Advertentie
sociaal / Achtergrond

De MKZ-crisis Overwonnen

In Kootwijkerbroek is 10 jaar na de MKZ-crisis de weerstand tegen het Rijk nog groot. Maar boeren en lokaal bestuur sloegen de handen ineen. Het dorp leeft weer, dankzij een mengsel van boerenslimheid, bluf en bestuurlijke powerplay.

02 april 2011

Als inspreker naar het provinciehuis in Arnhem gekomen, durfde Kootwijkerbroeker Richard van der Zande die voorjaarsdag in 2005 bijna niet het woord te nemen. Hadden de Gelderse Statenleden zojuist met een hamerslag ruim 170 hectare bedrijventerrein tussen Culemborg en Geldermalsen goedgekeurd, kwam hij hun tijd verdoen met een praatje over de uitgave van nog geen 5 procent daarvan. ‘U zult me wel uitlachen, maar ik kom om 7,1 hectare vragen, voor kleine bedrijfjes uit Kootwijkerbroek’, zo begon Van der Zande, in zijn functie als voorzitter van de plaatselijke ondernemers -vereniging. Tegelijkertijd nodigde hij de aanwezigen uit om te komen kijken hoe belangrijk dit nietige terrein wel niet was voor de 5 duizend inwoners van het dorp. Als ze al weten waar het ligt, dacht hij er in stilte bij.

 

Dat viel mee: de Statenleden gingen graag op de uitnodiging in. Tot vier maal toe toerden ze met een bus door het buitengebied, door het dorp en natuurlijk langs het bedrijventerrein. Kootwijkerbroek stond beter op de kaart dan Van der Zande had gedacht. Dat laatste was ook niet verwonderlijk: sinds de MKZ-crisis het dorp in de Gelderse Vallei in 2001 zwaar had getroffen wist feitelijk iedereen wel waar het lag, zeker de provinciale bestuurders. De ruimingen en de daaraan voorafgaande rellen stonden in 2005 nog op het netvlies van de Statenleden (zie kader volgende pagina).

 

Wat bovenal bleef hangen nadat de politie zich in mei 2001 had teruggetrokken en de velden en stallen leeg waren, was het beeld van een ontredderd dorp dat zijn wonden likte en zeer wantrouwend stond tegenover de overheid. ‘De emoties waren hoog opgelopen, waarbij niet alleen het Rijk het moest ontgelden. Veel inwoners vonden dat de gemeente Barneveld, en vooral toenmalig burgemeester Wim Burgering, te weinig voor de boeren was opgekomen’, stelt Van der Zande.

 

Samen met de toenmalige voorzitter van de Vereniging Plaatselijk Belang Niek van den Brink en met Kees van Hierden van de Stichting MKZ-Kootwijkerbroek blikt hij terug op de ontwikkelingen van de laatste 10 jaar. Het gesprek vindt plaatst in de ‘ouderenkamer’ van het nieuwe Kulturhus, een van de meest zichtbare tekenen dat het dorp na de MKZ niet bij de pakken is gaan neerzitten. ‘Hier zijn we als dorp echt trots op’, stelt Niek van den Brink. Hij wijst op het medisch centrum aan de overkant en de bejaardenwoningen daarnaast, beide nieuw. ‘Met dit dorpscentrum en de realisatie van een hele nieuwe woonwijk plus bedrijventerrein hebben we laten zien dat Kootjebroek over veerkracht beschikt, dat we ons dorp niet zomaar laten afschrijven.’

 

Want dat was wat de overheid in de beleving van de dorpelingen na de MKZ-crisis wel zo ongeveer had gedaan. De discussie of er überhaupt MKZ is geweest woedt tot op de dag van vandaag, waarbij vooral het voormalige ministerie van Landbouw en Natuur al jaren onder vuur ligt. ‘Ze wilden de hele Veluwe teruggeven aan de natuur, ons dorp ligt gewoon in de weg’ - het is een theorie die 10 jaar na dato nog een flink aantal aanhangers heeft.

 

Volgens Van der Zande kwam deze gedachte vooral voort uit de heersende onvrede over de vele ambtelijke nota’s en herstructureringsplannen die vanuit de overheden op het dorp afkwamen. ‘We mochten niet meer bouwen, we mochten niet meer boeren, we mochten eigenlijk niets meer.’ De beschuldigende vinger voor het ‘uitstervingsbeleid’ ging snel naar de gemeente Barneveld, maar oud-burgemeester Burgering legt de oorzaak bij het Rijk. ‘We hadden al voor de MKZcrisis te maken met het rode-contourenbeleid van minister Pronk, waardoor landelijke dorpen nauwelijks mochten uitbreiden. Daar konden wij als gemeentebestuur van Barneveld van vinden wat we wilden, we moesten het landelijk beleid wel uitvoeren.’

 

Kan hij zich de frustratie over het gebrek aan huizenbouw nog voorstellen; voor de volkswoede die hij als burgemeester ten tijde van de MKZcrisis over zich heen kreeg kan Burgering ook nu nog geen enkel begrip opbrengen. ‘De boeren dachten dat ik de ruimingen had kunnen tegenhouden. Dat was natuurlijk niet zo. Ik was verantwoordelijk voor de openbare orde en moest wel optreden tegen de blokkades en het geweld.’ De negatieve beeldvorming kwam hem op een ‘bestorming’ van het stadhuis te staan en leverde hem veel persoonlijke bedreigingen op. Terugkijkend grijpt het de oud-gezagdrager opnieuw aan. ‘Ik heb juist tijdens die moeilijke periode als burgervader geprobeerd naast de mensen te staan. Avondenlang zat ik op het crisiscentrum, de brandweerkazerne in het dorp. Maar op de vraag of er werkelijk MKZ in het dorp was, kon ik ook geen antwoord geven.’

 

Om zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen vroeg Burgering minister Brinkhorst persoonlijk een brief te ondertekenen waarin deze garandeerde dat de ziekte werkelijk was uitgebroken. Die brief speelde hij door aan de bevolking, maar het ongeloof en de woede bleven. ‘Een aantal oproerkraaiers maakte misbruik van de emoties door wegen te bezetten en voortdurend verzet te plegen. De gemeente moest daar tegen optreden, de ruimers moesten veilig hun werk kunnen doen. De gemeenteraad steunde mijn beleid unaniem, maar de woede keerde zich tegen de gemeente en tegen mij.’ Het was in deze sfeer van wantrouwen dat een aantal dorpelingen uiteindelijk besloot het dorp dan maar eigenhandig uit het moeras te trekken. Van den Brink, Van der Zande en Van Hierden namen als voorzitters van de diverse verenigingen het voortouw om Kootwijkerbroek een economische en morele impuls te geven. ‘Wil je vooruit, dan moet je als dorp verenigd zijn. Je moet weten wat je wilt en je moet je zaken op orde hebben’, zo realiseerden ze zich. ‘Anders neemt noch gemeente, noch provincie je serieus, terwijl je toch met hen aan tafel zult moeten.’

 

Behalve op de ontwikkeling van een nieuwe sociale infrastructuur - Kulturhus, medisch centrum en bejaardenwoningen - zetten de dorpelingen in 2002 in op de realisatie van een nieuwe woonwijk en een aangrenzend bedrijventerrein. ‘De jeugd trok weg, omdat er geen huizen waren. Het dorp dreigde te vergrijzen, terwijl er werk genoeg is’, stelt Van der Zande. ‘We hebben niet voor niets per inwoner de meeste ondernemers van het land.’

 

Imagoprobleem

 

Praat met een bestuurder over Kootwijkerbroek en het woord ondernemer valt snel. ‘Het zijn harde werkers, die zichzelf wel redden en kansen aanpakken’, zegt oud-gedeputeerde voor milieu en economie Henk Aalderink, tegenwoordig burgemeester van Bronckhorst. Hij denkt met warme gevoelens terug aan de tijd dat hij als bestuurder met Van der Zande, Van den Brink en Van Hierden om de tafel zat. ‘Ze kwamen niet zeuren om geld of hulp, ze wilden gewoon dat wij de planologische rompslomp zouden regelen, zodat ze konden beginnen met bouwen.’ Van wantrouwen tussen de mannen uit Kootwijkerbroek en de provincie proefde Aalderink weinig, maar er moest tijdens de eerste contacten ‘wel even iets worden overwonnen’: ‘Natuurlijk wisten we van de MKZ en de faam dat Kootwijkerbroekers zich niet zo makkelijk lieten besturen. Dat was er na de rellen niet beter op geworden. Er was sprake van een imagoprobleem, ja.’

 

Zonder er direct blij mee te zijn, beschouwde Van der Zande de negatieve beeldvorming rond het dorp tijdens de onderhandelingen met provincie en gemeente als een steun in de rug. ‘De crisis heeft deuren voor ons geopend die anders gesloten zouden zijn gebleven’, zo denkt hij nu. ‘Niet alle ambtenaren en bestuurders wisten precies wat er gebeurd was, maar dat er iets niet goed gegaan was, dat begrepen ze wel. Als een heel dorp in opstand komt, heeft het openbaar bestuur ergens gefaald’.

 

Zowel Burgering als Aalderink ontkent dat Kootwijkerbroek een voorkeursbehandeling zou hebben gekregen. ‘Als mens wist je wat er aan emotionele schade was geleden, als bestuurder mochten we dat niet in het beleid laten doorklinken’, aldus de oud-burgemeester. ‘De nieuwe woonwijk is echt geen goedmakertje, want er viel vanuit de gemeente ook niets goed te maken.’

 

Geen schuldgevoel

 

Maar zouden de boertjes uit de Gelderse Vallei ook zonder de crisis zo makkelijk met hun 7,1 hectare door de provincie zijn gehoord? Aalderink weet zeker van wel. ‘Van een schuldgevoel was geen sprake, ze kwamen inspreken en hadden een goed verhaal. Dat heeft van het begin af aan de doorslag gegeven, niets anders.’ ‘We hebben inderdaad veel aandacht besteed aan de onderbouwing van onze voorstellen’, stelt Niek van den Brink in het Kulturhus vast. ‘Zo hebben we de universiteit van Wageningen de bedrijvigheid in ons dorp laten onderzoeken.’

 

Het dorp bleek veel minder agrarisch dan de gemeente dacht. ‘Omdat er voor al die kleine ondernemers geen plaats was in ons landbouwontwikkelingsgebied, moest er dus wel een bedrijventerrein komen’.

 

Het was niet alleen de gedegenheid van de plannen waarmee de bewoners de ontwikkeling naar hun hand wisten te zetten. Boerenslimheid, een beetje bluf en zelfs bestuurlijk powerplay werden volgens de meeste betrokken bestuurders niet geschuwd. ‘Ze wisten precies waar ze voor welke procedure moesten zijn. Wilde de gemeente iets niet, dan gingen ze naar de provincie en vice versa. Handig gespeeld, maar dat mag.’

 

Soms stonden Van den Brink cum suis van zichzelf te kijken, geven ze nu toe. ‘In 2004 was er een workshop over de reconstructie van het platteland, met van die modieuze werkgroepen. Wij waren daar met negen man, voor elke tafel een. Allemaal hadden ze de opdracht om hun mond flink open te trekken. Aan het einde van de dag hoorden we van alle groepen precies ons standpunt terug. Dat was wel lachen.’

 

Het leukste en naar later bleek beslissende moment was toen Van der Zande met een gedeputeerde ‘letterlijk tijdens het pissen’ tweehonderd woningen wist te regelen. ‘De provincie had een programma waarbij bestaande bebouwing kon worden uitgeruild tegen nieuwbouw elders. Ik wist dat het project niet goed liep en ritselde zo de huizen voor onze nieuwe wijk. Moest wel 10 miljoen euro zelf betalen, maar dat konden we makkelijk op de locatie wegschrijven.’

 

Hoewel deze huizen er uiteindelijk niet zijn gekomen, fungeerde de deal volgens Van den Brink wel als breekijzer. De gemeente stond niet te trappelen voor nieuwbouw in Kootwijkerbroek, omdat dit de geplande uitbreiding in Barneveld in de wielen zou kunnen rijden. Maar door de dreiging van tweehonderd zelf betaalde woningen zag het college de eigen grondposities in gevaar komen en koos eieren voor zijn geld.

 

Van der Zande weet zeker dat het zo gegaan is. Burgering herinnert het zich toch wat anders, maar geeft toe dat de gemeente aanvankelijk wat aarzelend reageerde op de voorstellen uit Kootwijkerbroek. ‘Wij hadden ook onze belangen en ons eigen beleid. Uiteindelijk hebben we onze knopen geteld en een speciale projectambtenaar aangesteld. Toen begon het goed te lopen.’

 

Na het vertrek van Burgering in 2006 stapte diens opvolger Jos Houben (CDA) op een rijdende trein. Van wantrouwen of oud zeer tegenover de gemeente heeft hij weinig gemerkt. ‘Ik heb me altijd welkom gevoeld. Ik trof een dorp dat bruiste van de activiteit, dat vooruit wilde, zonder het verleden overigens te ontkennen of de MKZ weg te vlakken.’

 

Op de schopstoel

 

In de nabije toekomst dient zich wel een gevoelig punt aan. Kootwijkerbroek kent van oudsher veel kleine ondernemers die ergens in een schuur hun bedrijf uitoefenen. Meestal in strijd met het bestemmingsplan, maar lang gedoogd wegens gebrek aan alternatieve ruimte.

 

Nu het nieuwe verzamel-bedrijventerrein zijn voltooiing nadert, komt ook het moment dat de ICT’ers, de lasbedrijfjes en de accountants daar naartoe zullen moeten. ‘Als de gemeente het beleid naar de letter gaat handhaven, dan tel ik zo rond de 30 kleine zelfstandigen die op de schopstoel zitten’, aldus Van der Zande.

 

Een flink deel zal vrijwillig verhuizen, maar een aantal van de ondernemers heeft informeel al aangegeven daar weinig voor te voelen. Van der Zande denkt dat de gemeente dan zal optreden. ‘Er is nu een prachtig verzamelterrein, dus waarom zou je in de schuur moeten blijven?’

 

Tegelijkertijd wijst hij fijntjes op een probleem in de geloofwaardigheid: iedereen in het dorp kent de voorbeelden van grote ondernemers die al 25 jaar illegaal uitbreiden en ongestraft alle regels aan hun laars lappen. ‘Zolang deze bedrijven niet worden aangepakt zal niemand accepteren dat de zzp’er wel wordt opgejaagd.’

 

‘Valse beeldvorming’, vindt burgemeester Houben. ‘Let maar eens op, we zetten de laatste tijd juist heel sterk in op handhaving. Ik weet precies over welke bedrijven het gaat, maar tegen hen lopen momenteel procedures met zware dwangsommen.’ De gemeente doet er alles aan om geloofwaardig te blijven, wil hij maar zeggen.

 

Maar hoort het afwijzen van overheidsbemoeienis ook niet bij het karakter van de Kootwijkerbroeker? Houben moet lachen. ‘Ik ben in veel landelijke plaatsjes bestuurder geweest. Baas op eigen erf is niet iets wat je alleen onder de agrariërs van Kootwijkerbroek tegenkomt. Je moet de meeste boeren niet iets van bovenaf opleggen, dan gooien ze al snel de kont tegen de krib.’

 

Karakteristiek voor Kootwijkerbroek vindt hij de vasthoudendheid, de zakelijkheid en de veerkracht. ‘De mensen zijn trots op hun dorp, ze laten zich niet uit het veld slaan. Als ze vinden dat iets moet gebeuren, dan moet het ook gebeuren en dan ook nog op hun eigen manier. Laten we zeggen dat ze ons als gemeentebestuur altijd wel scherp zullen houden.’ 

 


Kootwijkerbroek in het kort

 

Kootwijkerbroek ligt op de rand van de Gelderse Vallei tegen de Veluwe. Het maakt deel uit van de gemeente Barneveld. Hoewel nog steeds een typisch lintdorp, ontwikkelt er zich de laatste jaren steeds meer een vierkante kern. Het dorp heeft een bloeiende middenstand. Ook het kerkelijke leven en de gemeenschapszin zijn sterk ontwikkeld. De SGP is er de grootste partij. Van oudsher een boerendorp met kalveren, kippen en melkvee kent het dorp tegenwoordig veel constructie-, ICTen dienstverlenende bedrijven. Meer dan 60 procent van de bewoners leeft nu niet meer van de landbouw. 

 

 

‘Onderzoek MKZ begint nu pas’

 

Nederland werd 10 jaar geleden getroffen door de ergste Mond- en Klauwzeer-crisis in mensenheugenis. Er werden meer dan 300 duizend varkens omgebracht. In Kootwijkerbroek kwamen de dorpelingen massaal in opstand tegen de geplande ruiming van tweehonderd boerderijen.

 

Boze boeren gijzelden rijksambtenaren, blokkeerden de wegen en hingen dode dieren in de bomen. Het ruimen van 60 duizend dieren ging ten slotte door, maar pas nadat de ME de boeren van de weg had geknuppeld. Een flink aantal inwoners werd gearresteerd, twaalf van hen moesten zich voor de rechter verantwoorden.

 

Tot op de dag van vandaag denkt een aanzienlijk deel van het dorp dat er nooit MKZ is geweest. De stichting Onderzoek MKZ-Kootwijkerbroek eist sinds de crisis openheid van zaken van de overheid. De stichting heeft al diverse rechtszaken gevoerd en gewonnen, maar beschikt nog steeds niet over alle papieren rond de bloedmonsters en de gevolgde procedures. Op 18 maart dit jaar is het feitelijke protest met een hoorzitting voor de Tweede Kamer een nieuwe fase ingegaan.

 

De roep om de waarheid wordt breed gedragen, maar toch vooral onder het strenge christelijk deel van de bevolking. Anderen vinden het na 10 jaar wel mooi geweest. ‘Het begint ons als dorp een beetje in de weg te zitten’, sprak de voorzitter van de vereniging Plaatselijk Belang in maart tijdens een bezoek van staatssecretaris Bleker van Landbouw (CDA) aan het dorp.

 

De onderzoekscommissie wijt de trage rechtsgang volledig aan tegenwerking van het ministerie. ‘We strijden al 10 jaar voor gerechtigheid. Tot nog toe ging het voornamelijk over procedures, nu pas kunnen we over de inhoud gaan praten’, aldus voorman Lou Janssen van de stichting. ‘Voor degenen die vinden dat het lang genoeg heeft geduurd: we beginnen pas.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie