Ambtenaren doen alsof
Joost Heldeman (pseudoniem) verwerkte in zijn satirische roman Het geheim van Den Haag zijn jarenlange ervaring als ambtenaar op een ministerie. ‘Sommige dingen zijn zo absurd: als je het aan de buitenwereld vertelt, geloven ze het niet.’
Joost Heldeman, de hoofdpersoon in het boek dat volgende week verschijnt, is eigenlijk een beetje een triest figuur. Hij werkt al jaren op hetzelfde ministerie, maar is net onder de echte top blijven hangen. Hij heeft goede ideeën, maar niemand luistert. Noodgedwongen slijt hij zijn dagen met het lezen en becommentariëren van beleidsstukken waar hij vervolgens nooit meer wat van hoort. Maar nadat de partij van Pim Fortuyn de verkiezingen wint, wordt alles anders.
De regering wil het vertrouwen van de burgers in de overheid herstellen en het ministerie moet daarom ‘transformeren’. En Joost Heldeman moet daarvoor zorgen. Hij krijgt van de secretaris-generaal de belangrijke opdracht om een verbeterplan op te stellen. Al snel raakt hij echter verdwaald tussen directies, wereldvreemde bestuurskundigen en vooral, eindeloze stapels papier.
De ambtenaren in uw boek voldoen aan alle vooroordelen: ze beginnen laat, zitten veel vergaderend aan de koffie, en vooral: er komt niks concreets uit hun handen.
‘Het is geen vriendelijk boek, maar dat is het voor niemand. Ook niet voor burgers en zogenaamde deskundigen. Ik ken de overheid goed, werk nu al meer dan vijftien jaar voor de rijksoverheid. Ik wilde een verhaal schrijven van binnenuit, laten zien hoe het er echt aan toe gaat. Ambtenaren zijn in Nederland feitelijk een heel onbekende groep. De Amerikaanse traditie van ambtenaren die schrijven over ‘What I saw at the White House’, die kennen wij niet. Niemand weet precies wat ze nu eigenlijk doen op zo’n ministerie.
'Ook zo raar: in het parlement worden alle maatschappelijke groepen wel op de een of andere manier gerepresenteerd, maar niemand komt op voor de ambtenaren. De buitenwereld kan vrij veilig zeggen: gooi er maar 25 procent uit, maar als ambtenaar kun je weinig terugzeggen, want je wordt geacht loyaal te zijn en je mond te houden. Van je bewindspersoon hoef je het ook niet te hebben, want het is politiek opportuun om te roepen dat je ambtenaren wilt ontslaan.
Bij het lezen krijg je ook niet direct het gevoel dat we wat missen als er veel ambtenaren ontslagen worden. Burgers met echte hulpvragen worden genegeerd en ze zijn verder vooral bezig met zichzelf.
‘Het verhaal is ingebed in een politieke context: die van een overheid waarover voortdurend wordt geroepen dat die moet veranderen, zonder dat duidelijk is hoe dat dan zou moeten. Op het ministerie waar ik werkte, werd letterlijk elke twee jaar een nieuw programma gepresenteerd waarmee het allemaal helemaal anders zou gaan. Maar de afrekenmechanismen op een ministerie zijn er helemaal niet op gemaakt dat er dan ook daadwerkelijk iets verandert.
'Ambtenaren zeggen wel dat ze het voor de burger doen, maar uiteindelijk staat zo’n heel ministerie ten dienste van de bewindslieden. Die moeten hun politieke programma uitvoeren. Als de burger daarbij ook nog is geholpen, dan is dat hooguit mooi meegenomen.
'Op mijn ministerie hebben we ooit voorgesteld om een enquête te houden onder burgers om te horen wat die van een bepaald idee vonden, maar dat wilde de staatssecretaris niet. Dat kon de boel alleen maar compliceren. Logisch vanuit de bewindspersoon, want zij moest het regeerakkoord uitvoeren. Dat is de opdracht die ze van haar partij had meegekregen en daarop werd ze afgerekend. Als ze het anders zou doen, zou ze beschuldigd worden van kiezersbedrog. Maar daardoor staat de burger niet op de eerste plaats.
'En dan is er nog de secretaris-generaal. Zijn eerste zorg is ook al niet de burger, maar zorgen dat de minister bediend wordt en de werknemers tevreden zijn, zodat de goede mensen niet vertrekken. Daar wordt hij weer op afgerekend. Mijn ervaring is dat ambtelijke organisaties erg gericht zijn op harmonie. Ik heb ook ervaring in de wetenschap en die wereld drijft juist op conflict, want zo maak je elkaar beter. Maar ambtenaren zoeken altijd naar overeenkomsten en willen graag dat iedereen tevreden blijft. Het motto van Pim Fortuyn ‘Ik zeg wat ik denk en doe wat ik zeg’, dat is bij de overheid onwerkbaar. Dan heb je geheid ruzie.’
Dus doen ministeries vooral alsof ze veranderen, zonder concreet iets in gang te zetten.
‘Ik heb meegewerkt aan verbetertrajecten zoals die in het boek worden omschreven. En die kwamen maar niet verder. Op een dag realiseerde ik me: dat is de bedoeling ook helemaal niet. We willen graag geloven dat we met iets goeds bezig zijn en dat aan de buitenwereld kunnen vertellen, maar zodra het bewaarheid dreigt te worden, dan gaat er een benadeelde aan de rem hangen. We willen heel graag beter, maar dan wel morgen, dat is de dynamiek op zo’n ministerie.
'Ik dacht weleens: ik werk bij het grootste tekstbureau van Nederland. Als je iets wilt, moet je een tekst verzinnen waar het dan om draait. Ik heb willen laten zien hoe die tekstproductie losgezongen kan zijn van de werkelijkheid. ‘In wezen zijn veel mensen op departementen bezig met overleven. Met vooral zorgen dat ze op het eind van de dag de chaos een beetje hebben bezworen, al is dat dan vooral door met papier te schuiven.
'Ik overdrijf natuurlijk een beetje, maar als je je voortdurend in chaos bevindt, is het wel zo gemakkelijk als je elke dag de wereld opnieuw kunt uitvinden. Dus dat gebeurt ook voortdurend. Besluiten worden genomen en daar hoor je vervolgens nooit meer wat van. Men herinnert zich afspraken niet, of je krijgt te horen dat je het toch niet helemaal goed begrepen hebt. Ik heb vaak genoeg meegemaakt dat je uren vergadert en later denkt: wat hebben we nu eigenlijk afgesproken?
‘Ik was geen hoge ambtenaar, maar ik heb vaak genoeg bij vergaderingen van de top gezeten. Zoals ik het in het boek omschrijf, zo vaag als daar gepraat wordt, nou, zo gaat het echt hoor. In het begin zocht ik de schuld bij mezelf als ik er weer eens niks van had begrepen. Ik heb vast niet goed geluisterd, dacht ik dan. Maar later realiseerde ik me: die mensen praten met opzet zo vaag. Want stel dat je een keertje heel concreet bent, dan moet je ook in actie komen. Natuurlijk hebben ze dat zelf ook door, mind you, het zijn geen domme mensen die op die ministeries rondlopen. Maar door de omstandigheden kunnen ze vaak niet anders.’
Maar waar is het goed voor dan?
‘De core business van de overheid is het kanaliseren van conflicten. En dat kan door in de toekomst te leven. Al die taskforces en commissies die worden ingesteld, dat is een prachtige techniek om besluiten uit te stellen. Degenen die boos zijn heb je tevreden gesteld, want er komt een onderzoek. En degenen wier belang op het spel staat zijn evengoed gerustgesteld, want het is slechts een onderzoek. Dat klinkt misschien cynisch, maar onderschat het belang daarvan niet.
‘Wat in deze populistische tijden nog weleens wordt vergeten, is dat de bevolking altijd verdeeld is. Er zal altijd conflict zijn. Maar mensen vinden ruzie met de buurman niet fijn, dus leggen ze dat bij de overheid neer. En als ze dan niet tevreden zijn, gaan ze over de overheid zeuren. Het risico is dat de uitkomst niet bevalt en dan krijgt de overheid de schuld. Die is eigenlijk een soort vuilnisbak voor problemen die de samenleving zelf niet kan oplossen.’
Joost Heldeman, Het geheim van Den Haag, Contact, 2009, ISBN 9789025432676, € 14,95
Als Heldeman ambtenaren tegen is gekomen die er een potje van gemaakt hebben, dan had hij moeten ingrijpen, dan had hij zijn plicht moeten doen. Daar zijn procedures voor.