Omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bestemmingsplan
Hoe werkt dat onder de Omgevingswet?
Het vergunningstelsel zoals we dat nu kennen, verandert flink onder de Omgevingswet. Zo wijzigt de terminologie: de Omgevingswet introduceert de begrippen ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ (OPA) en ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ (BOPA). In deze opinie van mr. Samantha Philipsen leest u onder andere:
- Wat de begrippen ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ (OPA) en ‘buitenplanse Omgevingsplanactiviteit’ (BOPA) inhouden;
- Wat straks in de plaats komt van de huidige omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ en voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’;
- Of de nieuwe systematiek eenvoudiger is dan de huidige.
Het vergunningstelsel in de huidige situatie
In de huidige situatie regelt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in welke gevallen er een omgevingsvergunningplicht is.Artikel 2.1 Wabo bepaalt onder meer dat voor de activiteit ‘bouwen’ een vergunningplicht geldt. Datzelfde is het geval voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’. Er zijn uitzonderingen op de vergunningplicht. Deze zijn opgenomen in artikelen 2 en 3 Bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor).
Bouwen
In de Wabo is ook het toetsingskader voor de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ vastgelegd (artikel 2.10 lid 1 Wabo). De toetsingscriteria zijn, kort gezegd:
- Het bestemmingsplan;
- Het Bouwbesluit;
- De redelijke eisen van welstand;
- De gemeentelijke Bouwverordening.
Wordt aan één of meerdere van deze criteria niet voldaan, dan mag de omgevingsvergunning niet worden verleend.
Afwijken van het bestemmingsplan
Ook het toetsingskader voor de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ is opgenomen in de Wabo (artikel 2.12 lid 1 Wabo). In dit artikel is bepaald dat:
De vergunning slechts kan worden verleend als er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening én:
- Afhankelijk van de situatie: als wordt voldaan aan de eisen uit de afwijkingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan of de kruimelgevallenregeling (artikel 4 Bijlage II Bor); of
- Indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Vergunningstelsel onder de Omgevingswet
Binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Zoals gezegd verandert er met de komst van de Omgevingswet nogal wat. Zo wordt het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ geïntroduceerd (artikel 5.1 Ow, en artikel 1.1 lid 1 Ow juncto bijlage bij artikel 1.1 Ow voor de begripsbepaling). Deze omgevingsplanactiviteit kan binnenplans of buitenplans zijn.
De binnenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die past in het omgevingsplan. Daarnaast geldt er op grond van het omgevingsplan een omgevingsvergunningplicht. In welke gevallen een omgevingsvergunningplicht geldt, bepaalt de gemeente zelf. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld gevallen aanwijzen waarin een omgevingsvergunning nodig is voor de activiteit ‘bouwen’.
De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die in strijd is met het omgevingsplan en waarvoor een vergunningplicht geldt. Deze is vergelijkbaar met de huidige activiteit “afwijken van het bestemmingsplan”.
Beoordelingsregels
Het toetstingskader – onder de Omgevingswet ‘beoordelingsregels’ genoemd – voor de omgevingsplanactiviteit is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Hierbij is van belang dat de beoordelingsregels moeten worden beschouwd in het licht van de grondslag die hiervoor is gegeven in de Omgevingswet zelf. Daarbij is ook de invulling die de wet daaraan geeft van belang (artikelen 5.18, 5.20 en 5.21 Ow).
Een omgevingsvergunning voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit wordt verleend als deze past binnen de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning (artikel 8.0a lid 1 Bkl).
Anders is dat voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hierbij geldt dat deze alleen wordt verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a lid 2 Bkl). Daarnaast wordt de aanvraag beoordeeld volgens de beoordelingsregels uit artikelen 8.0b en 8.0e Bkl, te weten:
- De instructieregels voor het omgevingsplan uit hoofdstuk 5 van het Bkl;
- De instructieregels van de provincie voor het omgevingsplan;
- Eventuele instructiebesluiten van Rijk en Provincie;
- De regels die gelden voor het stellen van maatwerkregels, als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een maatwerkregel.
De knip tussen technisch bouwen en ruimtelijk bouwen
Er zijn nog meer nieuwigheden in het vergunningstelsel onder de Omgevingswet. Zo wordt de huidige activiteit ‘bouwen’ onderverdeeld in twee activiteiten waarvoor een vergunning nodig kan zijn (artikel 5.1 leden 1 en 2 Omgevingswet). Deze splitsing, ook wel ‘de knip’ genoemd, maakt een verdeling tussen de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk.
Deze activiteiten worden ieder op een andere manier getoetst:
- De technische bouwactiviteit wordt getoetst aan de regels voor de technische bouwkwaliteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit is vergelijkbaar met het huidige Bouwbesluit. De regels zien bijvoorbeeld op de constructieve veiligheid van een bouwwerk.
- Een omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk wordt getoetst aan de bouw- en gebruiksregels van het omgevingsplan. Hieronder valt ook de bruidsschat waarin bijvoorbeeld de welstandstoets is geregeld.
Zowel voor de technische bouwactiviteit als voor de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk zijn door het Rijk overigens vergunningvrije gevallen aangewezen (artikel 2.25 en 2.26 juncto 2.27 Bbl respectievelijk artikel 2.29 Bbl).
Tot slot
Onder de Omgevingswet, zo kunnen we concluderen, verandert er veel in het vergunningstelsel voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken van het bestemmingsplan’. Het is de vraag of deze wijzigingen de zaak eenvoudiger maken. Neem alleen het toetsingskader, dat verspreid staat over de wet en het uitvoeringsbesluit. Dat maakt dat je heen en weer moet hoppen tussen de verschillende wetgevingsinstrumenten. Niet bepaald een vereenvoudiging. Ook de splitsing van de activiteit ‘bouwen’ in twee activiteiten maakt het niet gemakkelijker. Het vergt sowieso een andere manier van denken. Daarnaast kan het er ook voor zorgen dat er een vergunningplicht geldt voor twee activiteiten, waar er onder de huidige regelgeving een omgevingsvergunningplicht voor maar één activiteit is.
We zullen er naar verloop van tijd wel aan wennen, maar toch rijst de vraag: schiet de Omgevingswet, die vereenvoudiging voorstaat, in dit geval niet enigszins voorbij aan haar eigen doel?
Zoals u van ons gewend bent, is het vergunningstelsel onder de Omgevingswet in onze kennisbank uitvoerig beschreven. Bovendien kunt u onze infographic over dit onderwerp raadplegen, die u op weg helpt als u vragen heeft over dit onderwerp. Onze helpdesk biedt uitkomst bij vragen over een concrete casus. Geen abonnement? Wij kunnen u van dienst zijn via een consultancy-opdracht.
Wilt u Schulinck Omgevingsrecht een maand lang gratis uitproberen? Dat kan! Vraag hier uw proefabonnement op onze kennisbank vrijblijvend aan.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.