Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Strenge regels remmen bouwkunst’

Architecten bekritiseren de aanbesteding van nieuwbouwprojecten. Gemeenten zouden de Europese regelgeving te streng interpreteren. Verschraling van de bouwkunst dreigt. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol heeft onderzoekers van de TU Delft om een feitenonderzoek gevraagd.

07 november 2008

‘Je levert een Formule 1-auto en dan blijkt het circuit een zandpad te zijn’, zegt Penne Hangelbroek van Rapp+Rapp over de wijze waarop Utrecht zijn rol als opdrachtgever heeft vervuld. Hij is architect-partner bij het bureau dat verwikkeld is in een conflict met deze gemeente over de gunning voor het ontwerpen van de nieuwe centrale bibliotheek annex cultuur- en filmcentrum. Hangelbroek is misnoegd over de gang van zaken tijdens de selectie. Volgens hem gaat het in de Utrechtse affaire om méér dan een stomme rekenfout. Naar zijn oordeel is er sprake van een gebrek aan professionaliteit bij lokale overheden en is ‘Utrecht’ slechts één van de voorbeelden.

 

Zijn mening – te weinig notie van het architectenvak bij gemeenten - wordt gedeeld door veel collega’s. 63 procent van de architecten is niet te spreken over de kwaliteit van het ambtelijk apparaat, blijkt uit onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in opdracht van de Bond van Nederlandse Architecten BNA. De architecten zijn vooral ontevreden over de afhandeling van bouwaanvragen van complexe en/of grote projecten. 71 procent vindt dat de behandelend ambtenaren niet oplossingsgericht zijn en niet out of the box kunnen denken. Nu de rijksoverheid meer verantwoordelijkheid in de ruimtelijke ordening delegeert naar gemeenten, fnuikt die vermeende kennislacune des te meer.

 

De Rotterdamse architecten André Kempe en Oliver Thill inventariseerden onlangs de Nederlandse aanbestedingspraktijk. ‘Door het gebrek aan ervaring met een formele cultuur en door het ontbreken van adequate landelijke structuren wordt de huidige Nederlandse interpretatie van de Europese richtlijnen gekenmerkt door een bijzonder strenge en behoudende benadering, een aanpak die roomser is dan de paus’, stellen zij. Opdrachtgevers verlangen zelfs voor zeer kleine openbare gebouwen buitenproportioneel hoge omzetten van areen vaak onhaalbaar aantal referentieprojecten. Veel architecten, die vaak met andere professionals samenwerken in losvaste verbanden, vallen hierdoor al af.

 

Optimaal

 

Architect Hans van Heeswijk geeft een voorbeeld. Hoewel zijn bureau een flinke staat van dienst heeft op het gebied van openbare gebouwen, kon hij niet meedingen bij het golfje aanbestedingen van brede scholen. Hij vist de documenten uit zijn archief die horen bij een aanbesteding van een brede school in Gorinchem.

 

Hij leest de lange lijst van eisen voor: ‘Aantoonbare ervaring door middel van documentatie van drie afgeronde referentieprojecten in het ontwerpen van schoolgebouwen (van minimaal dezelfde omvang) voor verschillende doelgroepen met een hoge bebouwingsintensiteit. (...) Aantoonbare ervaring door middel van documentatie van drie afgeronde referentieprojecten in de wijze van integreren van private en multifunctionele ruimten binnen een complex gebouw (van minimaal eenzelfde omvang) met mensintensieve verkeersstromen. (…) Een uitgebreide beschrijving en weergave van minimaal drie naar aard en omvang vergelijkbare scholen die in de laatste vijf jaar door de gegadigde zijn ontworpen respectievelijk gerealiseerd.’

 

Van Heeswijk, na een korte pauze: ‘Het is onmogelijk aan die eisen te voldoen en zeker niet in de laatste vijf jaar! Het fenomeen brede school bestaat nog maar amper.’ ‘Wil je als overheid een ontwerper of een ontwerp?’, vraagt hoogleraar bouwmanagement Hans Wamelink van de Technische Universiteit Delft zich hardop af. Hij was tot 2006 directeur van bouwmanagementbureau Infocus (nu eigendom van DHV). ‘Als er nog veel verkend moet worden, dan doe je er als opdrachtgever verstandig aan in een vroeg stadium van de procedure niet te veel vragen te stellen en moet je niet zo ver willen gaan als een schetsontwerp. Gemeenten moeten streven naar een optimaal aanbestedingssysteem en zorgvuldig met de materie omgaan. Proportionaliteit richting de architecten hoort daar ook bij.’

 

Gemeenten zien in dat de aanbestedingsmaterie heikel is en dat begrippen als ‘kwaliteit’ zich moeilijk in getallen laten vangen. Daarvoor hebben ze vakjury’s. Voor de juridische en financiele afhandeling van procedrues worden adviesbureaus ingeschakeld die in ieder geval in de ogen van architecten, soms rigide borgingen verlangen.

 

Kees Kaan van Claus en Kaan Architecten werkt niet graag mee aan een ‘klaagverhaal’. ‘Soms win je en ben je blij, soms verlies je en dan moet je niet zeuren.’ Dat bureaus behoorlijke kosten maken voor acquisitie, hóórt in zijn visie bij het ondernemerschap. Maar de wijze waarop er vervolgens wordt omgegaan wordt met het verrichte voorwerk stoort hem.

 

‘De opdrachtgever laat zich van voor tot achter adviseren door bouwmanagementbureaus. Samen vragen ze een enorme inspanning van de inschrijvende bureaus. Architecten moeten niet alleen nadenken over de vraag of een gebouw er leuk uitziet, maar ook over duurzaamheid, logistieke stromen, de toekomstige exploitatie, inpassing in de omgeving. Uiteindelijk weegt het oordeel van de raad en de bevolking vaak zwaar in de keuze; het plaatje dus. Vraag dan een leuke ansichtkaart, in plaats van een op alle fronten doordacht schetsontwerp.

 

‘In de praktijk zitten er vijf, zes man twee maand lang te werken om met iets goeds te komen. Vervolgens is er een loterij, waarbij de wijze van beoordelen in geen verhouding staat tot het werk dat er aan vooraf ging. Dat is mijn grootste grief tegen de Nederlandse aanbestedingspraktijk. Enerzijds wordt bij alles zoveel mogelijk risico gemeden, anderzijds zijn beslissingen steeds oppervlakkiger en gericht op het politieke kortetermijngewin.’

 

Wamelink erkent dat er bouwmanagementbureaus zijn die in hun ijver ‘op safe’ gaan. ‘Maar gelukkig zijn er ook veel aanbestedingen die wel goed verlopen en waarover alle partijen goed te spreken zijn. Inclusief de architecten.’ Net als Kaan neemt hij het woord ondernemerschap in de mond. ‘In de hele bouwwereld, niet alleen in de architectuur, is men er nog te veel aan gewend dat men de acquisitiekosten, de ‘pepernoten’, terug krijgt. Stork zal, als het een grote ketel wil verkopen, ook acquisitiekosten maken. Waarom een architect dan niet?’

 

Verschraling

 

Zijn architecten slechte verliezers? Volgens de nieuwe Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol is er méér aan de hand. Voor haar heeft de aanbestedingsmaterie ‘hoge prioriteit’. Ze staat bij haar eigen bureau DOK Architecten, nog twee dagen per week ‘met de voeten in de praktijk’. En er lag al een dossier van haar voorganger Mels Crouwel over het onderwerp. Over individuele aanbestedingskwesties wil Van der Pol zich niet uitspreken. Ze heeft OTB, het onderzoeksintituut van de TU Delft, gevraagd om een feitenonderzoek. ‘Om een compleet beeld te krijgen, wil ik niet alleen de mening horen van de beroepsgroep, maar ook van opdrachtgevers. Net zoals ik graag de ervaringen hoor van de managementbureaus. Ook voer ik gesprekken met rijksbouwmeesters in buurlanden.’

 

De Rijksbouwmeester deelt de zorg van Kempe en Thill over verschraling van de bouwkunst als gevolg van de interpretatie van de Europese richtlijn. ‘We hebben voorop gelopen, met een geweldig arsenaal architecten en stedebouwkundigen. Boren we dat potentieel voor de komende veertig jaar niet aan door ook kleine en beginnende bureaus mee te laten lopen in de bouwopgave, dan gaat er iets verloren. Als we alleen laten ontwerpen door bureaus met grote slagkracht, dan laten we jong talent onbenut. Daarom hebben we met de Rijksgebouwendienst afgesproken waar mogelijk de drempel laag te houden en de Europese regelgeving niet hoger op te tasten dan noodzakelijk.’

 

‘Aanbestedingsregels zijn er niet om jonge architecten te laten bloeien’, reageert Wamelink. ‘Ze hebben te maken met transparantie, met concurrentie. Maar ik kan me voorstellen dat de regels voor de culturele component van de architectuur niet altijd gunstig uitpakken.’ Van der Pol gelooft ‘vooralsnog’ niet in een aparte ‘aanbestedingsautoriteit’ naar buitenlands voorbeeld, een aanbeveling die door Kempe en Thill en een groot deel van de beroepsgroep is gedaan. Minister Plasterk van Cultuur ziet evenmin heil in zo’n naar zijn zeggen ‘cultureel geweten’. Wel erkent de bewindsman dat de wijze waarop de Europese richtlijn vaak wordt toegepast, belemmeringen opwerpt voor kwaliteit, innovatie en talentontwikkeling. Inmiddels heeft minister Van der Hoeven van Economische Zaken gesteld dat aan architectenbureaus geen omzeteisen moeten worden gesteld. Ervaringseisen moeten volgens de minister beperkt blijven tot projecten die qua complexiteit vergelijkbaar zijn met de opdracht.

 

De Delftse hoogleraar Wamelink vindt dat architecten er verstandig aan doen zich te verdiepen in nieuwe contractvormen en wat ze daarin kunnen betekenen. ‘Er zijn architectenbureaus die niet alleen ontwerpen, maar ook engineeren en bouwen. Dat kan belangrijke innovaties opleveren, ook inhoudelijk. Als architect moet je nadenken over je positie in het proces. Niet lijdzaam afwachten maar een strategie ontwikkelen. Er zijn vele bewegingen gaande, op het gebied van integrale gebiedsontwikkeling, van stedenbouw en architectuur. In dat speelveld, een échte markt dus, zul je een plaatsje moeten vinden.’

 

Gemeentehuis Leudal: spelregels veranderden

 

Bouwvolume: 4000 m2. Programma van eisen: het gebouw moet passen in de landelijke, groene omgeving. Het mag drie bouwlagen niet te boven gaan en moet flexibel te gebruiken en uit te breiden zijn. Stichtingskosten: maximaal 10 miljoen euro. De aanbesteding van het gemeentehuis in het Limburgse Leudal moet over, omdat de gemeente zich bij de architectenkeuze niet houdt aan de zelf gestelde regels. Dat heeft de voorzieningenrechter in Roermond bepaald, nadat het Amsterdamse architectenbureau Alberts en Van Huut eiste dat alle lopende procedures rond aanbesteding en gunning onmiddellijk zouden worden stopgezet.

 

De prijsvraag leverde volgens plan drie bureaus op. Alberts en Van Huut eindigt als vierde. Van de kanshebbers Van Aken (Eindhoven), AGS Architecten & Planners (Heerlen) en Penta (Harlingen) wint Van Aken. Volgens afvaller Alberts en Van Huut valt de keus uitgerekend op een bureau dat zich niet aan de aanbestedingsopdracht hield. Sterker: binnen de gestelde eisen uit de massastudie had zelfs geen van de drie geselecteerde kandidaten door mogen dringen tot de selectie. Albert en Van Huut daarentegen wél. De rechter volgt deze redenering. ‘Je kunt de spelregels niet tijdens het spel veranderen’, aldus projectmanager Emiel Dres van Alberts en Van Huut. Op de achtergrond van het aanbestedingsconflict spelen ook bestuurlijke perikelen. Sommige gemeenteraadsleden vinden dat de keus voor een architect een zaak is van de raad en niet van het college.

 

De gemeente Leudal wil niet ingaan op de zaak omdat deze onder de rechter is. Een woordvoerster verwijst aanvankelijk naar een door de gemeente gekochte advertorial in een huisaan- huis-blad, waarin de verantwoordelijke wethouder stelt dat de afgesproken procedure consequent is doorgevoerd. ‘We begrijpen dat het voor het bureau teleurstellend is, maar het is precies verlopen volgens de vooraf vastgestelde en bekendgemaakte spelregels.’ Dat blijkt niet houdbaar. Leudal overweegt om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.

 

Op 4 december is een conferentie over de aanbesteding van (semi)publieke gebouwen, georganiseerd door het atelier van de Rijksbouwmeester in samenwerking met de VNG, de Bond van Nederlandse Architecten, Architectuur Lokaal en de organisatie van projectontwikkelaars Neprom. De organisatoren hopen op deelname door gemeentebestuurders, ambtelijke projectleiders, inkoopmanagers en bouwmanagementbureaus.

 

Bibliotheek Utrecht: messen geslepen

 

Bibliotheek, tevens filmhuis, debatcentrum en centrum voor beeldende kunst (Artplex). Bouwvolume: 45.000 m2, waarvan 18.000 m2 voor publieke dienstverlening en 27.000 m2 voor woningen. Gevraagd aantal referentieprojecten: vier gedurende de afgelopen vijf jaar, waarvan twee openbare gebouwen van meer dan 15.000 m2, drie publieke gebouwen met complexe logistiek. Stichtingskosten: voor het complete gebouw naar verwachting 100 miljoen euro.

 

De gemeente Utrecht blundert bij de selectie van een architect voor de nieuwe centrale bibliotheek. Rapp+Rapp eindigt als eerste, omdat het bureau volgens de vakjury laat zien dat het een ‘complexe puzzel’ heeft kunnen oplossen. ‘Niet door te beginnen met een aanlokkelijke schets of een verleidelijke buitenkant, maar door de meest wezenlijke gebruikswensen punt voor punt te analyseren en in een aansprekende, bruikbare vorm te vertalen’, aldus de jury, geleid door voormalig Vlaams rijksbouwmeester Bob van Reeth.

 

Uiteindelijk tuimelt Rapp+Rapp van de eerste naar de tweede plaats, omdat per abuis de architectenvisie, één van de drie criteria voor de eindscore, voor 65 procent is meegerekend in plaats van de 60 procent die ervoor stond. VMX maakt hard dat dat de puntentelling onterecht in zijn nadeel verliep. De gemeente ziet zich verplicht verder te praten met deze partij.

 

De jury blijft achter haar aanvankelijke keuze staan. Zij vindt dat VMX goed werk leverde, maar niet voor de beoogde locatie, het Smakkelaarsveld, naast het Centraal Station. De sociale veiligheid op maaiveldniveau zou in het VMX-plan minder goed af zijn. De gemeente voert vertrouwelijk ‘verificatiegesprekken’ met VMX, waarin onder meer aanpassingen aan de orde zullen komen om de veiligheid onder en rond het ‘zwevende’ gebouw te verbeteren. Rapp+Rapp voegt daar aan toe dat de visie van VMX voorbij gaat aan een andere belangrijke randvoorwaarde: de parkeergarage mag niet dieper dan maximaal één verdieping ondergronds. VMX wil vier lagen de diepte in.

 

Formeel is Rapp+Rapp niet afgewezen, antwoordt de gemeente Utrecht op vragen van Binnenlands Bestuur. Wel wordt de verificatie op dit moment alleen met VMX gevoerd. Komt de gemeente er met VMX uit, dan volgt een voorlopig gunningsbesluit. Pas eind oktober verwacht Utrecht hierover mededelingen te doen. Bij Rapp+Rapp worden de messen juridisch geslepen. Woordvoerder Penne Hangelbroek maakt er geen geheim van: ‘Wij willen de opdracht, zo simpel is het.’

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie