Een klimaatwet voor woningbouw
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur pleit voor meer sociale woningbouw en meer regie op nieuwbouw van sociale huurwoningen.
Zoals de klimaatwet een doelstelling voor CO2-reductie bevat, zo moet de doelen voor sociale woningbouw voor komende jaren wettelijk vastgelegd worden, bepleit raadslid Niels Koeman van de Raad van de leefomgeving en infrastructuur (Rli), die vandaag het advies Onderdak bieden - Sturen op de prestaties van woningcorporaties heeft gepubliceerd. De doelen voor sociale woningbouw moeten in elk geval een minimum landelijk percentage sociale huurwoningen voor nieuwbouw en voor bestaande bouw bevatten.
Zorgplicht
De Nederlandse overheid houdt zich volgens Koeman, eerder werkzaam als advocaat milieu- en RO-recht, niet aan de grondwettelijke zorgplicht voor voldoende betaalbare woningen. 'Die zorgplicht betekent niet dat iedereen recht heeft op een sociale huurwoning, maar wel dat het een beleidsveld is waar de overheid zich mee moet bemoeien. En als je nu de omvang van de wachtlijsten ziet en het aantal daklozen, is de conclusie, denk ik, dat die zorgplicht verzaakt is in de afgelopen tien, vijftien jaar.'
Sociaal contract
Inmiddels heeft de regering haar koers omgegooid en pleit ze voor meer overheidsregie. 'Dat wordt hoog tijd', vindt Koeman, 'en dat is eigenlijk een onderdeel van het sociaal contract dat in de grondwet staat, dat men nu die zorgplicht en dat onderdeel van het sociaal contract serieus neemt.’ De Rli pleit echter voor een veel dieper overheidsingrijpen dan de regering op dit moment laat zien.
Harde afspraken
Dat woningcorporaties de afgelopen jaren te weinig hebben gedaan komt vooral, zo blikt Koeman terug, omdat ze te weinig geld hadden en er te weinig bouwlocaties beschikbaar waren. 'Dan gaan de gemeenten een rol spelen', zegt hij. 'Als er geen plekken zijn waar je kunt bouwen, houdt het op. De analyse is dat dus ook aan die twee knoppen gedraaid moet worden om het weer goed op de rails te krijgen.' Nu de verhuurdersheffing is afgeschaft, zijn de financiële problemen goeddeels verdwenen, meent hij. 'Daarnaast houd je de vraag: zijn die bouwlocaties voldoende beschikbaar? En ook: is het mogelijk daar harde afspraken over te maken om te zorgen dat áls het mogelijk is, het ook daadwerkelijk gebeurt?’
Zelfbinding
Harde afspraken beginnen volgens Koeman met het vaststellen van een landelijke doelstelling van aantallen en percentages sociale woningbouw in een Wet regie volkshuisvesting. 'Een vorm van zelfbinding die vertaald moet worden naar regio’s. De optelsom van al die regio’s moet dus die landelijke doelstelling halen. Het is een planningsinstrument waarin je de doelstelling landelijk vastlegt en de vertaling daarvan naar regio’s en gemeenten toe.’
H.P. Noemt u in uw advies een absoluut aantal woningen?
‘Ik ga die landelijke doelstellingen niet op de letter formuleren, maar dat zou kunnen zijn: uiteindelijk is het doel dat iedere gemeente 30 procent sociale verhuur heeft. En je zou ook nog kunnen zeggen: daarvan zou zoveel procent voor arbeidsmigranten moeten reserveren en zoveel voor studenten en ga zo maar door.’
H.P. Waarin wijkt het Rli-advies het sterkste af van de huidige gang van zaken?
‘De Jonge komt qua denken en oplossingsrichting aardig overeen met wat de Rli schrijft. Maar met de regierol, de afdwingbaarheid en het zekerstellen van bouwlocaties gaat de Rli een aantal stappen verder dan de minister. Ik noem een voorbeeld. Ons voorstel is in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) een verplichting op te nemen dat iedere gemeente die een nieuwbouwwoonlocatie in zijn omgevingsplan opneemt, 30 procent de bestemming sociale woning moet geven, dan wel een ander percentage als dat is overeengekomen in de landelijke afspraken. Maar als de gemeente Bloemendaal, Leiderdorp of Uithuizermeeden een nieuwbouwplan met 100 woningen maakt, dan moeten er in beginsel 30 sociale woningbouw zijn. Wij verwachten dat dat voor die beschikbaarheid van die bouwlocaties goede effecten zal hebben. Als die prestatieafspraken niet tot stand komen, niet ambitieus genoeg zijn of niet nageleefd worden, dat de minister kan ingrijpen en een bindende aanwijzing kan geven dat het alsnog moet gebeuren. Zo’n voorstel heb ik nog niet gelezen in de plannen van de minister.’
H.P. De minister zegt: 900.000 nieuwbouwwoningen tot 2030, waarvan 250.000 sociale huurwoningen. U zegt: er moet een tandje bij. 30 procent van 900.000 is 270.000 woningen.
‘Het gaat niet zozeer om dat tandje doelstelling erbij, reageert Koeman, maar om de garantie dat dat doel wordt bereikt. ‘De minister heeft ongetwijfeld goede intenties en voornemens, maar de vraag is: gaat dat lukken? Door de instructieregel (in het Bkl, HP) zeg je: in het plan moet je 30 procent terugvinden. Dat moet dus geoormerkt zijn. Daar mag niet een vrijesector- of middenhuurhuis gebouwd worden, alleen een sociale woning.’
Te makkelijk wordt gezegd: het was een streven, we hebben het geprobeerd, maar het is niet gelukt. Dat moet inhoudsvoller, ambitieuzer, helderder en beter afdwingbaar.'
H.P. De prestaties die corporaties moeten leveren zijn niet scherp genoeg vastgesteld en de en de bijdrage van gemeenten aan die prestaties is te vrijblijvend georganiseerd, zo staat in uw advies. Hoe moeten die prestaties worden vastgesteld en welke bijdrage
'Die prestatieafspraken richten zich zowel naar gemeenten als corporaties. Het beeld nu is dat in sommige gevallen - dat hangt van de politieke kleur van de gemeente af of het niet beschikbaar hebben van nieuwbouwlocaties - afspraken soms te vrijblijvend zijn. Te makkelijk wordt gezegd: het was een streven, we hebben het geprobeerd, maar het is niet gelukt. Dat moet', zo blikt hij naar de door de Rli gewenste situatie vooruit, 'inhoudsvoller, ambitieuzer, helderder en beter afdwingbaar.'
H.P. Er bestaan slechte herinneringen aan corporaties omdat ze het geld uitgaven aan de foute dingen.
'Ja, de Maserati komt natuurlijk altijd voorbij. Een begrijpelijke reactie. Een niet onbelangrijk deel van het advies gaat over de vraag: hoe moeten we tegen corporaties aankijken? Hebben we ze echt nodig? Kan de markt het overnemen? Moeten we de oude gemeentelijke woningbedrijven weer in het zadel helpen? De algemene conclusie is dat de regelgeving na de Maseratischandalen aanzienlijk is aangescherpt en dat we de corporaties niet kunnen missen. Ik zou bijna zeggen: laten we blij wezen dat we in Nederland dit stelsel hebben. Per saldo hebben we zo 2,3 miljoen woningen van redelijke kwaliteit met een redelijke huur en een redelijke rol als verhuurder. Dat de markt het gaat oplossen is vrijwel uit te sluiten. Dat overheden het meer naar zichzelf toetrekken is gezien de beperkte executiekracht van overheden ook geen aantrekkelijke gedachte. We zullen toch door moeten met dit systeem.'
H.P. Er zijn nu gemeenten die maar 15 procent sociale huur hebben. Die moeten dus flink aan de bak.
'Zeker, meer dan in het verleden. En er zijn gemeenten waar het percentage hoger is dan die 30 procent. Misschien kun je daar zeggen: in bepaalde buurten waar 50 procent sociaal is, zou je bij stadsvernieuwing het aandeel kunnen laten afnemen, als in de buurgemeenten die op 15 zitten naar 30 gaan. Het gaat om een landelijke doelstelling en de vertaling daarvan naar regionale opgaven en het gemeentelijke niveau. De optelsom moet zijn: we halen binnen de gestelde tijd de nationale doelstelling.'
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.