Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Stilte, soms stank

Gemert-Bakel loopt voorop bij de schaalvergroting van dierenfokkerijen. ‘Hier wordt geen stal meer gebouwd voor minder dan tweeduizend varkens.’

20 maart 2009

Twee dagen rondgereden in Gemert-Bakel, en geen varken gezien. Opmerkelijk, voor een regio die een van de grootste concentraties varkens in Europa herbergt. Stallen, die zijn er wel heel veel in het buitengebied van de Brabantse gemeente. Moderne, immense bouwsels, het lijken wel vliegtuighangars. Grote silo’s voor het voer. Hier en daar ook nog wat rijtjes verouderde varkensverblijven. De lage barakken met bakstenen muren en leistenen daken roepen vervelende associaties op met een concentratiekamp.

 

Rond al die stallen valt echter geen levend wezen te bekennen - afgezien van de chauffeurs van de vele vrachtwagens die af en aan rijden door de automatisch openglijdende hekwerken. Voor het overige: stilte. En, op sommige plekken, stank. De varkensstallen zijn hermetisch van de buitenwereld afgesloten. De honderdduizenden dieren zitten in totale quarantaine.

 

Geen daglicht, geen frisse lucht, geen contact met spontaan binnenlopende mensen, uit angst voor besmettelijke ziektes. Op sommige bedrijven mag zelfs de dierenarts alleen nog maar op maandagochtend naar binnen omdat hij dan twee dagen niet op een ander bedrijf is geweest. Hij is dan 48 uur ‘varkensvrij’, zoals de boeren het uitdrukken. En wie toch in de stal moet zijn, moet eerst douchen en omkleden in speciale overalls. Als een astronaut die een ruimtecapsule betreedt.

 

Het is illustratief voor de industrialisering van de varkenssector. De productie is volledig gestroomlijnd, en dat gaat gepaard met een immense schaalvergroting. ‘Megastallen’ is tegenwoordig het toverwoord. Op het gemeentehuis van Gemert-Bakel schuiven gemeentelijk ambtenaar Ruud Oude Griep en zijn collega van de provincie Gerard ter Hart enkele tabellen over tafel. In 1980 waren er 155.198 varkens in de Brabantse gemeente, tegen 366.000 nu.

 

Landelijk gezien nam het aantal varkenshouderijen de afgelopen decennia met tweederde af. Tegelijkertijd steeg het doorsnee aantal varkens per bedrijf sterk. Had een varkenshouder in 1990 gemiddeld 112 fokzeugen of 289 vleesvarkens, in 2007 was dat opgelopen tot 317 zeugen of 734 vleesvarkens. Bij die schaalvergroting loopt Brabant voorop: ‘Hier wordt geen stal meer gebouwd voor minder dan tweeduizend varkens.’

 

Gemert-Bakel probeert, net als tal van andere gemeenten, die ontwikkeling in goede banen te leiden door de alsmaar groter wordende bedrijven onder de vlag van de Reconstructiewet bij elkaar te zetten in zogeheten LOG’s (landbouwontwikkelingsgebieden). In het dorp De Rips is daarvoor 250 hectare aangewezen, in Elsendorp vijfhonderd hectare. Op beide terreinen samen zitten al 72 agrarische bedrijven en er mogen er nog maximaal elf bij. Veehouders die elders in de gemeente niet meer zijn te handhaven of niet meer kunnen groeien vanwege de steeds strengere milieueisen, kunnen hier nog wel terecht.

 

Vestiging is aan strenge regels gebonden. ‘Het LOG moet ons paradepaardje zijn’, zegt Ruud Oude Griep, projectleider Reconstructiewet van de gemeente Gemert-Bakel. Een Beeldkwaliteitsplan ziet daar op toe. De stallen op veertig meter van de weg, regels voor de beplanting rondom, en ‘het mag niet stinken in het dorp’. De geurnormen voor de bebouwde gebieden rond de LOG’s zijn strenger dan de landelijke.

 

Over de omvang van de bedrijven is niets vastgelegd. De kavels zijn maximaal drie hectare. Hoeveel dieren een veehouder daar op houdt, moet hij zelf weten. ‘Zestigduizend varkens op zo’n kavel, dat willen we niet. We denken aan maximaal duizend zeugen en achtduizend vleesvarkens’, zegt Oude Griep. ‘Maar dat is helaas nog niet geregeld.’ Als een boer groter wil, is er geen regelgeving die dat verbiedt.

 

Provinciaal ambtenaar Ter Hart: ‘We sturen niet op staarten. Het gaat niet om de aantallen dieren, maar om minder milieudruk en het voldoen aan ruimtelijke eisen.’ Oude Griep: ‘Het is ook emotie hè. Een onderbuikgevoel. Bij zestigduizend varkens heb je toch het idee: dit klopt niet, dit kan niet goed zijn.’ Ter Hart: ‘Al maakt het voor de dieren zelf natuurlijk niet uit. De term “megastallen” gebruiken wij trouwens niet. Die wordt van buitenaf opgedrongen.’

 

Megabedrijf

 

‘Mega.. mega.. wat is mega?’, peinst varkenshouder Eduard van der Heijden voor zich uit. ‘Mijn opa zette hier indertijd een stal neer van 270 varkens, tien keer groter dan wat gebruikelijk was. Dat was toen mega, en iedereen vond het keimooi. Mijn vader bouwde jaren later een stal van elfhonderd varkens. En nu ben ik aan de beurt. Alles wordt groter’, weet de 37-jarige boer in De Rips. ‘Maar ik snap wel dat de burger bedenkingen heeft bij dat woord “mega”. Ik zie mezelf ook niet in een flat wonen, haha…. Ik heb ruimte nodig.’

 

Maar tegelijkertijd, zo filosofeert hij verder, ‘als je de bouwkosten van je huis flink kunt drukken door bij elkaar te gaan zitten…. Het is maar net hoe je er tegen aan kijkt.’ Van der Heijden heeft nu 6800 varkens, verspreid over 21 stallen op vier locaties. ‘Maar dat is niet meer te doen, elke keer die stal in en uit.’ In 2003 heeft hij de papierwinkel in gang gezet om alle stallen samen te voegen tot één moderne stal voor vijfduizend varkens. ‘Hopelijk staat die er midden 2010, eindelijk. Dat heeft dan zeven jaar geduurd. De allermodernste luchtwasser reduceert dan de ammoniakuitstoot met negentig procent. Dan vind ik dat ik het voor het milieu niet slecht heb gedaan.’

 

Familiebedrijf

 

Een eindje verderop, op het LOG van Elsendorp, zit varkenshouder Nico van Deurzen. ‘Volgens de overheid heb ik een megastal. Maar ikzelf vind van niet. Ik noem het nog steeds een familiebedrijf.’ Schaalvergroting is echter onontkoombaar, betoogt hij. ‘Hoe meer dieren, hoe minder kosten per dier.’ In de keuken van zijn woning geeft Van Deurzen een spoedcursus varkenshouderij. ‘Vroeger kwamen ze de mest gratis afhalen. Nu betaal ik twintig euro per kuub om het af te laten voeren. Vleesvarkens geven ongeveer één kuub mest per ligplaats per jaar, een zog zo’n 4,5 kuub. Reken maar uit: ik heb 750 zeugen en 4800 vleesvarkens. Dat gaat om tonnen per jaar.’

 

En dan de luchtwasser, nodig om de uitgaande stallucht te zuiveren en de stank voor de omwonenden tegen te gaan. ‘Kost 150.000 euro bij de aanschaf. Maar hij gaat pas echt geld kosten als je hem eenmaal hebt. Energie, onderhoud, tel maar op’, rekent Van Deurzen voor.

 

Varkenshouderij is geld. ‘Een varken met griep groeit dertig tot vijftig gram minder per dag. Dat is kapitaal en dat ben je dan gewoon kwijt’, zegt de 59-jarige boer zonder een spoor van ironie. Vandaar ook de strenge regels rond hygiëne: ‘Ik durf te zeggen: die stal hierachter ziet er netter uit dan mijn huis.’ De dieren hebben het ‘tien keer beter dan vroeger’, stelt Van Deurzen. ‘Als je ze goed verzorgt, groeien ze ook beter.’

 

Het vak is veranderd, beseft ook deze veehouder. ‘Je kunt niet meer zeggen: we doen maar wat. Je zult je aan de regels moeten houden. Al zijn sommige daarvan wel wat overdreven. Dan moet je bijvoorbeeld het speelgoed van de varkens vervangen. Al twintig jaar spelen ze met een ketting of een stuk hout, maar dat kan hun tanden blesseren, zeggen ze nu.’ Hij glimlacht. ‘Je gaat toch niet op een ketting bijten als je pijn aan je tanden hebt? Dan houden die varkens daar vanzelf wel mee op.’ Maar verzet heeft weinig zin, weet Van Deurzen. ‘Ik heb geen keus. Als ik me niet aan de regels houd krijg ik geen certificaat, en dan koopt de fabriek mijn vlees niet.’

 

Grote schaal

 

Agro-industrie is niet alleen maar varkens. Ook kippen, koeien, geiten en konijnen worden op grote tot zeer grote schaal gehouden, ook in Gemert-Bakel. En nertsen. Jos van Deurzen is zelfs de grootste nertsproducent ter wereld. De tien jaar jongere broer van varkenshouder Nico heeft twaalf fokkerijen – merendeels in Gemert-Bakel - met in totaal 140.000 dieren. Ze leveren 750.000 vellen per jaar. Het centrale magazijn van zijn bedrijf in Elsendorp oogt als een C & A voor bontkleding. Rekken vol met tienduizenden nertsenvellen, van diepbruin tot spierwit. Sorteerders en inpakkers werken aan lange tafels. ‘Ik lever twee procent van de wereldproductie’, zegt Van Deurzen trots. ‘Het gaat allemaal naar Rusland en vooral China.’

 

Concentratie van de grote veehouderijen op de LOG’s vindt hij wel een goede zaak. ‘Wil je overleven, dan moet je het zoeken in de omvang. Dat werkt kostprijsverlagend. Dus moet je ook ergens de kans hebben om te groeien.’ Wat Van Deurzen betreft zit daar geen bovengrens aan. ‘Als ik alle dieren op één plek kon zetten, zou ik het meteen doen. Maar de bureaucratie is doorgeslagen. Veel te veel regels. De acceptatie is verdwenen. ‘De mensen willen wel vèrkes, maar ze magge ze nie meer ruiken’, zegt hij met zwaar Brabantse tongval.

 

‘De stank is niet te harden’, stelt Niko Ioannidis. Hij is een gedesillusioneerd man. Elsendorp kent hem als ‘de Griek die bezwaren heeft.’ In 2004 kocht hij een huis net buiten het dorp. ‘De gemeente heeft me toen niets verteld over de plannen voor het Landbouw Ontwikkelingsgebied’, verzekert hij. Twee jaar later werd hem duidelijk dat dit agrarisch industrieterrein op vijf meter van zijn voordeur kwam te liggen. ‘Alles wat groot is, mag nu hier naar toe. De wet en de regels zijn hier speciaal voor aangepast, en wij kunnen niks meer afremmen. Ach, het CDA beslist alles hier en de mensen durven niets te zeggen.’

 

Ioannidis is eigenaar van een cateringbedrijfje. De keuken staat noodgedwongen echter elders want hij krijgt geen vergunning om die bij zijn woonhuis te bouwen. ‘Het zou te veel overlast geven, zegt de gemeente. Maar wie heeft er hier overlast? Bij mijn buurman links komen zes vrachtwagens per dag, bij mijn buurman rechts ook. Bij een cateringbedrijf komen geen klanten, daarom is het nou net een cateringbedrijf.’ De Griek snapt er niets meer van. Hij wijst over de velden in de richting van het dorp. ‘Aan die kant moet het LOG 450 meter van de bebouwing vandaan blijven. En ik dan? Waarom gelden die 450 meter niet voor míjn huis?’

 

‘Ik neem de mensen met die megabedrijven niets kwalijk’, verzekert hij, ‘die doen gewoon wat de wet hen toestaat. Maar het bestuur moet ons beschermen en dat doet het niet.’ Het fijnstof tast de gezondheid aan, en dan die stank: ‘Dat houd je niet vol..!’ Ioannidis wil dus wel weg, maar zijn huis is onverkoopbaar, stelt hij. ‘Ik heb tegen de gemeente gezegd: koop me maar uit, dan ben ik weg. Ze zeggen: dat doen we niet, want dan moeten we iedereen uitkopen’, aldus zijn versie van de kwestie. Bij de Raad van State loopt nog een bezwaarschrift van ‘de Griek’ tegen de milieuvergunning van één van de nieuwe bedrijven op het LOG. Ioannidis zucht. ‘Ik ben moe. Ik ben ernstig ziek, ik moet mijn energie eigenlijk ergens anders voor gebruiken, niet voor dit gevecht.’

 

Stank uit dorp

 

Pal achter Ioannidis, hemelsbreed zo’n vijfhonderd meter verder, woont Eduard de Bruyn (40). Zijn nertsenfarm ligt net buiten het LOG, op grondgebied van de buurgemeente Sint Anthonis. Met drieduizend nertsen geldt De Bruyn niet als een grote jongen. Groeien kan hij niet meer op die plek, zestig meter van de bosrand. Maar het is goed zo, ‘ik denk niet: nondeju, nu moet ik zorgen dat ik tienduizend dieren heb.’

 

Hij kent het verhaal van Ioannidis in grote lijnen, en hij begrijpt het ook wel. ‘Vijfennegentig procent van de tijd komt de wind uit de richting van het dorp, via het LOG, recht over het huis van Ioannidis. Ze hebben de stank daar wel eens gemeten, maar weet je wat het is? Dat hebben ze gedaan van januari tot mei, net de tijd van het jaar dat er weinig nertsen zitten. Die dieren werpen namelijk vanaf eind april. Als je in september meet dan zitten alle hokken vol én is het veel warmer. Dan is er dus ook meer stank.’

 

Op papier zouden de megabedrijven niet moeten stinken. ‘Maar als ze de luchtwassers niet aanzetten omdat ze stroom willen sparen, schieten we er niks mee op’, weet Els van den Heuvel, voorzitter van Dorpsoverleg De Rips. ‘We hebben meer overlast dan vijf jaar geleden’, zegt ze stellig.

 

‘In de zomer moeten we soms ’s nachts de ramen sluiten vanwege de stank. Dan kan de wethouder wel zeggen dat het volgens de metingen onder de norm is, maar wij zeggen: gevoelsmatig stinkt het méér. En we hebben last van het intensieve vrachtverkeer. We snappen best dat schaalvergroting nodig is, en de ondernemers moeten ergens de kost kunnen verdienen. Maar het LOG is echt een heet hangijzer hier in het dorp. De mensen hebben er grote problemen mee. Het is hier gewoon gedropt.’

 

Van den Heuvel bladert door gezondheidsrapportages van de GGD. ‘Hier, kijk, de meest recente prognoses: LOG Elsendorp: 60.000 varkens. LOG De Rips: 60.000 à 70.000 varkens. Dat zijn andere cijfers dan die ons aanvankelijk zijn voorgespiegeld. De gemeente is er zelf van geschrokken. “Het pakt groter uit dan we dachten”, zei de wethouder tegen ons, “de bedrijven worden groter dan verwacht”. Maar ja… wat kunnen we er aan doen? We hebben het stempel LOG gekregen, en daar komen we niet meer van af”.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie