Cijfers jeugdzorg onbetrouwbaar
Onderzoek in Rotterdam heeft aangetoond wat al eerder vermoed werd: het aantal kinderen dat gebruik maakt van jeugdzorg is lager dan aangenomen. Maar er is ook een groep kinderen opgedoken die nog niet in beeld was.
De Rotterdamse regio heeft de dossiers van alle ruim 132.000 jeugdzorgklanten (0 tot 19 jaar) naast elkaar gelegd. Namen, geboortedata en postcodes zijn in het omvangrijke onderzoek naar bestanden bij verschillende instellingen en uit de cliëntenbestanden van gemeenten uit de regio vergeleken. Sommige kinderen komen in bestanden van meer zorgaanbieders voor. Het schrappen van deze dubbeltellingen leidde alleen in Rotterdam en omgeving al tot enkele duizenden zorgbehoeftige kinderen minder.
In totaal maken 9.000 van de 250.000 in de Rotterdamse stadsregio wonende kinderen (3,5 procent) gebruik van geïndiceerde zorg. Volgens wethouder van Jeugd, Gezin en Onderwijs Leonard Geluk (CDA) was de aanname op basis van landelijke onderzoeken, dat het er meer dan 13.000 zouden zijn (tussen 5 en 7 procent).
Geluk durft de stelling aan, dat elders in het land de cijfers net zo onbetrouwbaar zijn. Het fenomeen van de dubbeltellingen kwam in de herfst van 2007 al aan de orde in een rapport van het onderzoeksbureau van de Tweede Kamer. In Rotterdam is die bevinding nu voor het eerst met cijfers onderbouwd.
Een woordvoerder van de brancheorganisatie MOgroep Jeugdzorg onderkent het registratieprobleem. ‘In de jeugdzorg worden zorgaanspraken geregistreerd en geen unieke cliënten. Dit betekent dat kinderen met een indicatiebesluit één of meerdere zorgaanspraken kunnen krijgen, bijvoorbeeld eerst residentiële zorg en later ambulante zorg aan huis. Het komt dus voor dat kinderen twee of meer keren worden geteld.’
Geluk betreurt dat de cijfers onvoldoende spreken. ‘Voor het gemeentelijk en regionaal aanbod, dat vooral preventief is, hebben wij op kindniveau geen beeld van hoeveel en welke personen worden bereikt.’ De Rotterdamse jeugdwethouder ziet, net zoals de MOGroep Jeugdzorg, een oplossing in de snelle invoering van het Burger Service Nummer (BSN), een unieke code, die regio en instelling overstijgt en die meeverhuist met kinderen. Het nummer wordt in andere zorgsectoren wel, maar in de jeugdzorg nog niet gebruikt.
Het onderzoek maakt volgens Geluk hard dat in Rotterdam de vraag naar zorg zwaarder is dan elders in het land, zelfs ernstiger dan in de stadsgewesten Haaglanden en Amsterdam. Dat komt onder meer doordat een onevenredig groot aantal kinderen (3000) in de Rotterdamse stadsregio valt onder een jeugdbeschermingsmaatregel (beperking of ontzegging van de ouderlijke macht of onder toezichtstelling). De helft van deze groep kinderen consumeert ongeveer de helft van het totale zorgaanbod c.q. budget. Andere kinderen komen daardoor op wachtlijsten. Geluk: ‘Het is treurig dat sommige kinderen in een tehuis worden geplaatst terwijl dat misschien niet hoeft, en dat andere zware gevallen van zorg verstoken blijven. Zij moeten het stellen met een voogd met een caseload van tussen één en twintig gevallen, die wekelijks misschien net een uurtje voor ze heeft.
De cijfers die betrekking hebben op de jeugdbeschermingsmaatregelen zijn specifiek Rotterdams, maar het fenomeen doet zich ongetwijfeld elders ook voor.’ Vroeg de problemen signaleren en meer gezinscoaching kunnen volgens Geluk voorkomen dat later een beroep op zwaardere en duurdere zorg wordt gedaan. Voor het eerst zijn ook de gegevens uit risicoanalyses van de ggz vergeleken met die van jeugdzorgorganisaties. Geluk: ‘Wij dachten ieder kind in beeld te hebben, maar het combineren van de gegevens leidt tot de schokkende conclusie dat er nóg eens 1050 latent zorgbehoeftige kinderen zijn.’ Daar bovenop komt volgens hem nog, dat ongeveer zestig procent van de kinderen met een onder toezichtstelling (ots) helemaal geen toegang heeft tot het in de regio gefinancierde zorgaanbod, wegens onvoldoende capaciteit.
Dankzij een convenant met minister Rouvoet van Jeugd en Gezin krijgt het Rotterdamse stadsgewest bij wijze van proef de mogelijkheid geld over te hevelen van ggz en jeugdzorg naar gemeente en omgekeerd. ‘Dat helpt een heel stuk om het gemeentelijke en provinciale domein meer in balans te brengen,’ aldus Geluk.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.