Allemaal naar de werkplaats
Inburgeraars, ex-gedetineerden, werklozen en zwervers: de sociale werkvoorziening wordt bevolkt door een steeds bonter gezelschap. De sw-bedrijven verdienen goed aan reïntegratie, maar het oude personeel mort.
In de ruime fabriekshallen van SWA in Alphen aan den Rijn, waar onder andere displays voor wenskaarten in elkaar worden gezet en draadbundels worden gemaakt, staat hier en daar een rolstoel. Verschillende personeelsleden die directeur Rein Souwerbren aanspreken, hebben overduidelijk een verstandelijke beperking. De traditionele doelgroep van lichamelijk en verstandelijk gehandicapten heeft in dit sociale werkvoorzieningsbedrijf de overhand.
Maar daarnaast voert SWA, zoals de meeste sw-bedrijven tegenwoordig doen, ook reïntegratieactiviteiten uit voor gemeenten. Mensen met een bijstandsuitkering werken er zij aan zij met medewerkers met een indicatie voor de sociale werkvoorziening; ze schenken samen de koffie in de kantine of voorzien verfblikken van nieuwe etiketten. Ongeveer 10 procent van de omzet haalt SWA tegenwoordig uit het begeleiden van mensen op een beschermde werkstage bij een gewoon bedrijf. Langdurig werklozen kunnen er weer leren werken met collega’s. Bij het sw-bedrijf doen ze werkritme op, hun niveau wordt er getest en ze kunnen er een horeca- of schoonmaakdiploma halen.
Die activiteiten zijn voor SWA ‘heel belangrijk’, onderstreept Souwerbren. ‘Het is werk voor ons en er is veel synergie met de sociale werkvoorziening. We hebben de ervaring en de middelen in huis om de vaardigheden te testen, ze dingen te leren en ze te laten werken. Voor wie direct regulier aan het werk kan, hebben wij weinig toe te voegen, maar verder zouden we best alles in de begeleiding van bijstandscliënten richting werk kunnen doen. Meer dan we nu doen.’
1,5 miljard
SWA in Alphen is bepaald niet het enige sw-bedrijf waar met hongerige ogen naar het reïntegratiebudget van de gemeenten wordt gekeken. Die pot is ongeveer 1,5 miljard euro groot. Daarvan bleef de afgelopen jaren veel geld onbesteed en de rest wordt vooral uitgegeven bij de commerciële reïntegratiebedrijven. Maar de sociale werkvoorziening roert zich steeds steviger op de reïntegratiemarkt.
De omzet van de negentig sw-bedrijven nam volgens cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vorige maand publiceerde, in vijf jaar tijd toe van 1,2 tot 1,3 miljard euro. Die groei heeft niks te maken met de kernactiviteit, de sociale werkvoorziening, maar alles met de toename van het aantal reïntegratietrajecten die sw-bedrijven uitvoerden. De CBS-cijfers gaan over de periode tot en met 2007; waarschijnlijk is de omzet uit reïntegratie inmiddels nog verder gegroeid.
Volgens Peter van der Steen, algemeen directeur van het Udense swbedrijf IBN, is het logisch dat de swbedrijven steeds meer de kant op gaan van een ‘gewoon’ reïntegratiebedrijf. Hij maakt zelf al lang geen onderscheid meer: ‘Uiteindelijk is er geen verschil. Zo divers als de mensheid is, zo divers is ook de behoefte aan reïntegratie. Bij sommige mensen is de ondersteuningsbehoefte groter dan bij de ander. Dé sw’er bestaat ook niet. Als bedrijf kom je een complex aan factoren tegen die maken dat iemand niet zelf een baan kan vinden, en de sw is daar maar één van.’
Bij IBN is de uitzonderlijke situatie dat daar de sw’ers nu al in de minderheid zijn ten opzichte van andere doelgroepen. Van der Steen: ‘Wij bieden ondersteuning aan achthonderd tot duizend mensen per jaar en een kwart daarvan heeft een sw-indicatie. Wij behandelen iedereen hetzelfde. Het enige verschil dat ik zie, is dat ik voor die sw-groep door de subsidie van het Rijk meer geld ter beschikking heb.’
Veilige haven
De reïntegratiemarkt is dus een dankbare ontdekking voor de sw-bedrijven, die op de sociale werkvoorziening alleen vaak verlies lijden. Maar hoe zit dat met de mensen voor wie de sociale werkvoorziening is opgericht, de gehandicapten, die het bedrijf zien als veilige haven? Wat vinden zij ervan dat ze met andere mensen komen te werken? Voor de vakbond Abvakabo is deze ontwikkeling ‘zeker een issue’.
Bestuurder José Meijer: ‘We horen van incidenten met agressie en signalen van medewerkers dat ze zich onveilig voelen op de werkvloer. Het beeld is nog te beperkt om er in algemene zin iets van te kunnen zeggen, maar ik maak me wel zorgen. Daarom hebben we als bond bij de cao-onderhandelingen ook gepleit voor een onderzoek hiernaar.’
Meijer heeft haar bedenking bij het mengen op de werkvloer van sw’ers en ‘mensen die het klappen van de zweep kennen’: ‘Er loopt van alles rond op die bedrijven. Er zijn er die mensen met een taakstraf over de vloer hebben. Je moet het ook zien in de context van de ontwikkelingen binnen de sociale werkvoorziening. Sw’ers worden steeds meer gestimuleerd om buiten het sw-bedrijf te gaan werken als ze dat aankunnen, met als gevolg dat je de zwakste groep binnen houdt. Vaak zijn dat mensen met psychische problemen, die een rustige werkomgeving hard nodig hebben. En juist zij worden dan geconfronteerd met een andere groep mensen op het bedrijf.’
Ook om een andere reden zorgt de aanwezigheid van reïntegreerders voor onrust: de sw-bedrijven hebben last van de economische crisis en het werk is schaars. Sw’ers hebben het gevoel dat hun werk wordt ingepikt. Meijer: ‘Het komt voor dat het werk wordt verdeeld onder de mensen die op een reïntegratietraject zitten en dat de sw’ers naar huis worden gestuurd omdat er voor hen geen werk meer is. Die mogen op hun handen gaan zitten. De andere groepen moeten natuurlijk binnen een paar maanden worden klaargestoomd voor werk, en het sw- bedrijf wordt daar op afgerekend door de opdrachtgever. Dus het werk dat er is, gaat het eerst naar hen.’
Concurrent
Bij SWA in Alphen is geen sprake van verdringing, zegt Souwerbren, maar het leeft wel bij de personeelsleden. ‘Dan antwoord ik dat we zorgen dat er voor iedereen werk is. Natuurlijk is het nu iets moeilijker om nieuwe opdrachten te krijgen, maar als er geen werk is dan maken we dat, soms zelfs door bewust inefficiënt te werken. Dan doe je iets met de hand in plaats van machinaal.’
Niet alleen medewerkers bezien de nieuwe activiteiten van de sw-bedrijven kritisch. Ook de reïntegratiebranche houdt de ontwikkelingen scherp in de gaten: aan de sw-bedrijven hebben ze immers een bijzondere concurrent. De bedrijven krijgen veel rijkssubsidie (de loonkosten voor de sw-medewerkers worden door het Rijk betaald) en tekorten op de balans worden vrijwel altijd aangevuld door de gemeente. Die is verplicht te zorgen voor sociale werkvoorziening voor de inwoners die daar recht op hebben. Gemeenten zullen ‘hun’ sw-bedrijf daarom niet snel failliet laten gaan.
Eerlijke concurrentie is goed mogelijk, maar in de praktijk is daarvan niet altijd sprake, zegt directeur Carmen de Jonge van Boaborea, de branchevereniging van reïntegratiebedrijven. Van belang is dat de swbedrijven voor hun reïntegratieactiviteiten de gewone lasten die ieder bedrijf heeft, ook voor eigen rekening neemt. De Jonge: ‘Dat betekent dat huur wordt betaald voor het gebruik van de gebouwen en dat het personeel ook daadwerkelijk op de payroll staat van de reïntegratietak.’
Het ministerie van Economische Zaken zou daar wel een vinger aan de pols mogen houden, vindt ze. ‘Het speelveld moet natuurlijk wel gelijk zijn. En of dat zo is, hangt erg af van de verantwoordelijke wethouder. Het kan niet dat zo’n bedrijf opdrachten krijgt op basis van “we doen al zolang zaken met elkaar”. Het moet gaan over de prestaties en daarop moeten alle dienstverleners zich transparant willen laten afrekenen. Dan krijg je echte concurrentie.’
Risico
De Jonge noemt een voorbeeld om te laten zien waar het misgaat. Ze vertelt van een sw-bedrijf uit Brabant dat een opdracht voor reïntegratie binnenhaalde in Rotterdam. Dat ging mis en het bedrijf maakte verlies. ‘Dat bedrijf kreeg vervolgens steun van de wethouder in de eigen gemeente. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de burger daar uiteindelijk voor moet opdraaien, dat doen we in andere sectoren ook niet. Als je als bedrijf bewust zo’n risico neemt, dan moet je ook zelf de gevolgen dragen.’
Los van die kritische opmerkingen wil de Boaborea-directeur benadrukken dat ze de sw-bedrijven en de reïntegratiebranche elkaar goed kunnen aanvullen. ‘Sw-bedrijven zijn doorgaans goed in het activeren en “leren werken”. Het bestaansrecht van de reïntegratiebedrijven zit in het daadwerkelijk mensen naar ander werk begeleiden met een arbeidsovereenkomst. Daar zit een verschil in werken in.’
IBN-directeur Van der Steen is het met De Jonge eens dat een sw-bedrijf ook gewoon failliet moet kunnen gaan. ‘Het zou in alle opzichten een gewone bedrijfstak moeten worden. Het hoofddoel moet zijn het bemiddelen van iedereen naar de gewone arbeidsmarkt, de één met wat meer ondersteuning dan de ander. En een bedrijf dat dat niet goed doet, moet daarvan ook de consequenties voelen.’
Van der Steen verwacht dat over vijf jaar de sociale werkvoorziening in haar huidige vorm niet meer zal bestaan: ‘Gemeenten en UWV gaan heel anders naar de verschillende doelgroepen kijken. Mensen ondersteunen wordt het doel, niet langer mensen onderhouden. En daar zullen alle sw-bedrijven in mee moeten gaan.’
En dat ze alleen maar roosterklemmen monteren. Normaal werk voor hun is er niet, ze worden op een afdeling geplaatst omdat het geld oplevert. Het word eens tijd dat er ambtenaren mee gaan draaien in zo'n traject maar dan wel undercover.. Hier word met geld gegooid, terwijl de gewone man alles word afgenomen.