Wantrouwen rijk frustreert provincies en gemeenten
Zonder een verandering in de onderlinge verhoudingen tussen de overheden zelf gaan de noodzakelijke transities moeilijk lukken, zo stelt voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en Zeeuws commissaris van de koning Han Polman in een essay in Binnenlands Bestuur. Verder is het zaak om ten behoeve van de uitvoeringskracht de aanpak goed regionaal in te bedden.
De klimaatverandering en de afnemende biodiversiteit vragen de komende jaren een grote inspanning van alle overheden. Cruciaal is met name dat ‘Den Haag’ zich minder bepalend opstelt richting provincies, gemeenten en waterschappen.
Zonder een verandering in de onderlinge verhoudingen tussen de overheden zelf gaat die noodzakelijke transitie moeilijk lukken, zo stelt voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en Zeeuws commissaris van de koning Han Polman in een essay in Binnenlands Bestuur. Verder is het zaak om ten behoeve van de uitvoeringskracht de aanpak goed regionaal in te bedden.
Eenzijdig ingrijpen
Met het Interbestuurlijk Programma (IBP) hebben rijk, gemeenten, provincies en waterschappen volgens Polman goed aangevoeld dat het traditionele hiërarchische systeem tussen overheden niet meer voldoet. Toch constateert hij de neiging bij de rijksoverheid om de kosten iets te makkelijk voor rekening van de decentrale overheden te laten zijn. ‘Bij de jeugdzorg is het onmiskenbaar dat vraagtekens zijn te zetten bij de veronderstellingen die bij de decentralisatie zijn gehanteerd. Deze waren vooral ingegeven door bezuinigingsdoelstellingen en minder door een gedragen beeld van wat goede jeugdzorg inhoudt. Het rijk verplicht gemeenten tot het bieden van adequate jeugdzorg, tegelijkertijd werd (te) veel verwacht van preventieve vormen van jeugdzorg wat (op termijn) tot lagere kosten moest leiden’, aldus Polman.
‘Ad hoc ingrepen dreigen’, zo gaat hij verder. ‘Na een kritisch inspectierapport reageerde de minister
van Jeugdzorg per omgaande en buiten decentrale overheden en zelfs collega departementen om, met een eenzijdige aankondiging in te grijpen in de regio’s. Waar veel meer jongeren gebruik maken van de jeugdzorg zou het in de filosofie van het IBP passen als rijk en decentrale overheden met elkaar in gesprek gaan over een adequate invulling van de jeugdzorg.’
Vooringenomen wantrouwen
Een ander voorbeeld is de reactie van de staatssecretaris van Sociale Zaken op een evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau over de Participatiewet en de aangekondigde aanscherping van de acceptatie van passend werk. ‘Dat getuigt niet van erkenning van de verhoudingen tussen de overheden in het gezamenlijke systeem van interbestuurlijke verhoudingen’, stelt de ROB-voorzitter.
Hoe het rijk zich tot de regio’s verhoudt, moet zich volgens hem duidelijk nog verder ontwikkelen. ‘Hoewel het echec van de toeslagen bij de kinderopvang inhoudelijk niet direct betrekking heeft op de verhoudingen tussen overheden, is er een patroon herkenbaar bij de verhouding tussen rijk en decentrale overheden. De ‘institutionele vooringenomenheid’ van de Belastingdienst, zoals de commissie-Donner dat noemde, is een algemeen risico en een waarschuwing voor veel situaties in het openbaar bestuur. Er lijkt een vooringenomen wantrouwen tegen decentrale overheden of ze taken wel op de juiste wijze aanpakken. Dat resulteert in richtlijnen, protocollen en aanvullende regelgeving. Tijd en ruimte om maatwerk te leveren ontbreken vaker in het openbaar bestuur.’
De transities op het terrein van klimaat, energie en in het sociale domein vragen de nodige ruimte voor integraliteit en maatwerk. Polman: ‘Daarvoor is op onderdelen een herziening van de bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen overheden nodig.’
Regiogemeenten
Er is volgens hem verder ruimte nodig voor regionale differentiatie. ‘Differentiatie biedt kansen om regio’s zelf keuzes te laten maken over de vormgeving, zo nodig onder aansporing van de provincies. De nadere regionale vormgeving kan variëren. Veel gemeenten spelen daar al op in door bij de toegenomen regionalisering van gedecentraliseerde taken de gezamenlijke kaderstellende en controlerende rol van (gezamenlijke) gemeenteraden te versterken’, aldus Polman.
Een verdergaande regionalisering zou bijvoorbeeld vorm kunnen krijgen via de totstandkoming van regiogemeenten. Het is daarbij volgens hem wel gewenst dat de uitvoering kan plaatsvinden via binnengemeentelijke deconcentratie of decentralisatie: ‘dat zou dan wel weer wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt.’
Lees het volledige essay in Binnenlands Bestuur nr. 2 van deze week (inlog)
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.