‘De WW is geen hangmat’
Reïntegratie van werklozen moet effectiever en efficiënter, vindt minister Donner. Werkcoaches moeten ‘nog beter’ gaan beoordelen wat voor hulp iemand écht nodig heeft. Ernst Oostingh is zo’n coach. Hij werkt bij het UWV in Den Helder. Het gaat erom ‘de mens achter de werkloze’ te blijven zien, vindt hij.
De werkdag van UWV-reïntegratiecoach Ernst Oostingh begint vandaag met bloemen. Met een flinke bos roze rozen in de aanslag komt Arie van Bruggen het kantoor binnen. Maar als Oostingh op de corpulente vijftiger afstapt kan die zijn teleurstelling nauwelijks verbergen. De rozen zakken langs het grote lijf en onder zijn ouderwets grote snor verschijnt een pruillip. Net nu de vijftiger wil komen vertellen dat hij eindelijk weer een baan heeft, is zijn vaste begeleidster, Jolanda, een dag op cursus.
Ernst Oostingh neemt de honneurs waar. Hij belooft de bloemen bij Jolanda te bezorgen en neemt uitgebreid de tijd om de teleurstelling weg te masseren met enthousiaste complimenten en meelevende woorden: ‘Het is toch fijn dat u nu een stukje beloning krijgt voor uw inspanningen, het heeft best lang geduurd’, zegt hij. ‘Het is toch ook een stukje bevestiging voor uzelf, dat je ziet “ik kan het nog”.’
‘Dat is mooi nieuws’, constateert de reïntegratiecoach tevreden als Van Bruggen de deur uit is. ‘Het heeft er voor hem toch somber uitgezien. Hij was behoorlijk lang werkloos. Ik zag in het dossier dat hij een tijd bij een psycholoog heeft gelopen en hij is ook al op leeftijd. Nu maar hopen dat het na een half jaar niet weer afgelopen is.’ De bloemen belanden voorlopig op een doos in een halletje.
Werkfabriek
Ernst Oostingh is pas 37 jaar oud, maar werkt al 18 jaar bij het UWV, voorheen het GAK, in Den Helder. Hij begon er direct na zijn middelbare school op de postkamer en heeft er sindsdien allerlei soorten werk gedaan. Lang had hij niet veel met de cliënten zelf te maken: ‘De WW-regels uitleggen en klaar.’ Maar een paar jaar terug bepaalde politiek Den Haag dat het helemaal anders moest bij het UWV. ‘Werk, werk, werk’, werd het devies en van een uitkeringsfabriek werd het UWV een ‘werkfabriek’: mensen met een uitkering moeten zo snel mogelijk weer aan het werk worden geholpen.
In eerste instantie werd de reïntegratie meestal door particuliere bureaus begeleid, maar de laatste jaren doet het UWV dat meer en meer zelf. Dus is Ernst Oostingh nu reïntegratiecoach en heeft hij steeds zo’n honderd mensen die in de WW zitten onder zijn hoede. Zijn cliënten hebben eerst een half jaar zelf en met hulp van het CWI moeten proberen weer aan de slag te komen. Wie dat niet lukt komt bij het UWV uit voor reïntegratie, bijvoorbeeld bij Ernst.
Hij controleert de werkbriefjes waarop ze hun sollicitatieactiviteiten invullen, leest sollicitatiebrieven, regelt stages, vrijwilligerswerk en scholing, en voorziet zijn cliënten van tips. Dat gaat dan bijvoorbeeld zo: ‘In een sollicitatiebrief schrijven dat je geen baan meer hebt omdat je niet met je vorige baas overweg kon is natuurlijk niet handig. Je gaat in de kroeg tegen een leuke vrouw toch ook niet zitten jammeren over je ex?’
Als iemand voor de zoveelste keer is afgewezen, stuurt hij een opbeurend mailtje en boos wordt Oostingh als hij het idee heeft dat iemand niet genoeg zijn of haar best doet om weer aan het werk te komen. ‘Ik zeg altijd: de WW is een vangnet, geen hangmat. Je moet niet bij mij aankomen dat vier sollicitatiebrieven in een maand veel is.’ Een boze Ernst Oostingh is moeilijk voorstelbaar. Hij spreekt uiterst bedachtzaam en op kalme toon. Dat heeft hij zichzelf aangeleerd, bekent hij. ‘Je moet wel een bepaalde rust over je hebben. Het komt toch voor dat mensen je uitproberen. Dat is een stukje inzicht dat je krijgt.’
Onberispelijk
De Alkmaarder gaat nonchalant, maar tegelijk onberispelijk gekleed. In zijn spijkerbroek zit nog net geen vouw, de kuif in zijn donkere haar staat fier in de gel, de boord van een hemd piept boven zijn trui uit. Zijn werkkamer, op de eerste verdieping van het groezelige gebouwtje dat het UWV met het CWI en de sociale dienst in het winkelcentrum van Den Helder deelt, is al even onberispelijk. Er is geen losse post-it te bekennen. Op het bureau alleen de computer, een telefoon en een doos tissues.
De persoon Ernst Oostingh verraadt zich slechts in de PSV-foto op de kast. Aan de muur waar hij vanachter zijn bureau op uitkijkt, hangt een grote poster van een verlaten, tropisch strand. Voor de volgende cliënt zich meldt, werkt Oostingh wat mailtjes weg. Een dame doet in haar mail verslag van haar sollicitaties van de afgelopen maand. Negen brieven heeft ze verstuurd. Ze is één keer afgewezen, acht keer heeft ze niet eens een reactie gekregen. Oostingh: ‘Dat is helaas heel normaal.’
Bij een andere vrouw die binnenkort weer langs moet komen voor een gesprek informeert hij aan de telefoon alvast hoe het met de sollicitaties staat. Een typische ‘tandartskandidaat’ is ze: ‘Zo iemand die een half jaar slecht poetst en een week voor de afspraak heel hard gaat flossen. Daar moet je dus een beetje druk achter zetten.’ Voor mensen die helemaal niet willen, heeft de coach een speciale techniek: ‘Gewoon heel vaak oproepen. Die mogen zich elke twee weken bij mij op kantoor melden. Dat steeds verantwoording afleggen vinden ze helemaal niet leuk, dus dan ontwikkelt zich wel een stuk besef.’
Mensen die naar alcohol ruiken, er onverzorgd bijlopen, of zich onhandig gedragen, dat blijft hij lastig vinden. ‘Het is altijd weer moeilijk om zoiets te zeggen. Maar ja, het kan niet anders. Als het mij opvalt dan ziet een werkgever het ook. Ik probeer het altijd subtiel te brengen. Als iemand met een kegel tegenover me zit, zeg ik: “Ik neem een alcohollucht waar”.’
Diep in de put
Op zijn werkkamer meldt zich Monique, een cliënt met wie hij de privacy van zijn eigen ruimte goed kan gebruiken. Monique is een bijzondere cliënt voor hem, bekent Oostingh vlak voor de 46-jarige Helderse haar entree maakt. Ze hebben vaak lang en uitgebreid met elkaar gesproken en niet zelden ging het er dan emotioneel aan toe. ‘Toen ze hier binnenkwam was ze zo’n vrouw die constant dubbeltjes op de vloer zoekt. Totaal geen zelfvertrouwen meer en diep in de put. Gescheiden, baan kwijt en achteraf denk ik dat ze behoorlijk depressief was.
‘Het was een beetje een grensgeval voor mij: als ik me strikt aan de regels had gehouden dan had ik haar eigenlijk naar de dokter moeten sturen en zeggen dat ze zich over een half jaar maar weer eens hier moest melden. Werken zat er voor haar in die toestand voorlopig toch niet in. Maar ja, dat wilde ze niet, ze vertrouwde mij. En als ik dat had gedaan dan was ze één keer in de twee maanden naar een arbo-arts geweest en had verder niemand naar haar omgekeken.’
Nu hebben ze elkaar afgelopen jaar vaak gesproken. ‘In het begin een uur, anderhalf uur, elke twee, drie weken. Maar er ging wel wat tijd overheen voor we het over werk konden hebben.’ Vandaag komt Monique echter met goed nieuws: ze is haar proeftijd als medewerkster in het winkeltje van het plaatselijke Gemini Ziekenhuis door. Minstens drie dagen in de week staat ze er achter de kassa, maar het gaat zo goed, dat ze al veel extra uren maakt. Ze is nu voor de allerlaatste keer bij Ernst om wat administratieve zaken af te handelen en vooral om afscheid te nemen. Met haar roze outfit, korte, hippe coupe en neuspiercing wervelt de frêle Monique de kamer binnen.
‘Oh Ernst, knijp me, want ik heb af en toe het gevoel dat ik droom!’ Ze nemen nog een laatste keer de afgelopen tijd door. Oostingh blijft de coach en wijst bedankjes van af. ‘Je hebt het zelf gedaan. Ik bewonder de manier waarop je je er doorheen hebt geworsteld. Ik hoopte natuurlijk dat het goed met je zou gaan op je werk, maar ik had wel twijfels. Het geeft weer een stukje voldoening naar jezelf dat je erbij hoort, dat je het kunt. Geweldig hoor!’ Met een plechtige handdruk nemen de twee afscheid. Monique gaat weer terug naar haar ziekenhuiswinkel.
Stoom afblazen
Na het gesprek gaan nog wat mailtjes de deur uit en dan volgt vandaag toch nog een cliënt bij wie het níet op rolletjes loopt. De 38-jarige Eritrese met drie kinderen is sinds begin dit jaar werkloos. Ze zoekt een administratieve baan, maar kreeg van het CWI een vacature opgestuurd voor een technische functie. ‘Ik bellen naar het CWI: dat moét een foutje zijn. Maar ik moest toch solliciteren’, zegt ze verontwaardigd. ‘Ik werd natuurlijk afgewezen. Ja, dát wist ik al.’
Oostingh past in de computer het zoekprofiel van de vrouw aan. Hij laat haar stoom afblazen over een mislukte telefonische sollicitatie. ‘Een kwartier lang hebben ze me aan de telefoon ondervraagd. Wat mijn werkervaring was, hoeveel uur ik in de week kon werken, of ik opvang voor mijn kinderen had. Maar toen werd het gesprek ineens beëindigd met de mededeling dat ik te ver weg woon. Terwijl ze dat al in mijn cv hadden kunnen zien. Ik snap er niks van.’
Het is niet de eerste keer dat een sollicitatie ineens stukloopt, vertelt ze. ‘Ik ben ook al eens bij een bedrijf op gesprek geweest. In het begin waren ze heel enthousiast en ik liep de deur uit met het idee dat het wel goed zat. Maar daarna heb ik er niks meer van gehoord.’ Ernst Oostingh tikt een verslag van het gesprek, terwijl de vrouw langs hem heen naar buiten tuurt. Ze zwijgen. Regen slaat tegen de ramen. Over zes weken moet de Eritrese zich weer melden.
Reïntegratiecoach wordt werkcoach
Reïntegratiecoach
Ernst Oostingh heeft in zijn achttien jaar bij het UWV al heel wat reorganisaties meegemaakt. Binnenkort is het weer raak. Minister Donner van Sociale Zaken verlangt dat de reïntegratie van werklozen effectiever en efficiënter gaat verlopen. Volgend jaar worden CWI en UWV samengevoegd tot één organisatie: het WERKbedrijf. De functie van Oostingh verandert dan ook: hij wordt werkcoach. De term is bedacht door het UWV en wordt straks op alle locaties van het WERKbedrijf gebruikt voor degenen die werklozen bemiddelen naar werk.
De werkcoaches hebben volgens minister Donner een belangrijke rol in de verbetering van de reïntegratie. Werkcoaches moeten ‘vraaggericht en selectief’ te werk gaan. Ze moeten ‘nog beter’ beoordelen of en zo ja welke ondersteuning nodig is om iemand zo snel mogelijk aan de slag te helpen, staat in Donners ‘Plan van aanpak reïntegratie’. Jaarlijks wordt door UWV, CWI en gemeenten bijna twee miljard euro uitgegeven aan reïntegratie van werklozen, maar de effectiviteit wordt betwist.
Voor Ernst Oostingh verandert straks in de praktijk niet veel. Op zijn locatie is al geanticipeerd op de reorganisatie. UWV en CWI werken in Den Helder al een tijdje nauw samen in gemengde teams. Samen bespreken de collega’s van de twee organisaties de dossiers van de mensen die zich melden. Bij de intake wordt rekening gehouden met de informatie die beide organisaties nodig hebben, zodat het niet nodig is twee keer hetzelfde verhaal te houden. En als de CWI’ers vermoeden dat iemand niet uit zichzelf binnen zes maanden aan de slag komt, dan wordt die periode niet afgewacht en gaat iemand direct door naar het UWV.
De volgende stap is dat iedere werkloze die binnenstapt, vanaf het begin door dezelfde persoon wordt begeleid en overdracht helemaal niet meer nodig is. Aan één ding zal Oostingh wel moeten wennen: hij raakt zijn eigen kamertje kwijt en komt straks op een kantoortuin terecht. Terwijl hij en zijn gesprekspartner nu nog alle privacy hebben, zitten ze straks in het volle zicht en met de collega’s op armlengte afstand. Om dan eenzelfde vertrouwensband op te bouwen, ‘dat wordt wel een stukje uitdaging'.
De naam Arie van Bruggen is om privacyredenen gefingeerd
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.