Bank voor geld én hulp
Het Haagse Pandhuis wordt dagelijks bezocht door ruim 220 klanten. Het gemeentelijke huis heropende deze zomer de afdeling voor gebruiksvoorwerpen. Sinds kort wordt behalve geld ook hulp gegeven. De financiële nood onder klanten is hoog. Met honderd euro voor een camera is alvast één schuld vereffend.
Of hij ook zijn Porsche-velgen kan belenen. Het is met pijn in zijn hart hoor, want het zijn schitterende dingen, maar ja, geldproblemen hè. Zijn Volkswagen, waarop de velgen waren gemonteerd, is al de deur uit. Nu rijdt hij in een oud busje. De kaalgeschoren dertiger, het brede, getatoeëerde bovenlijf gestoken in een strak shirtje, heeft zich samen met zijn moeder gemeld aan de nieuwe balie van het Haagse Pandhuis.
Veel meer dan dat hij na een scheiding weer bij zijn ouders woont en nu ‘in de geldshit’ zit, wil hij niet kwijt. Hij houdt een doos met een digitale videocamera onder de arm. Zelf is-ie niet zo’n filmer, ‘dat was meer haar ding’, en nu kan hij het geld goed gebruiken, zo vertelt hij Herman, de man die de gebruiksgoederen bij het Pandhuis taxeert.
Den Haag is samen met Amsterdam de enige gemeente met een eigen pandhuis. Al sinds de zeventiende eeuw kan iedereen er terecht om tegen een onderpand en met lage rente geld te lenen. Was het vroeger heel normaal om, als het financieel even krap was, enkele dagen het zondagse pak van pa te belenen, de laatste jaren nam het Pandhuis alleen sieraden in. De gebruiksgoederen namen veel ruimte in beslag en er werd te veel misbruik van gemaakt. In de winter je fiets afgeven en deze een half jaar later tegen anderhalf procent rente weer ophalen was goedkoper dan een half jaar stalling, bedachten te veel goocheme Hagenaars.
Geldnood
Sinds deze zomer is de afdeling voor gebruiksvoorwerpen echter heropend. Mensen in acute geldnood kunnen er weer terecht met bijvoorbeeld hun laptops, muziekinstrumenten, Swarovskibeeldjes en spelcomputers. ‘We voorzien daarmee duidelijk in een behoefte’, vertelt Jan van der Hulst, het hoofd van de Haagse kredietbank, waar het Pandhuis onder valt. ‘De commerciële pandhuizen hadden de afgelopen tijd een piek in de gebruiksvoorwerpen. Dat was voor ons een signaal. Als de deurwaarder aan de deur staat en je hebt de ketting van oma nog liggen, dan is belenen een hele goede oplossing.’
Uit onderzoek dat het Pandhuis recent onder zijn klanten hield, blijkt dat de meeste mensen er komen wegens acute financiële problemen. De hond moet met spoed geopereerd of de kinderen moeten nieuwe schoolboeken. Sommige klanten zien ze bij het Pandhuis vrijwel maandelijks terug. Met behulp van hun ringen dichten deze klanten iedere keer weer het gat aan het einde van de maand.
Met de velgen kan het Pandhuis niks beginnen. ‘De markt daarvoor is zo klein. Als we die dingen over een halfjaar moeten verkopen, dan is de kans te klein dat we die nog kwijtraken’, legt Herman zijn weigering uit, terwijl hij controleert of de videocamera het doet. Een jaar geleden is de camera voor bijna vierhonderd euro gekocht, nu kan die voor honderd euro worden beleend. Zonder woorden, maar met hun ogen gaan moeder en zoon in overleg. Honderd euro, doen? Hoewel de man had gehoopt er meer voor te krijgen, gaat hij toch akkoord. De geldbiljetten die Herman op de balie uittelt, worden stilzwijgend naar moeder doorgeschoven. Eén schuld is vast vereffend.
Sieraden
Het belenen van de gebruiksvoorwerpen en de sieraden is in Den Haag gescheiden. De afdelingen hebben ieder een andere ingang in het oude pand in het centrum. De sieradenafdeling ziet eruit als een gewoon bankkantoor. Je trekt een nummertje, neemt plaats op een stoeltje en wacht tot jouw nummer op een scherm verschijnt. In een hoek is ‘de winkel’: sieraden die niet op de maandelijkse veiling zijn verkocht zijn er te koop. Ben je aan de beurt dan zit achter dik, kogelvrij glas iemand die naar je paspoort vraagt. De sieraden gaan in een laatje onder het glas door. De baliemedewerkers zijn opgeleid als goudsmid.
De goudprijs is momenteel erg hoog, en de loop zit er deze woensdag bij het Pandhuis aardig in. Binnen tien minuten heeft smid Martijn voor zesduizend euro beleend. Het is het begin van de vakantieperiode en er komen nu veel Turkse mensen. Die hebben nogal eens een bruidsschat met veel gouden sieraden. Familie in Turkije verwacht dat ze geld en spullen meenemen, waardoor wat extra contanten nu handig is.
Een slecht Nederlands sprekende, oudere vrouw brengt vijf knalgouden, protserige armbanden en een ketting. Twee mannen, waarschijnlijk haar zoons, kijken stuurs over haar hoofddoek mee en volgen iedere beweging van Martijn nauwlettend, zonder zelf een woord te zeggen. De sieraden blijken van het zuiverste goud (Martijn: ‘Dat is het meestal bij Turkse mensen’) en de vrouw kan er bijna vierduizend euro voor krijgen. Voor iedere maand dat ze de sieraden achterlaat moet ze 1,3 procent rente betalen.
Voor hij het geld overhandigt, laat Martijn de vrouw nog een kaart zien van de gemeente Den Haag met daarop een aantal vragen. ‘De gemeente heeft een heleboel voorzieningen en het zou kunnen dat ze u nog ergens mee kunnen helpen.’ Het komt nog niet helemaal vlot en overtuigend zijn mond uit en de vrouw snapt het niet direct. Maar bij het woord schuldhulpverlening valt het kwartje. ‘Schoeld, ja ja’, zegt ze. ‘Problemen, ja.’ Als ze de kaart ingevuld door het laatje heeft teruggeschoven, blijkt ze echter bij de vraag of ze schulden heeft ‘nee’ te hebben aangekruist. Bij de vraag of ze belangstelling zou hebben voor een cursus Nederlands heeft ze wel bij ‘ja’ een kruisje gezet.
Wennen
De kaarten worden sinds enkele weken aan de Haagse klanten van het Pandhuis gegeven. Op de kaart staat uitgelegd dat de gemeente een aantal voorzieningen heeft waar zij misschien van kunnen profiteren. Door de klant vier vragen te laten beantwoorden, onder meer over de hoogte van het inkomen, kan worden ingeschat of iemand misschien bij de doelgroep hoort. Wie de kaart weer inlevert, krijgt binnen drie dagen een telefoontje van een Haagse ambtenaar die dan weer gaat kijken wat de mogelijkheden zijn, zo is de theorie.
In de praktijk lijkt het nog wat wennen. De baliemedewerkers durven nog niet bij iedereen de kaart ter sprake te brengen en meer dan eens roept de kaart verwarring op. Maar dat is een kwestie van wennen, schat hoofd Jan van der Hulst in. Hij is trots op het initiatief: ‘Bijna driehonderd jaar hebben we eendimensionaal onze dienstverlening aangeboden. Maar sinds ongeveer een jaar vragen we waarmee we de klanten nog meer kunnen helpen. Onze baliemedewerkers weten inmiddels precies wat voor voorzieningen er zijn en kunnen mensen doorverwijzen naar andere diensten. En met de kaart kunnen we nu mensen eruit vissen die je anders als gemeente niet zo snel in het vizier krijgt.’
Herman heeft het bij de gebruiksvoorwerpen een stuk gemakkelijker met de kaart. Hier is geen centimeters dik kogelvrij glas en met zijn vlotte babbel kan hij vanachter zijn lage balie makkelijk een praatje aanknopen met de klanten. De kaart met de vragen komt dan meestal vanzelf wel ter sprake. Van tevoren zag Herman er wel tegenop om niet achter glas te werken, want van het werk bij de sieraden weet hij dat agressie nog weleens voorkomt.
Mensen zijn gefrustreerd als blijkt dat ze te laat zijn met het ophalen van hun spullen, of als ze niet zoveel krijgen als waarop ze hadden gehoopt. Maar bij de gebruiksartikelen kan het niet anders, gezien de grote pakketten die aangenomen moeten kunnen worden. Wel houdt een bewaker een oogje in het zeil.
Verdachte handel treffen ze soms ook. Vanmorgen nog, een man die vertelde dat hij nog vijf dozen met stereoapparatuur in zijn achterbak had liggen. Splinternieuw. Wat ze ervoor wilden geven. Herman vertrouwde het zaakje niet en zei de man terug te komen met een aankoopbewijs. Heling is een reëel gevaar voor het Pandhuis, beaamt directeur Van der Hulst. Daarom moet ook iedereen die er zaken wil doen zich kunnen identificeren en is er een samenwerking met de politie.
Het is niet altijd alleen maar kommer en kwel. Zoals toen iemand op de dag van de opening van de nieuwe afdeling een homecinemaset bracht. Dat soort apparatuur moet eerst aangesloten en getest worden, dus dat wordt ingenomen en de klant komt op een later tijdstip terug. ‘Toen we de boel aangesloten hadden, bleek er nog een bijzonder filmpje in de dvd te zitten’, grijnst Herman. ‘De spullen hebben we aangenomen, maar die natuurfilm mocht weer mee terug.’
Schrijnend
Maar goed, meestal is het natuurlijk vooral schrijnend wat hij ziet. Families met vier kinderen die hem zowat smeken of hij niet vijf euro extra voor die dvd-speler kan geven. ‘In het begin was het wel moeilijk hoor, dan moest ik me weleens inhouden om niet uit mijn eigen zak bij te leggen, weet je wel. Maar het kan natuurlijk niet, want als je het een keer doet, weten ze je meteen te vinden.’ Ook vandaag is hij onverbiddelijk.
Rond het middaguur komt een man van een jaar of veertig de ruimte ingewandeld. Hij ziet er netjes uit en gedraagt zich uiterst beleefd, maar zijn ogen stralen iets enorm triests uit. De schouders hangen af en zijn stem is timide. Hij draagt een plastic tas bij zich waar een printer uitsteekt. Uit de tas gehaald blijkt wat het formaat al deed vermoeden: het is een model dat eind jaren negentig nog voor hightech door had kunnen gaan, maar nu overduidelijk niets meer waard is.
Het Pandhuis kan er niets mee. ‘Laptops, hebben jullie daarbij ook een grens voor hoe oud ze mogen zijn?’, probeert de man nog. Met Hermans mededeling dat drie jaar het maximum is, is het gesprek voorbij. Ook de viervragenkaart kan daar niets aan verhelpen: de man komt niet uit Den Haag. De printer gaat weer in de tas. Het bakbeest is er niet zomaar in te proppen. Niemand zegt iets. Het duurt eindeloos. Met zijn hoofd weggedoken tussen zijn schouders maakt de man zich weer uit de voeten.
Pandhuis sinds 1673
-
Het Haagse Pandhuis is opgericht in 1673. In de jaren daarvoor maakten Italiaanse immigranten (Lombarden, vandaar de uitdrukking ‘iets naar de lommerd brengen’) veel winst in de stad met deze manier van geld uitlenen. Een kleine groep werd rijker en de bevolking steeds armer, reden voor de stad om in te grijpen en een eigen pandhuis te beginnen.
-
Vorig jaar bezochten gemiddeld 200 mensen per dag het Pandhuis. Momenteel schommelt dat tussen de 220 en 260. Zeventig procent van de klanten in Den Haag komt uit de stad zelf, de rest uit het hele land.
-
De rente in Den Haag is momenteel 1,3 procent per maand. Het gemiddelde bedrag per lening is 290 euro.
-
Vijf procent van de beleende goederen wordt niet opgehaald. Maandelijks wordt een veiling georganiseerd waar die goederen te koop zijn. Niet verkochte juwelen worden uiteindelijk omgesmolten.
Strengere regels voor vrije pandhuizen
De Haagse wethouder Sociale Zaken Henk Kool (PvdA) dringt er al twee jaar bij het kabinet op aan om de Pandhuiswet aan te passen. De in haast onleesbaar oud-Nederlands geschreven wet uit 1910 stelt alleen regels voor heel kleine bedragen en is volslagen uit de tijd. De markt voor commerciële pandjeshuizen is daarmee vrij, tot frustratie van Jan van der Hulst, hoofd van de Haagse kredietbank.
Het gaat hem er niet om de concurrentie uit te schakelen, het gaat hem om het welzijn van de klanten, bezweert Van der Hulst. ‘Woekerrentes van twintig procent per maand zijn niet ongewoon’, zegt hij. ‘De voorwaarden bij die commerciëlen zijn vaak zo slecht dat mensen die het al slecht hebben, echt kopje onder worden geduwd.’ Naast de hoge rentes die worden gevraagd, heeft Van der Hulst ook problemen met de korte tijd waarvoor dingen in onderpand kunnen worden gegeven. ‘Wij doen dat voor een half jaar, maar een termijn van een maand of zelfs twee weken is bij de commerciëlen niet ongewoon. De kans dat mensen dan hun buffer kwijtraken, is levensgroot.’
Het kabinet erkent dat de oude wet niet meer voldoet, en werkt aan een herziening. Die had al klaar moeten zijn, maar invoering is tot nader order uitgesteld. Streven van het kabinet is nog steeds om voor het einde van deze kabinetsperiode een nieuwe Pandhuiswet klaar te hebben, staat in een brief die vorige week aan de Tweede Kamer werd verstuurd.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.