Afrekenen op resultaat op zijn retour
Het aantal gemeenten dat per dit jaar is overgestapt naar resultaatgerichte bekostiging (output) is gekelderd. Dat blijkt uit de Monitor gemeentelijke zorginkoop van PPRC.
In coronajaar 2020 hebben veel minder gemeenten nieuwe contracten afgesloten voor de Wmo en de jeugdzorg, terwijl contracten wel afliepen. Het aantal gemeenten dat per dit jaar is overgestapt naar resultaatgerichte bekostiging (output) is gekelderd. Steeds vaker ook worden zorgproducten ‘opgeknipt’. Een crime voor aanbieders.
Trendbreuk
Dat blijkt uit de Monitor gemeentelijke zorginkoop, waarin PPRC jaarlijks gemeentelijke inkoopcontracten onder de loep neemt en van daaruit trends en ontwikkelingen signaleert. De meest recente monitor gaat over de contracten voor Wmo en jeugdzorg die per januari zijn ingegaan. Aan de ingezette trend om van inspanningsgerichte financiering over te stappen naar ‘outputgerichte’ bekostiging is vorig jaar een abrupt einde gekomen; een trendbreuk. Aanbieders worden daarbij op het vooraf afgesproken resultaat afgerekend, en niet op hun inspanningen om een resultaat te bereiken (prijs maal hoeveelheid).
Massaal terugvallen
De laatste jaren lag het percentage Wmo-voorzieningen dat op concrete output (resultaat) werd bekostigd, stabiel op een derde. ‘Vooral bij de jeugdzorg was outputgerichte bekostiging met een opmars bezig’, stelt PPRC-onderzoek Niels Uenk. Van de in 2019 afgesloten jeugdzorgcontracten werd bij nog slechts 16 procent gekozen voor ‘afrekenen op resultaat’; een jaar later was dat aandeel gestegen naar 41 procent. ‘Voor de 2021-contracten keldert de toepassing van outputgerichte bekostiging. Nog slechts 7 procent van de nieuwe Wmo- en jeugdzorgcontracten voor 2021 zijn outputgericht bekostigd. Gemeenten lijken massaal terug te vallen op inspanningsgerichte contracten’, aldus Uenk.
Kostenbeheersing
Corona zal daaraan hebben bijgedragen, vermoeden Uenk en zijn collega Madelon Wind. Veel gemeenten hadden plannen om over te gaan op resultaatgerichte financiering of speelden met de gedachte taakgerichte bekostiging (populatiebekostiging) in te voeren, maar durfden de overstap naar een nieuw financieringsmodel niet aan. ‘Ze vonden dat mogelijk te complex in een crisisjaar of hebben hier meer tijd voor nodig’, vermoedt Wind. Maar ook de financiële tekorten van gemeenten spelen mee om af te zien van een nieuwe financieringssystematiek, denkt Uenk. ‘Vooral bij de jeugdzorg was de afgelopen jaren innovatie, flexibiliteit en geen kind tussen wal en schip het Leidmotief bij de inkoop. Nu staat kostenbeheersing met stip op nummer een’, aldus Uenk. Gemeenten willen grip en controle op de kosten krijgen en boven tafel krijgen waar ‘het lek’ zit.
Opknippen ondersteuning
Een opvallende trend is het ‘segmenteren’ van de jeugdhulp: het opnieuw indelen van de ondersteuningsvormen, in geheel andere clusters (segmenten) dan voorheen bij inkoop gebruikelijk waren. Gemeenten kopen vervolgens deze verschillende segmenten op verschillende manieren in. Wmo en jeugdzorg werden voorheen weliswaar apart ingekocht, maar wel grotendeels met dezelfde inkoopprocedure en bekostigingsvorm. ‘In de beginjaren van de decentralisatie hanteerden gemeenten een one size fits all voor de inkoop van Wmo-ondersteuning en jeugdzorg’, aldus Uenk. ‘We zien gemeenten nu de inkoopstrategie differentiëren per ondersteuningsvorm.’
Chaos
Lichte ambulante ondersteuning wordt bijvoorbeeld via open house ingekocht, terwijl specialistische jeugdzorg via een selectieve aanbesteding wordt geregeld waarbij een paar aanbieders aan de slag mogen, maar wel met een budgetplafond. Voor Gecertificeerde Instellingen (GI’s, jeugdbescherming en -reclassering) wordt weer een subsidietender uitgeschreven. ‘Als er een logische indeling wordt gehanteerd die aansluit bij bestaande structuren die gemeenten in afgelopen jaren hebben opgetuigd, is dit een positieve ontwikkeling. Dan passen gemeenten maatwerk toe bij het inkopen’, zegt Uenk. ‘Maar daar wringt de schoen. We zien dat jeugdhulpregio’s een nieuwe segmentering op te rigide wijze doorvoeren, met te weinig oog voor de effecten op het contracteren.’ Aanbieders die verschillende zorgvormen leveren, moeten dus voor verschillende segmenten meedingen en zich voor evenzo veel zorgvormen verantwoorden. ‘Dit draagt niet bij aan administratieve lastverlichting’, stelt Uenk. Wind: ‘Dit wordt een grote chaos voor aanbieders.’
Bekostigingsvorm |
Wmo |
Jeugdhulp |
||||||
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
|
Inspanningsgericht |
62% |
68% |
28% |
84% |
60% |
70% |
56% |
91% |
Resultaatgericht |
35% |
25% |
35% |
7% |
31% |
16% |
41% |
7% |
Populatiebekostiging |
3% |
0% |
21% |
10% |
2% |
6% |
2% |
2% |
Onbekend / overig* |
0% |
7% |
16% |
0% |
7% |
8% |
1% |
0% |
Bron: PPRC
Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 9 van deze week (inlog)
De hele reguliere gezondheidssector werkt met landelijke coderingen die door alle instellingen en verzekeraars worden toegepast.
De VNG dient het ministerie op te dragen om dat ook voor de WMO en de jeugdzorg te organiseren. Dat bespaart heel erg veel organisatiekosten bij de gemeenten die ten goede aan de uitvoeringsbudgetten kunnen komen.
Maar, simpele, landelijk georganiseerde en genormeerde kosten? Dat is vloeken onder gemeenteambtenaren. Die raken hun werk kwijt.