Verdubbeling huishoudelijke hulp bij hogere inkomens
In de laagste-inkomensgroep is het gebruik van deze Wmo-maatwerkvoorziening weinig veranderd.
Sinds de invoering van het abonnementstarief is het aantal mensen dat gebruikmaakt van huishoudelijke hulp in de hogere inkomensklasse ongeveer verdubbeld. In de eerste helft van 2023 kregen ruim 485 duizend mensen huishoudelijke hulp vanuit de Wmo 2015. Dat is 27 procent meer dan vier jaar geleden, toen het abonnementstarief werd ingevoerd. In totaal ontvingen ruim 1,1 miljoen mensen thuis hulp of ondersteuning via de Wmo, 10 procent meer dan in 2019.
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van voorlopige cijfers. Tot 2019 hanteerden de meeste gemeenten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor het gebruik van een Wmo-maatwerkvoorziening. Vanaf 2019 werd die inkomensafhankelijke bijdrage deels en in 2020 helemaal afgeschaft en vervangen door het zogeheten Wmo-abonnementstarief. Sindsdien moet iedereen, ongeacht de hoogte van het inkomen, een vast bedrag per maand betalen voor een Wmo-voorziening. Het gaat om maximaal 19 euro per maand.
Twee derde hoger
Door de invoering van het abonnementstarief is het aantal mensen dat gebruikmaakt van huishoudelijke hulp in de hogere inkomensklasse ongeveer verdubbeld. Het gaat hier om mensen die bruto meer dan 40 duizend euro per jaar verdienen. Het gebruik door cliënten uit de midden-inkomensgroep (tussen 20 en 40 duizend euro per jaar) was ruim twee derde hoger dan in 2019. In de laagste-inkomensgroep (minder dan 20 duizend euro) is het gebruik weinig veranderd: het aantal cliënten in die groep was dit jaar 5 procent hoger dan vier jaar geleden.
Ouderen
De leeftijd van de cliënten verschilt per type voorziening. Cliënten met huishoudelijke hulp of hulpmiddelen zijn meestal ouderen, terwijl ondersteuning thuis juist relatief minder door senioren werd afgenomen. Het aantal mensen van 60 jaar en ouder was in 2023 ruim 8 procent hoger dan in 2019.
Wachtlijsten
Al jaren zien gemeenten een enorme toename van het aantal aanvragen van vooral huishoudelijke hulp. Veel mensen die deze hulp makkelijk zelf kunnen betalen – en vaak al op eigen kosten een hulp hadden geregeld – kozen voor deze goedkope oplossing en meldden zich bij het Wmo-loket van de gemeente. Gemeenten zagen de kosten de pan uitrijzen, wat ten koste gaat en ging van de mensen die de hulp echt nodig hebben, maar deze niet zelf kunnen betalen. In sommige gemeenten ontstonden lange wachtlijsten.
Per 2026
Het kabinet wil de inkomensafhankelijke eigen bijdrage per 2026 (opnieuw) invoeren. Hiermee hoopt de regering de druk bij gemeenten op (het gebruik van) Wmo-voorzieningen te verlagen en de (financiële) houdbaarheid van de Wmo 2015 te verbeteren. Naar verwachting levert de maatregel jaarlijks 100 miljoen euro op.
Hogere inkomens en zelfs middeninkomens draaien via belastingheffing naar draagkracht en via de wet langdurige zorg (Wlz) al volledig op voor de kosten van de verpleegtehuizen.
De situatie is daarom nu dat huishoudelijke zorg volkomen terecht niet is gekoppeld aan het inkomen. Je kunt hogere inkomens nu eenmaal niet overal mee belasten al denken sommige (elitaire) politici daar wellicht/veelal door onwetendheid ook anders over.