Het bedrijventerrein als groene motor
Groene bedrijventerreinen kunnen een nuttige brug vormen tussen natuurgebieden en ‘vergroende’ woonwijken.
Artikel 1.3 Omgevingswet zet maatschappelijke doelen centraal bij besluiten en activiteiten. Het schrijft onder meer voor dat besluiten en activiteiten met het oog op duurzame ontwikkeling tot stand moeten komen. Lastig voor wie duurzaamheid vooral ziet als containerbegrip, als lastig afdwingbaar of slecht verdienmodel. De Memorie van Toelichting beschreef destijds al, dat een paradigmawisseling nodig is bij overheid, bedrijven en burgers. Dat is anno 2024 niet anders.
Alweer jaren geleden wachtte ik samen met een jonge man op een trein. Hij bleek natuurkunde te studeren met als specialisatie duurzame energietechniek. Wij raakten in gesprek over energieopslag in relatie tot gebieds- en projectontwikkeling. ‘Hoe kom je zo bij die studie?’ vroeg ik. Duurzaamheid was volgens hem de toekomst, maar dan moest het wel concreet worden. Niks containerbegrip, afdwingbaarheid of verdienmodel. Gewoon: de toekomst en aan de slag ermee.
Mijn man heeft al langer een eigen kijk op duurzaamheid. Dat is volgens hem terug naar vroeger, maar dan modern. Vroeger waren we immers niet rijk genoeg voor verspilling. In het verleden ligt de inspiratie.
Inderdaad: ‘concreet maken’ hebben we nodig. Tips voor anders bouwen en inrichten, met andere materialen in een ander soort openbare ruimte. Tips voor anders leven en werken. Tips voor andere verdienmodellen. Het valt namelijk niet mee om te concurreren met de lineaire economie. Over slechte verdienmodellen gesproken!
Er staan mooie documentaires op het internet met visualisaties van product- en gebiedsontwikkeling, die bovendien herstel van gebieden laten zien. Heel leerzaam en het levert een goed gevoel en positieve energie op. Ook niet onbelangrijk met alle scepsis en narigheid in de media.
In mijn presentaties en boeken over de Omgevingswet gebruik ik vaak een plaatje van Wilfried Jansen of Lorkeers, dat ooit stond afgedrukt in de Volkskrant. Het toont een bedrijventerrein. Of in ‘omgevingswets’: een ‘bedrijfsomgeving’. Je ziet bedrijfsgebouwen, maar ook windmolens, zonnepanelen, water en groen. Er vliegen een roofvogel en een vlinder. Over de ondergrondse parkeergarage loopt een groen wandelpad en de gebouwen hebben groene daken en gevels. De illustratie toont dat bedrijvigheid, energieopwekking, water en natuur heel goed samengaan.
Recent las ik de winteruitgave van Mens en Natuur, het blad van het Instituut Voor Natuureducatie (IVN). Een van de artikelen startte met: ‘Je zou het niet zeggen, maar bedrijventerreinen bieden enorme kansen voor de natuur’. Het besprak het programma Werklandschap van de Toekomst. Allerlei partijen, waaronder het IVN, willen daarbinnen samen bedrijventerreinen vergroenen. Het programma krijgt 26 miljoen subsidie uit het Nationaal Groeifonds. Aan de subsidieverlening ging ook een economische toets vooraf. Eind 2023 is programma gestart. Het wil een experimentele beweging zijn, waarbij iedereen onderzoekt en leert. De IVN pakt een andere rol en wil vooral niet alleen meer ‘komen vertellen hoe het moet’.
In Living Labs wordt onder meer getest of regelgeving een knelpunt kan zijn en welke vaardigheden nodig zijn om bijvoorbeeld een wadi aan te leggen. Ambassadeursterreinen zullen vervolgens als voorbeeld dienen. En, niet onbelangrijk: experimenten mogen ook misgaan.
Er is wel wat te doen: 10 procent van Nederland – 100.000 ha - is een ‘bedrijfsomgeving’. En volgens het rijk is er behoefte aan veel meer. Vaak grenzen ze aan natuurgebieden, waardoor ze een brug kunnen zijn naar toekomstige ‘vergroende’ woonwijken.
Het artikel beschrijft hoe er leefplekken voor vogels, insecten en andere dieren kunnen komen, bijvoorbeeld door bestrating te veranderen of door daken te beplanten met soorten die van nature in de omgeving voorkomen en passen bij het landschap en het lokale ecosysteem. Ik krijg daar allerlei beelden bij. Parkeerplaatsen van tegels waar gras doorheen groeit of kruiptijm. Gevels met beplanting en nestelende vogels. Daken met sedumbloemen. En een zonneboom of overkapping met zonnepanelen voor oplaadbare auto’s en verlichting. Misschien zelfs met een batterij, bedacht door de voormalige natuurkundestudent, waardoor het betreffende ‘werklandschap’ zelfvoorzienend kan zijn.
Zo’n ‘werklandschap’ of ‘bedrijfsomgeving’ is veel meer klimaatbestendig en heeft een positief effect op de lichamelijke en mentale gezondheid van de mensen die er werken. Dat weten we al uit onderzoek. Bovendien is bereiken en in stand houden van een gezonde leefomgeving ook een maatschappelijk doel van de Omgevingswet.
Vaak sneuvelen dit soort dingen op financiën. Uit een interview met een wethouder, die al een voorbeeld heeft gerealiseerd, bleek dat er meer gekeken moet worden naar maatschappelijke kosten en baten. Dat betekent een andere kijk op financieren.
Met het oog op duurzaamheid: daar moet je kijk op krijgen en voorbeelden voor zien. Je ziet het pas als je het doorhebt, maar je krijgt het pas door als je het ziet. Fijn dus dat er voorbeelden zijn en gaan komen!
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.