Voorsprong
Alleen schoon is mooi. Onder die titel verscheen onlangs een boeiend boek over de geschiedenis van het Griftpark in Utrecht. Het park ligt op de plek waar tussen 1862 en 1960 de gemeentelijke gasfabriek heeft gestaan, midden in een woonwijk. Die fabriek bleek een onzalige erfenis te hebben nagelaten: een bodemvervuiling zonder weerga in Nederland. Dankzij een sterk staaltje ingenieurskunst – de vervuiling werd als het ware ingepakt – kunnen omwonenden en anderen sinds 1999 genieten van een prachtig stadspark.
Op pagina 149 van het boek staat een foto waarop ik – in mijn hoedanigheid van milieuminister – een petitie van omwonenden in ontvangst neem. Het is 9 april 1987. Ik weet het moment nog precies. In die tijd was bodemverontreiniging een hot issue in de samenleving. Onder een woonwijk in Lekkerkerk bleek chemisch afval te zijn gestort. Het was het begin van een serie ontdekkingen die in het dichtbevolkte Nederland stuk voor stuk een kolossale impact hadden. De verontreiniging in het Griftpark kwam aan het licht nadat spelende kinderen een vat zwavelzuur hadden gevonden.
Emoties laaiden hoog op. Alles moest schoon, tot de laatste korrel zand, was aanvankelijk de gedachte. Al snel bleek dat onbetaalbaar. Ook het aansprakelijk stellen van de veroorzakers bleek geen begaanbare weg. In veel gevallen, zoals bij het Griftpark, lagen de daders (letterlijk en figuurlijk) op het kerkhof. De energie richtte zich al snel op het aanpakken van het probleem aan de bron (het voorkomen van nieuwe bodemverontreiniging), terwijl volledige sanering alleen nog in uitzonderlijke gevallen werd toegepast. Soms bleek een zogenoemde functionele sanering te volstaan, bijvoorbeeld als de risico’s van de vervuiling beperkt bleken.
Inmiddels is de bodemverontreiniging in Nederland praktisch volledig in kaart gebracht. Lokale verontreinigingen zijn opgelost of bekend. De technologie heeft zich de afgelopen vijfentwintig jaar sterk ontwikkeld. De discussie is zakelijker geworden, de benadering volwassen. Zoals het vaak gaat, wordt het beleid dan gedecentraliseerd. Het convenant ‘Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak van spoedlocaties’ van het Rijk, het IPO, de VNG en de waterschappen is nu gericht op een decentrale aanpak. Maar het gaat ook een stap verder. Bodemsanering is onderdeel van een gebiedsgerichte benadering. Dat wil zeggen: verder kijken dan alleen saneren en meteen de kansen benutten die de bodem biedt. Zoals warmte-koudeopslag toepassen, of de verdroging aanpakken. Het is een nieuwe, volgende stap in de historische ontwikkeling. En het is een kans voor Nederland om wereldwijd de toon te zetten.
De (technische) kennis en ervaring die we de afgelopen kwarteeuw hebben opgedaan, zijn een rendabel exportproduct. Denk aan Oost-Europa, dat kampt met een grote vervuiling. Als sanering ook daar gepaard zou kunnen gaan met ontwikkeling van de ondergrond of zelfs ruimtelijke ontwikkeling, zetten we verschillende stappen tegelijk. Hetzelfde geldt voor China. Hier is een wereld te winnen voor Nederland én voor de landen waar we actief kunnen zijn.
De hoge bevolkingsdichtheid in Nederland leidt vaak tot problemen. Denk aan de files, het gevecht om de ruimte, de moeizame manier waarop we oplossingen voor problemen tot stand brengen. Maar er is ook een andere kant van de medaille. Wie een park wil aanleggen op de plek waar ooit een chemische fabriek stond, wordt vanzelf gedwongen de beste ideeën te bedenken. Het gegeven dat zoveel mensen dicht op elkaar wonen, zet ons dus ook op voorsprong. Laten we die voorsprong vasthouden en niet uit handen geven.
Ed Nijpels
Voorzitter NLingenieurs, brancheorganisatie van advies-, management- en ingenieursbureaus
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.