Waterwet dwingt tot samenwerken
Waterschappen en gemeenten moeten meer gaan samenwerken bij de ruimtelijke ordening. ‘Wij volgden altijd, nu moeten we durven te participeren’, zegt dijkgraaf Patrick Poelmann.
De Waterwet, die 22 december van kracht wordt, vraagt van waterschappen een stevige inhoudelijke inbreng bij ruimtelijke plannen. En dat is niet vrijblijvend: gemeenten zijn verplicht om bij het maken van structuurvisies of bestemmingsplannen rekening te houden met de waterhuishouding. Samenwerking met waterschappen is daarbij onontbeerlijk.
De Unie van Waterschappen heeft eerder dit jaar een bestuurlijke commissie gevormd om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. In de commissie zitten ook de gemeentekoepel VNG, provinciekoepel IPO, het ministerie van VROM, Nirov en Bouwend Nederland. Een van de uitkomsten is dat er een trainings- en opleidingsprogramma komt voor medewerkers van waterschappen. Dit sluit aan op de trend dat waterschappen steeds vaker planologen en ruimtelijk ontwerpers in dienst nemen.
‘Als je wilt meepraten, moet je wel de kennis in huis hebben’, zegt D66’er Patrick Poelmann, dijkgraaf bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en voorzitter van de bestuurlijke commissie. Poelmann is verheugd over de nieuwe ontwikkelingen: ‘In combinatie met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de Waterwet voor waterschappen een goede stimulans om er vanaf dag één bij betrokken te zijn als er plannen worden gemaakt. Water is belangrijk in de ruimtelijke ordening. Het nieuwe wettelijke stelsel helpt ons erbij om dat uitgangspunt ook in de praktijk toe te passen.’
Van waterschappen wordt volgens Poelmann verwacht dat zij anticiperen op ruimtelijke plannen. ‘We waren gewend om achteraf te toetsen, we komen uit een positie dat we altijd volgden. Als je je inbreng aan de voorkant kunt leveren, is dat natuurlijk veel beter. Het is nu eenmaal buitengewoon lastig om achteraf nog dingen te veranderen als de plannen eenmaal zijn gemaakt’, weet de dijkgraaf.
Poelmann verwacht veel van de samenwerking met gemeenten. Verhalend over zijn ervaring als dijkgraaf van Stichtse Rijnlanden: ‘Bij de planontwikkeling voor de nieuwe woonwijk Rijnenburg, bij Utrecht, zitten wij als waterschap vanaf het begin aan tafel. Dat werkt voor alle betrokken partijen heel goed.’
Autoriteit
Het Nirov, netwerkorganisatie voor professionals in de ruimtelijke ordening, is blij met de nieuwe wet. Eerder dit jaar leefde nog het beeld dat de waterschappen onvoldoende zouden zijn toegerust op hun nieuwe taak. Die vrees bestaat inmiddels niet meer, zegt Ronald Löhr, programmaleider Water en Gebiedsontwikkeling bij het Nirov: ‘Een kopgroep binnen de waterschappen heeft de handschoen inmiddels echt opgepakt, en stimuleert anderen om hierin mee te gaan. Zij stellen zich niet op als dé waterautoriteit, maar nemen het respecteren van elkaars belangen als uitgangspunt. Op die manier verdienen ze hun autoriteit. Daarmee is een goede basis gelegd voor een succesvolle samenwerking in de toekomst.’
Volgens Löhr zijn ruimtelijke ordening en waterbeheer tot nu toe nog te vaak twee totaal verschillende werelden. ‘De waterbelangen en de belangen van de ruimtelijke ordening moeten nu aan elkaar worden gekoppeld. Het gaat er om dat we elkaar leren begrijpen. Mijn overtuiging is dat je gebiedsontwikkeling moet zien als een sociaal-culturele opgave. Je moet fatsoenlijk met elkaar omgaan en elkaar op de geëigende momenten een plekje op het podium gunnen. Als je vanuit dat besef de samenwerking aangaat, heb je al veel gewonnen.’
Ook Gert Dekker, beleidsmedewerker Water bij de VNG, beklemtoont het belang van samenwerking. Want strikt juridisch laat de wet vooral ook veel open, legt hij uit: ‘De mensen zullen het moeten doen. Het waterbelang is op een aantal punten weliswaar sterker juridisch gepositioneerd, maar het is niet dominant geworden. De algemene democratie zal uiteindelijk toch haar eigen afweging maken, waarbij het waterbelang geldt als een van de factoren waarmee rekening wordt gehouden. Zo bezien zal de Waterwet niet het verschil maken.’
Dekker vestigt de aandacht op een ander punt dat van belang is voor de toekomstige relatie tussen gemeenten en waterschappen. Gemeenten hoeven voor het lozen van grond-, regen- of afvalwater op het oppervlaktewater niet langer een vergunning aan te vragen. ‘Eenzijdige voorschriften maken plaats voor samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Dat is een fundamentele wijziging’, aldus Dekker.
Hoe de samenwerking op het gebied van waterlozingen kan worden ingevuld, wordt beschreven in een handreiking die in de eerste helft van 2010 verschijnt. Hiervoor werkt de VNG samen met het IPO, de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat. De Waterwet staat ook centraal in een ledenbrief die de VNG vorige week aan alle gemeenten heeft verstuurd.
Minder bureaucratie
De Waterwet voegt acht wetten samen. Zes vergunningen uit eerdere wetten gaan op in één watervergunning. Doordat de wet veel algemene regels stelt, kunnen burgers en bedrijven naar verwachting vaak volstaan met een melding; het aanvragen van een vergunning is dan niet nodig. Dit moet de bureaucratie verminderen. Activiteiten die melding- of vergunningplichting zijn, zijn bijvoorbeeld de aanleg van een steiger, het onttrekken van grondwater, bronbemaling, bouwen op of bij een dijk, en het slaan van een damwand.
Een watervergunning kan rechtstreeks bij het bevoegde gezag, maar ook bij de gemeente worden aangevraagd. De gemeente zorgt er dan voor dat de aanvraag bij de juiste bevoegde instanties terechtkomt. De Waterwet komt in de plaats van de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Grondwaterwet, de Wet droogmakerijen en indijkingen, de Wet op de waterkering, plus de zogeheten ‘natte delen’ van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Waterstaatswet 1900. Ook wordt er de regeling voor waterbodems uit de Wet bodembescherming in ondergebracht.
Twee waterbeheerders
De Waterwet kent twee waterbeheerders: het Rijk voor rijkswateren, en waterschappen voor overige wateren. De waterschappen zijn tevens verantwoordelijk voor zuivering. Provincies en gemeenten zijn weliswaar geen beheerder, maar hebben wel waterstaatkundige taken. Zo blijft de provincie bevoegd gezag voor drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties: openbare drinkwaterwinning, ondergrondse energieopslag en industriële onttrekkingen van meer dan 150 duizend kubieke meter per jaar.
Gemeenten hebben een zorgplicht voor hemel- en grondwater. Provincies leggen hun belangen vast in een provinciaal waterplan. Daarnaast is er een nationaal waterplan. Met beide plannen, die gelden als structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening, moeten gemeenten rekening houden als zij een bestemmingsplan maken.
Provincies houden toezicht op waterschappen en gemeenten. Zonodig kan een provincie instructies of aanwijzingen geven. Provincies en het Rijk zijn ook in de positie om waterschappen of gemeenten volledig buitenspel te zetten. Bij bovenregionale belangen of internationale verplichtingen kan de minister van Verkeer en Waterstaat ingrijpen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.