Hoeveel informatie moet je als overheid vast willen leggen? Wanneer is het niet meer proportioneel? Hoe lang moet je een dossier bewaren, wie mogen het allemaal gebruiken? Van wie is zo’n dossier? Van de hulpverlener of van de cliënt over wie het gaat? De invoering van het EKD en de verwijsindex (verschillende hulpverleners geven elkaar signalen als een cliënt bij hen wordt geregistreerd, red.) wordt heel instrumenteel benaderd. Men is het er zo over eens dát het dossier er moet komen, dat over dit soort vragen heen wordt gestapt.’

 

Grote druk

 

Hoewel het EKD en de verwijsindex volop in ontwikkeling zijn, is het volgens Monasso nog niet te laat. ‘Het kinddossier zoals het nu wordt ontwikkeld gaat alleen uit van uitwisseling van gegevens binnen de jeugdgezondheidszorg. Bij de verwijsindex wordt ook geen inhoudelijke informatie uitgewisseld. Maar de druk vanuit de Tweede Kamer en de grote steden is er wel om meer en inhoudelijker informatie uit te wisselen.’ Als dat zou gebeuren, dreigt onder meer het gevaar van miscommunicatie tussen professionals van verschillende disciplines, denkt Monasso. ‘Een kinderarts en een politieagent spreken een andere taal. En wat betekent het als een situatie “urgent” is? Daar kunnen ze heel anders tegenaan kijken.’

 

Blindheid

 

Monasso waarschuwt ookt voor ‘blindheid de andere kant op’: ‘Het opstellen van risicoprofielen kan gevaarlijk zijn voor de mensen die niet in het plaatje van het typische probleemgeval passen. U komt uit Bloemendaal, bent autochtoon en hoog opgeleid? Dan zouden wij niet weten waarom er met u iets mis moet zijn, kan dan de reflex zijn.’

 

Hulpverleners kunnen door te veel informatie ook op het verkeerde been worden gezet, waarschuwt Tomasso: ‘Het is lastiger een onafhankelijk oordeel te geven als je net een verslag van een collega over een gezin hebt gelezen. Het kleurt de bril waarmee iemand naar een situatie kijkt. Het delen van informatie moet ook geen doel op zich worden. Dan krijg je dat hulpverleners vinden dat ze elkaar niet meer hoeven te bellen, “want ik heb het dossier al voor me liggen”. Terwijl de informatie multi- interpretabel kan zijn.’ Ook bij professionals die nu al werken met een kinddossier en een verwijsindex, leven veel vragen over de grenzen van deze instrumenten, zo bleek tijdens het debat.

 

Wim Vleugels is programmamanager risicojeugd van de GGD in Rotterdam, en enthousiast over het systeem. Maar kritisch is hij wel over de bewaartermijn: ‘Na een aantal jaren verdwijnen gegevens van een strafblad. Informatie uit het EKD wordt 23 jaar bewaard.’

 

Vleugels noemde het ook een illusie te denken dat het verzamelen en bewaren van gegevens op zich problemen met jongeren oplost: ‘Het blijft statistiek: je benoemt factoren die mógelijk kunnen leiden tot bepaalde effecten. Je kunt hooguit besluiten dat een kind vaker door de schoolarts moet worden opgeroepen. Het punt is niet zozeer het verzamelen van informatie, maar wat je ermee doet.’ Monasso pleit er in zijn boek onder meer voor alleen informatie te verzamelen waar hulpverleners ook echt iets mee kunnen. ‘Zonder dat er kan worden ingegrepen ligt het niet voor de hand informatie te verzamelen.’

 

Afschrikwekkend

 

Een medewerkster van een welzijnsinstelling waarschuwde in het debat voor de afschrikwekkende werking van het EKD: ‘Het is ongelooflijk welke gegevens je nu allemaal moet opgeven als je bij het consultatiebureau komt. Hoe is je relatie, hoe is het huwelijk van je ouders, je schoonouders? Het kan intimiderend werken. Juist mensen die in de doelgroep van jeugdzorg vallen zijn vaak enorm wantrouwend. Ik vrees dat een EKD dat niet beter maakt. We moeten nadenken hoe we informatie kunnen verzamelen zonder te verdrinken in details. We moeten de burger geen ongemakkelijk gevoel geven.’

 

Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek, is bang dat een kinddossier de aandacht afleidt van andere dan individuele factoren die kunnen leiden tot problemen met jongeren. ‘We zetten nu helemaal in op de individualistische aanpak: wat in de geschiedenis en levensomstandigheden van dit kind vormt een risico? Terwijl we weten dat sociologische factoren ook enorm van invloed zijn. Bij kindermishandeling bijvoorbeeld, is er een correlatie met de wijk waarin je opgroeit. Dat probleem gaan we dus niet terugdringen als we ons helemaal op dat individuele kind richten. En wil je hele wijken opnemen als risicoprofiel in een kinddossier? Als iets een sociaal probleem is, dan moet je de oplossing ook zo benaderen.’ 

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie