Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Bedrijfsterreinen in het slop

De herstructurering van verouderde bedrijventerreinen is op een zorgelijk laag pitje komen te staan. Provincies missen daarvoor de doorzettingsmacht. Wel komt de regionale samenwerking inmiddels beter op gang en vormen ook de genomen energiemaatregelen een lichtpunt.

15 september 2017

Provincies krijgen veel lessen taskforce niet uitgevoerd

Negen jaar na het eindrapport van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerrein zijn we terug bij af, concludeert Cees-Jan Pen, lector ‘De ondernemende regio’ aan Fontys Hogescholen. Pen hield een quickscan van het bedrijventerreinenbeleid van de twaalf provincies en de aanpak van verouderde terreinen in het bijzonder. ‘Onder meer de rekenkamers van Noord- en Oost-Nederland en de sociaal- economische raden van Noord-Brabant en Zeeland hebben de magere kwaliteit van de bestaande terreinen nog wel extra op de provinciale agenda gezet,’ stelt Pen, ‘maar de regionale en vooral lokale doorwerking is te gering. Dit terwijl zeker 30 tot 35 procent van de Nederlandse werkgelegenheid gevestigd is op bestaande bedrijventerreinen.’

De taskforce onder leiding van huidig burgemeester van Tilburg, Peter Noordanus, stelde destijds drie beleidslijnen vast om kansarme bedrijventerreinen nieuw leven in te blazen: een collectieve aanpak, het verzakelijken van ontwikkeling en beheer, en de positionering van de terreinen in een ‘regionale arena’, dus rekening houdend met de specifieke ruimtelijke opgaven voor de betreffende regio.

Pen constateert nu dat, ‘kleine uitzonderingen daargelaten’, een collectieve aanpak van de bestaande terreinen nog steeds ontbreekt. Te veel aandacht gaat uit naar ‘campus- en valleyachtige bedrijventerreinen’. De helft van de provincies (Noord- Nederland, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg) erkent wel het belang van het kwalitatief up-to-date houden van bestaande terreinen, maar trekt daar nauwelijks geld voor uit. De overige provincies investeren gericht maar beperkt via kleine ontwikkelingsmaatschappijen (Overijssel en Utrecht) of specifieke regelingen (Noorden Zuid-Holland, Zeeland en Flevoland).

De kern is volgens hem dat overheid en ondernemers er samen voor zorgen dat de basiskwaliteit en parkmanagement voor alle terreinen op orde is. ‘Lokaal moeten kortzichtige gemeentelijke bezuinigingen op beheer, onderhoud en handhaving worden teruggedraaid.’

Pen: ‘Ondanks de nood als gevolg van krimp om locaties te schrappen, zie je in het noorden en Zeeland zelfs dat sommige regio’s niet eens tot afspraken komen. Recent laten provincies als Zuid-Holland, Noord-Holland, Gelderland en ook Overijssel zien dat hun geduld opraakt met regio’s die weigeren om vraag en aanbod beter in balans te brengen. Hopelijk volgen andere provincies de houding van Gelderland om een deadline in te stellen waarop regio’s kleur moeten bekennen.’

Niet revolverend
Volgens Pen kost het up-to-date krijgen van verouderde bedrijventerreinen tussen de 50.000 en 100.000 euro per hectare. ‘Dergelijke investeringen zijn nauwelijks revolverend te krijgen, ook al wil de politiek dit vaak. In de praktijk beschikken provincies voor de komende jaren slechts over middelen om maximaal enkele honderden hectares op te knappen, terwijl duizenden hectares dringend moeten worden aangepakt. Herstructureringsprojecten komen moeizaam van de grond, waardoor verdere achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit en een toename van de leegstand niet wordt gestopt. Op langere termijn vraagt dit om nóg ingrijpender en kostbare investeringen. Voor het opknappen en moderniseren van deze kavels hebben gemeenten geen geld en de gedaalde verkoop van grond helpt ook niet.’

Vaak liggen verouderde terreinen volgens hem echter wel degelijk op interessante plekken. ‘Als een deel van een terrein kansloos is en weinig economische activiteit meer bevat, kun je dit transformeren en de deel opbrengst investeren in het overige deel van het terrein. Of op een meer regionale schaal: een verouderd terrein transformeren en de opbrengst deels investeren in andere verouderde terreinen.’

Gunstige uitzonderingen zijn Noord-Holland en Flevoland, constateert Pen, die beide profiteren van de ervaringen in de metropoolregio Amsterdam. Pen: ‘De regionale samenwerking en de kennis van werklocaties zorgt er mede voor dat Schiphol Area Development Corporation (SADC) vol kan inzetten op circulaire bedrijventerreinen. Noordanus zal nog het meest trots zijn op wat Noord-Holland en de metropoolregio Amsterdam voor verduurzamingsstappen hebben gezet.’

Voorbeeldregio’s
In de quickscan wordt nog een aantal andere ‘voorbeeldregio’s’ benoemd waar de koppeling tussen de ontwikkeling van nieuwe terreinen en herstructurering van de oude wel degelijk van de grond komt: Groningen-Assen, Zwolle- Kampen, Twente en de Achterhoek, Arnhem-Nijmegen en de metropoolregio’s Eindhoven en Rotterdam-Den Haag. Pen: ‘We moeten snel aan de slag met regionale herontwikkelingsfondsen, mede gevuld met opbrengsten uit woningbouw wanneer werklocaties deels worden getransformeerd. Het regionale fonds Eindhoven is daar een goed voorbeeld van.’ Voormalig taskforce-voorzitter Noordanus kan zich vinden in de analyse van Pen. ‘Er moet veel meer aandacht komen voor parkmanagement, ook om ondermijnende criminaliteit op verouderde bedrijfsterreinen te bestrijden. Liefst in een samenwerking van gemeente met private partijen.’

Wel constateert hij dat gemeenten, geholpen door de crisis, actief hebben gesneden in de geplande bedrijventerreinen om zo ‘overplanning’ tegen te gaan. ‘De kwantiteit, het aantal vierkante meters, is afgenomen. Nu komt het aan op de kwaliteit. Welke soort terreinen is er nodig? Ik zie hierin een relatie met stimulerend topsectorenbeleid, tot dusverre vooral een speeltje van het rijk. In de regio’s is dat non-existent. Het komt erop aan dat topsectorenbeleid veel beter regionaal te verankeren.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie