Ruimte voor Rivier model voor Deltaplan
Het programma Ruimte voor de Rivier staat model voor toekomstige Deltaplannen. ‘Een goede start is het halve werk’, zegt programmadirecteur Ingwer de Boer.
Nederland gaat de komende jaren fors investeren in maatregelen om de stijging van de zeespiegel en het stijgende waterpeil in rivieren het hoofd te bieden. Bij de uitwerking van dit Deltaprogramma kijkt staatssecretaris Huizinga (Verkeer en Waterstaat, ChristenUnie) nadrukkelijk naar de ervaringen met Ruimte voor de Rivier.
‘We willen graag voortbouwen op die aanpak’, zegt een woordvoerster van Huizinga. ‘Alle belanghebbenden worden in een vroeg stadium bij de plannen betrokken. Dan gaat het om provincies, gemeenten en waterschappen, maar ook om burgers. Verder is Ruimte voor de Rivier een voorbeeld voor samenwerking tussen ministeries.’
Het rivierenprogramma werd ontwikkeld nadat Nederland in 1993 en 1995 was getroffen door extreem hoogwater. Dijken van grote rivieren dreigden te breken; 250.000 mensen en een miljoen dieren werden geëvacueerd. Hierna werden eerst de zwakste dijkvakken via een spoedwet versterkt.
Daarnaast werd een oplossing gezocht voor toekomstige peilstijgingen in Rijn en Maas. Dit leidde tot voorstellen om de rivier meer ruimte te geven via ontpoldering, nevengeulen en diepe uiterwaarden.
Waterafvoer
Het rivierenprogramma, waarover woensdag in Den Haag een bestuurlijke conferentie was, bestaat uit veertig projecten die in 2015 moeten zijn uitgevoerd. ‘We liggen behoorlijk op schema’, meldt programmadirecteur Ingwer de Boer. ‘En dit komt vooral doordat alle plannen door de regio’s zelf zijn gemaakt. Lokale bestuurders zijn er vanaf het begin bij betrokken. Het bestuurlijke draagvlak is groot. Dat betaalt zich nu uit.’
Bij Ruimte voor de Rivier bepaalt het Rijk hoeveel water de rivieren moeten kunnen afvoeren. Voor maatregelen is 2,2 miljard euro beschikbaar. Provincies, waterschappen en gemeenten beslissen zelf over de gewenste aanpak. De programmadirectie, met een bezetting van vijftig formatieplaatsen, zorgt voor coördinatie.
‘Zo wordt de kennis van de lokale situatie optimaal benut en tegelijkertijd gekoppeld aan de grote technische kennis van het Rijk’, zegt De Boer. ‘Dit wil trouwens niet zeggen dat we zijn vervallen in eindeloos gepolder.’ Alle plannen zijn volgens planning tot stand gekomen, omdat vooraf duidelijke termijnen waren gesteld. De Boer ziet de taak van de programmadirectie vooral als ondersteunend.
‘Wij organiseren kennis, en vervullen een faciliterende rol. En we zorgen bijvoorbeeld ook voor stroomlijning van het Haagse proces; afstemming tussen de diverse departementen. Ik zeg altijd: “Heb je een probleem? Kom bij ons, wij helpen”. Uiteindelijk beoordelen wij of een project uitvoerbaar, vergunbaar en betaalbaar is. Vervolgens kan zo’n voorstel dan via de directeur- generaal Water naar de staatssecretaris, die beslist over zowel het project als het budget.’
Ambtelijke projectmanagers hebben elk kwartaal overleg met elkaar om ervaringen uit te wisselen. De Boer wil ook een periodiek bestuurlijk overleg beginnen met vertegenwoordigers van provincies, waterschappen en gemeenten. ‘Veel plannen gaan komende tijd in procedure via bestemmingsplannen, vergunningen en aanbestedingen. Dan is het van belang om de continuïteit te bewaken.’
De programmadirecteur is tevreden over de samenwerking met de regio’s. ‘Je kán natuurlijk ook niet vanuit het Rijk allerlei plannen over het land uitstorten. Dat past niet in de tijdgeest. Bovendien krijgt de Raad van State het dan hartstikke druk.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.