Verweesde sportveldjes
Ondanks de forse investeringen die worden verlangd, zijn het de gemeenten die stichtingen als de RKF en de JCF benaderen met het verzoek om de veldjes aan te leggen. En niet andersom.
Achterstandsjeugd moet sporten. Alleen de aanleg van dure courts en playgrounds blijkt weggegooid geld. De jubilerende foundations van Cruyff en Krajicek kennen de oplossing: buurtsportcoaches. ‘De gemeente is gek zo’n aanbod te weigeren.’
Op een grasveldje in de Haagse Molenwijk staan kinderen in de leeftijd van 8 tot en met 11 jaar klaar voor een voetbalwedstrijdje, acht tegen acht. Het ene team draagt lichtblauwe shirts van de Richard Krajicek Foundation (RKF), het andere team oranje hesjes van de Johan Cruyff Foundation (JCF). ‘Hoor ik een k-woord, dan ga je er meteen uit en verdwijn je van de club. Het gaat hier om respect’, roept begeleider Yassine Boukhari (23) over het veld.
Boukhari is sinds drie jaar bij de gemeente in dienst als sportleider en verantwoordelijk voor ‘playground Ketelveld’. Zes dagen per week is hij met de kinderen uit de buurt in de weer. Boukhari, die zelf opgroeide in Molenwijk, helpt de kinderen ook met huiswerk en probeert ze te overtuigen van een gezonder eetpatroon. Want na het voetbal ‘gaat moeder lekker een patatje bakken’, zegt Boukhari. ‘Ik ben veel meer dan een sportbegeleider alleen, eerder een soort buurtcoach.’
Hij herinnert zich nog hoe moeilijk het begin was. ‘Die jongens probeerden me uit te dagen. Maar ze kregen al snel door dat ze met mij geen geintjes kunnen uithalen. En als je je gedraagt, ben ik een leuke begeleider.’
Het grasveldje aan de ene kant van het Ketelveld is een playground van de RKF, daarnaast ligt een kunstgras Cruyff Court. De stichtingen maken gebruik van elkaars veldjes en delen begeleiders. Het is een voorbeeld van de goede samenwerking tussen de twee foundations. Onlangs hield de RKF, die dit jaar het vijftienjarig bestaan viert, een bijeenkomst voor stichtingen van (oud-)topsporters. Daar waren onder meer de foundations van Dirk Kuyt, Esther Vergeer, Giovanni van Bronckhorst en Bas van de Goor vertegenwoordigd. Doel van de bijeenkomst was te onderzoeken hoe onderling beter kan worden samengewerkt. En wat de (lokale) overheid kan betekenen voor de stichtingen en vice versa.
Hoewel veruit de meeste stichtingen niet of nauwelijks directe subsidie ontvangen, zijn gemeenten voor hen wel belangrijke partners. Zo nemen gemeenten in veel gevallen (deels) de aanlegkosten van de sportveldjes voor hun rekening.
Miljoen
De goedkoopste playground van de RKF kostte 40.000 euro, de duurste een miljoen. Gemiddeld bedragen de aanlegkosten al gauw twee ton. Daar komen nog de jaarlijkse onderhoudskosten bij.
Ondanks de forse investeringen die worden verlangd, zijn het de gemeenten die stichtingen als de RKF en de JCF benaderen met het verzoek om de veldjes aan te leggen. En niet andersom. Regelmatig gaan de foundations daar niet op in, omdat de betreffende gemeenten niet aan de eisen van de stichtingen voldoen. Een playground moet in een achterstandswijk liggen en er dienen geen andere sportaccommodaties in de buurt te zijn.
De ambitie van de RKF is nog hetzelfde als bij de start, vijftien jaar geleden: kinderen in achterstandswijken aan het bewegen krijgen. ‘Soms rij ik een stad binnen en zie ik overal sportvelden. Dan weet ik meteen: hier zijn wij niet nodig’, zegt Wim de Jong, algemeen directeur van de stichting.
Dat deze hoge eisen worden gesteld, is volgens De Jong niet voor niets. De RKF heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld van een pure sport- naar een meer sociaal-maatschappelijke stichting. In het begin dacht de foundation er te zijn met de aanleg van een speelveldje. Op een mooie playground komen de kinderen vanzelf wel sporten, dachten Krajicek en de zijnen. Zo bleek het niet te werken. Als de bewoners zich niet betrokken voelden, bleven de veldjes soms verweesd achter. In de loop der jaren drong het besef door dat vooral begeleiding op de playgrounds belangrijk is. De Jong: ‘Met een veld maak je geen verschil, met de mensen wel.’
Alleen een sportveldje neerleggen in een buurt is ‘weggegooid geld’, zegt de directeur. ‘Dat moeten gemeenten goed beseffen. Juist de zeer scherp gekozen locatie, de aanwezigheid van sportleiders en activiteiten maakt de investering echt de moeite waard. We zijn streng omdat we zeker willen weten dat het geld goed wordt besteed en uiteindelijk echt bij de jeugd zelf terechtkomt. Aan een veldje dat door de overheid wordt aangekocht om goede sier te maken, hebben we helemaal niets.’
Meepraten
Ook verlangt de RKF dat er minimaal drie activiteiten per week op het sportveldje worden georganiseerd, onder leiding van een professionele begeleider. De gemeente moet dat samen met eventuele sponsoren bekostigen. Zelf draagt de RKF per playground jaarlijks 7.500 euro bij. De naamgever van de stichting, Richard Krajicek, zegt daarover: ‘Dan kun je meepraten. We wilden voorkomen dat gemeenten zouden zeggen: wij betalen alles, dus wij bepalen.’
De meeste stichtingen weten vooralsnog andere geldstromen aan te boren dan subsidies. Maar ook aan hen gaan de moeizame economische tijden niet voorbij, vertelt Krajicek. ‘Wij merken dat het geld moeilijker binnenkomt. Aan de aanleg van een veldje willen bedrijven nog wel meebetalen. Daar kunnen ze mee pronken. Maar geldschieters vinden voor de sportbegeleiding of onze organisatie is veel moeilijker. Misschien moeten we de komende jaren maar even geen nieuwe playgrounds aanleggen en ons richten op de bestaande veldjes.’
Concurrenten
En ja, dat er tegenwoordig veel stichtingen van (oud-)topsporters zijn maakt het wel lastiger. ‘Ergens ben je elkaar natuurlijk wel aan het beconcurreren. Bedrijven en overheden kunnen hun geld maar één keer uitgeven’, zegt Carole Thate, directeur van de JCF. Ook merken de stichtingen dat gemeenten moeten bezuinigen. Zo worden diverse welzijnsinstellingen fors gekort en moeten buurthuizen de deuren sluiten. De foundations maken zich zorgen over mogelijke verdere bezuinigingen op welzijn en het jongerenwerk.
De Giovanni van Bronckhorst Foundation, die actief is in Rotterdam, ziet daar juist een kans. ‘Wij springen in een gat dat de gemeente laat vallen’, zegt Barbara Kathmann, projectleider bij de stichting. Maar gemeenten die nu denken het jongerenwerk over te kunnen laten aan stichtingen, hebben het mis. De foundations zeggen het reguliere jongerenwerk niet te kunnen vervangen. Thate: ‘Wij zijn een aanvulling daarop, bieden een meerwaarde. We kunnen ook zelf jongerenwerkers opleiden, maar we zijn geen uitzendbureau.’
De stichtingen zien voor gemeenten vooral een faciliterende rol weggelegd. Ze zouden bijvoorbeeld sportvelden beschikbaar kunnen stellen. Kathmann zou graag van Rotterdam de gegevens willen hebben van sommige wegbezuinigde werknemers. ‘Op de Rotterdamse pleinen werken mensen die goud waard zijn voor de buurt, maar waar de gemeente geen geld meer voor heeft. Waar kan ik hen vinden? De meesten hebben geen LinkedIn. De gemeente kan me daarbij helpen.’
Buurtsportcoaches
De stichtingen verwachten veel van de ‘buurtsportcoaches’, die zowel werkzaam zijn bij een sportaanbieder als in minimaal één andere sector, zoals de (jeugd-)zorg, kinderopvang of het bedrijfsleven. In sommige gemeenten vervangen de coaches de huidige ‘combinatiefunctionarissen’, in andere gemeenten blijven die twee naast elkaar bestaan. De hoop is dat de buurtsportcoaches er beter dan de combinatiefunctionarissen in zullen slagen zoveel mogelijk mensen in hun (werk-)omgeving te stimuleren te gaan sporten of bewegen. Het rijk heeft dit jaar 8 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de inzet van buurtsportcoaches, in 2013 komt daar nog eens 11 miljoen euro bij.
In 2016 moeten er verspreid over het land 2.900 van die coaches actief zijn. Van gemeenten wordt verlangd dat ze 60 procent van de kosten van een buurtsportcoach ‘organiseren’. ‘Veel gemeenten vragen financiële medewerking aan betrokken partijen, zoals welzijns- en onderwijsinstellingen, sportverenigingen, woningcorporaties en verzekeringsmaatschappijen’, zegt André de Jeu. Hij is algemeen projectleider bij het programma ‘Sport en Bewegen in de Buurt’, dat ‘praktische ondersteuning’ biedt aan de gemeenten voor de buurtsportcoaches.
Afgelopen zomer hadden al ruim 370 gemeenten aangegeven dergelijke coaches in te willen zetten. Gemeenten die in aanmerking willen komen voor rijkssteun in 2013 moeten voor 7 december een gemeentelijke deelnameverklaring indienen bij Sport en Bewegen in de Buurt.
Ook stichtingen van (oud-)topsporters kunnen de gemeenten helpen bij de financiering van de buurtsportcoaches. Zo wil de RKF 20 procent van de coaches bekostigen. Dat betekent dat gemeenten na de bijdrage van het rijk nog ‘slechts’ 40 procent van de financiering rond moeten krijgen. De stichting van Krajicek verstrekt scholarships aan studenten, die zouden moeten uitgroeien sportbegeleiders. Dit jaar reikt de foundation de vijfhonderdste studiebeurs uit.
De Jong: ‘De scholarshippers zijn onze rolmodellen, de kinderen weten vaak niet eens wie Richard Krajicek is.’ De voormalig toptennisser zegt zelf: ‘De meeste kinderen van zestien komen erachter dat ze niet de nieuwe Van Persie gaan worden. Dat kan tot desillusies leiden. Maar als ze zo’n begeleider zien, denken ze: hé, dat kan ik ook gaan doen.’
Ibrahim Afellay
De buurtsportcoaches moeten per persoon vier studenten gaan begeleiden. De Jong: ‘Voor een bijdrage van 40 procent aan een buurtsportcoach krijgen gemeenten dus een fulltime professional met daarbij vier scholarshippers.’ Hij wil maar zeggen: gemeenten zouden wel gek zijn om dat aanbod te weigeren. ‘De buurtsportcoach wordt de spil in de wijk en een vangnet voor de bezuinigingen’, zegt de directeur. Hij verwacht dat zijn stichting vooral in de grote steden zal meebetalen aan de buurtsportcoaches. Zo starten in Den Haag vanaf januari acht coaches, die dus 32 studenten zullen gaan begeleiden.
Het beleid van veel gemeenten is nog voornamelijk gericht op bestaande sportverenigingen, merkt De Jong. ‘Als je zes kinderen hebt, zorg je eerst dat ze te eten hebben, dat ze naar school gaan en dat de zorgverzekering betaald is. Sport staat een stuk lager op de prioriteitenlijst. Wij willen de bewegingsarmoede doorbreken.’ Daarom richt de RKF op verschillende playgrounds nu sportverenigingen op, waar kinderen uit de buurt gratis lid van kunnen worden. ‘We geven die jongens en meisjes een tenue en een pasje, daar zijn ze hartstikke trots op. We willen ook graag de ouders erbij betrekken en zo de buurt mobiliseren.’
De sportbegeleiders organiseren onderlinge wedstrijden in diverse sporten. Negen jongens van het Ketelveld in de Haagse Molenwijk hebben zich inmiddels aangemeld bij reguliere voetbalclubs. ‘Sommigen hebben echt talent’, zegt begeleider Yassine Boukhari. Misschien zit de nieuwe Afellay er wel tussen.
Steeds meer foundations
Van voetballer Dirk Kuyt tot voormalig volleyballer Bas van de Goor en van oud-voetballer Ruud van Nistelrooy tot ex-schaatser Jochem Uytdehaage: allemaal richtten ze een eigen stichting op. De ‘foundations’ hebben een eigen sociaal-maatschappelijke doelstelling, bijvoorbeeld het leven van mensen met diabetes verbeteren door sport (Van de Goor). De bekendste en vermoedelijk grootste stichtingen zijn de Richard Krajicek Foundation (RKF) en de Johan Cruyff Foundation (JCF). Tien jaar geleden werd de eerste Cruyff Court geopend in Lelystad. Nu zijn er in Nederland 145 van dergelijke veldjes. De RKF opent dit jaar de honderdste playground. Een Cruyff Court heeft altijd dezelfde uitstraling en is in de basis een voetbalveldje. De veldjes van de RKF zijn ingericht voor verschillende sporten, van tennis tot korfbal.
Alleen indirect bewijs positieve invloed
Paul Verweel, hoogleraar bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht, bekleedt sinds 2007 de Richard Krajicek leerstoel, gesponsord door de stichting van de voormalig toptennisser. Verweel onderzoekt hoe sport kan bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen in achterstandswijken.
Volgens de hoogleraar is er slechts ‘indirect bewijs’ van die invloed. De aanwezigheid van Richard Krajicek playgrounds en Cruyff Courts heeft wel een positief effect op de wijk, zegt Verweel. ‘Het zijn plekken waar kinderen kind kunnen zijn, zonder overlast te veroorzaken. Onmiskenbaar worden de sportveldjes in achterstandswijken door veel kinderen gebruikt.’ Maar of de aanwezigheid van playgrounds en Cruyff Courts leidt tot een grotere sportdeelname, een gezonder leefpatroon (minder overgewicht), een betere integratie en meer betrokkenheid van bewoners is nooit wetenschappelijk aangetoond.
‘Alle onderzoeken, onder meer van het Mulier Instituut, het Verwey-Jonker Instituut en onszelf, suggereren dergelijke effecten, maar het directe bewijs ontbreekt. Het zijn complexe vragen om te beantwoorden.’ Stel dat het aantal kinderen met overgewicht in een bepaalde (achterstands-)wijk na de aanleg van een playground afneemt, komt dat dan door de aanwezigheid van het sportveldje of bijvoorbeeld door betere voorlichting op scholen? Aan de andere kant kan een playground of Cruyff Court een groter effect hebben dan valt te concluderen uit de opkomst bij activiteiten. Verweel: ‘Misschien vergroot de aanwezigheid van zo’n veldje wel de betrokkenheid van burgers bij hun wijk, maar dat is eveneens lastig te meten.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.