Vergelijking energietransitie provincies: appels, peren én pruimen
Noord-Brabant, Noord-Holland en Zuid-Holland produceerden in 2016 in absolute zin de meeste hernieuwbare energie. Dat blijkt uit onderzoek van de vijf provinciale rekenkamers naar de inzet van alle provincies in de energietransitie.
Noord-Brabant, Noord-Holland en Zuid-Holland produceerden in 2016 in absolute zin de meeste hernieuwbare energie. Dat blijkt uit onderzoek van de vijf provinciale rekenkamers naar de inzet van alle provincies in de energietransitie.
Een uitkomst van dat onderzoek is ook dat onder andere Zuid-Holland in 2016 tegelijkertijd het kleinste aandeel van hernieuwbare energie in het energiegebruik had. Het energiegebruik is er het hoogst van alle provincies. Ondanks dat Zuid-Holland in absolute zin tot de provincies behoort die het meeste aan hernieuwbare energie opwekken, is het afgezet tegen het energiegebruik dus een relatief beperkt aandeel.
Verbranding biomassa
Het onderzoek van de rekenkamers leert meer, bijvoorbeeld dat Flevoland, opnieuw over 2016, voor een kwart van haar energiegebruik hernieuwbare energie opwekt – meest via windmolens. Andere provincies scoren op dat vlak ook relatief goed, maar dat komt dan vooral doordat ze energie winnen uit afvalverwerking: de verbranding van biomassa telt volgens het landelijk monitoringsprotocol mee als een bron van hernieuwbare energie.
Een van de hoofddoelen van het gezamenlijk onderzoek van de rekenkamers was in beeld te brengen wat de provincies de afgelopen drie jaar hebben gerealiseerd op het gebied van besparing op (fossiel) energiegebruik en opwekking van hernieuwbare energie. Die twee samen vormen de opgave op het gebied van de energietransitie. Het moment van publicatie is niet toevallig gekozen: voor de Provinciale Statenverkiezingen, zodat maar duidelijk is hoe de prestaties zich verhouden tot de per provincie gestelde ambities. Op basis daarvan kan er vervolgens al dan niet worden bijgestuurd.
Eigen insteek
Wat het onderzoek duidelijk maakt, is dat provincies elk hun eigen insteek kiezen. Niet alleen kiezen provincies voor verschillende termen voor hun doelstellingen, ook gaan ze uit van verschillende referentiejaren. Ook verschillen ze in de elementen die worden meegenomen in de berekening van bijvoorbeeld de energiebesparing. En zo worden er ook bij de ambities voor CO2-reductie verschillende eenheden gehanteerd. Als de uitgaven bovendien ook nog eens op verschillende manieren worden geadministreerd – de ene provincie werkt met subsidies, de ander met leningen, weer een ander met revolverende fondsen – is een interprovinciale vergelijking op hoe doelmatig ze bezig zijn eenvoudigweg niet te maken. Of zoals projectleider Karen IJssels het beeldend formuleert: ‘Het is als het vergelijken van appels, peren én pruimen.’
Gelijke ijkmomenten
‘Zonder vergelijkbare eenheden en eenduidige begrippen is het niet mogelijk om te komen tot een goede vergelijking en is niet inzichtelijk te maken wat de bijdrage van de provincies is aan dit onderdeel van de energietransitie’, zegt Nellie Verbugt, voorzitter van de Zuidelijke Rekenkamer en van dit onderzoek. Die verschillen in meten maken het ook lastig om de kwantitatieve doelstellingen voor de regio’s, waarvoor provincies samen met rijk en gemeenten aan zet zijn in het kader van het Klimaatakkoord, helder te krijgen. Provinciale en regionale ambities, begrippen, referentiejaren en rekenmethoden zullen moeten passen in danwel aansluiten bij de lijn die er op landelijk niveau zal worden gehanteerd, aldus een van de aanbevelingen van de onderzoekers. Concreet ligt het bijvoorbeeld voor de hand om de opwekking hernieuwbare energie en energiegebruik uit te drukken in Petajoule en CO2-reductie in tonnen, maar tegelijk ook gelijke ijkmomenten te kiezen in de periode tussen 2020 en 2050, bijvoorbeeld elke 5 jaar.
Belastinggeld
Het spreken in één taal is volgens de rekenkamers minder moeilijk dan het mag lijken. In de praktijk blijkt de insteek van de provincies namelijk grotendeels hetzelfde; elke provincie zette de afgelopen jaren in op de opwekking van hernieuwbare energie en energiebesparing. Maar als iedereen eigen termen bezigt, is het moeilijk om te laten zien wat de inzet is die provincies leveren op het dossier energietransitie. ‘En dat laten zien is wel van groot belang voor het positioneren van de provincies in het totale veld’, zegt Verbugt. En minstens zo belangrijk is die transparantie volgens IJssels in het kader van de publieke verantwoording: ‘Er gaat enorm veel belastinggeld om in die energietransitie.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.