Omgevingswetcommissie: 'Je kunt niet alles beoordelen'
Wat later dan minister De Jonge wenst, komt de Evaluatiecommissie Omgevingswet met een tussenrapportage. Hoe gaat ze te werk?
Acht leden telt de Evaluatiecommissie Omgevingswet, onder voorzitterschap van de dijkgraaf van Zuiderzeeland Hetty Klavers. Zij moeten beoordelen of de versmelting van 26 losse wetten in het domein van de leefomgeving tot de alles omvattende Omgevingswet daadwerkelijk leidt tot de verwachte voordelen. Zoals een snellere besluitvorming over initiatieven, een meer integrale afweging daarvan en een soepeler en vroegtijdiger ingezet participatieproces.
Lange adem
Het wordt een proces van lange adem, die beoordeling. Elk jaar komt de evaluatiecommissie met een tussenrapportage; in 2028 afgesloten met een evaluatie van de nieuwe wet. De Omgevingswet wordt ook wel omschreven als de grootste wetgevingsoperatie sinds Thorbecke. De discussie over nut en noodzaak ervan liep de afgelopen jaren hoog op. Hoe krijg je als commissie van acht parttimers vat op de wet? Hoe ga je de 4.700 artikelen die eronder vallen evalueren?
Voorzitter
Anderhalf jaar geleden werd Hetty Klavers benoemd als onafhankelijk voorzitter en kon ze zelf de commissie samenstellen. ‘Het gaat over wetsevaluatie’, licht Klavers toe, ‘dus je komt al snel aan een behoorlijk smaldeel juristen. Maar we hadden ook mensen nodig met een stevige link naar de praktijk. En wetten evalueren is een vak op zich, daar wilden we ook specifieke deskundigheid voor binnenhalen. Zo is de commissie gegroeid.’
Auto
Op het eerste gezicht lijkt het opvallend dat de decentrale overheden die de wet sinds 1 januari uitvoeren afgezien van de voorzitter niet in de commissie zijn vertegenwoordigd. Maar dat is een bewuste keuze, volgens Klavers. ‘De mensen aan boord moeten vooral verstand hebben van wétsevaluatie: van de wet en de toepassing en effecten daarvan in de praktijk. Het wordt nadrukkelijk geen evaluatie van de uitvoering.’ Als je het ziet als een test van een nieuwe auto, dan betekent het dat de commissie kijkt of de auto technisch deugt, of de auto goed rijdt en of de auto de inzittenden brengt waar zij naartoe willen. Maar niet hóe ze ermee rijden.’
De monitor moet de commissie van feitelijke gegevens voorzien
Monitor
Een belangrijke informatiebron voor de commissie is de monitor Omgevingswet die het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft samengesteld en waarover de commissie vorig jaar een overwegend welwillend oordeel velde. De monitor moet de commissie van feitelijke gegevens voorzien, vertelt het eveneens aangeschoven commissielid Hanna Tolsma. ‘Bijvoorbeeld over hoeveel gemeenten al omgevingsvisies hebben vastgesteld. Met behulp van gegevens over de werking van de wet kunnen wij straks iets zeggen over of de Omgevingswet ook doet waarvoor die is bedoeld.’ Aanvullend daarop gaat de commissie ook zelf onderzoek doen, onder meer door bepaalde praktijkcasussen onder de loep te nemen.
BB Kunnen gemeenten ook zelf onderwerpen voor onderzoek bij de commissie aandragen?
Hanna Tolsma: ‘Informatie en inzichten verzamelen we op verschillende manieren. Het Informatiepunt Leefomgeving [IPLO] haalt signalen op uit de praktijk. Wij verwijzen ook naar dat meldpunt op onze website. Als bij het IPLO signalen binnenkomen die voor ons relevant zijn, kunnen wij die zeker meenemen.’
Hetty Klavers: ‘Het IPLO is een dankbare informatiebron. Maar wij zijn geen ombudsman en ook geen grens- of scheidsrechter. Het gaat ons niet om anekdotisch bewijs, maar om systematisch onderzoek. Tegelijk zijn wij voornemens om zoveel mogelijk informatie uit de praktijk op te halen. We zullen werkbezoeken afleggen en met gebruikers van de wet in gesprek gaan. Om zo voelsprieten met de praktijk te houden.’
BB Vooral de staat van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) hield de gemoederen de afgelopen jaren bezig en was er de hoofdoorzaak van dat de wet tot zes keer aan toe moest worden uitgesteld. Zal de commissie daar ook een oordeel over vellen?
Tolsma: ‘Het klinkt misschien gek, maar de werking van het systeem van het DSO is geen onderdeel van onze evaluatie. Dat is niet specifiek in onze opdracht belegd en wordt apart geëvalueerd. We betrekken het DSO wel bij de evaluatie voor zover het relevant is voor de werking van de wet in de praktijk.’
BB Hoe breed wordt jullie onderzoek? Beoordelen jullie sec de Omgevingswet of trekken jullie het breder naar de hele gebiedsontwikkeling?
Tolsma: ‘Je moet realistisch zijn. Je kunt niet alles beoordelen. Wij concentreren ons op de vernieuwingen die de wetgever heeft beoogd met de kerninstrumenten van het nieuwe stelsel. Daar ligt onze focus. Wat was de gedachte achter het instrument van de omgevingsvisie of achter het programma? Werkt het ook zo in de praktijk? Wat zijn mogelijke neveneffecten? Een brede evaluatie van de gebiedsontwikkeling is niet ons vertrekpunt. Maar als we de buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder de loep nemen, of het nieuwe stelsel van nadeelcompensatie, of de open normen in een omgevingsplan, dan zullen die resultaten ook iets zeggen over de gebiedsontwikkeling.’
BB Brengen jullie ook in kaart in hoeverre gemeenten en andere decentrale besturen die nieuwe instrumenten daadwerkelijk benutten?
Tolsma: ‘Zeker. Want als blijkt dat ze die niet benutten, dan zijn we natuurlijk ook geïnteresseerd waaróm dan niet.’
BB De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uitte onlangs haar zorgen over de participatie onder de Omgevingswet. Wordt iedereen voldoende gehoord als de participatie naar de initiatiefnemer verschuift? Staat dat onderwerp bij jullie ook op de age
Tolsma: ‘Het onderwerp participatie is een dwarsdoorsnijdend thema. Dat komt bij veel van de kerninstrumenten terug. Vanuit dat perspectief nemen wij dat onderwerp zeker mee.’
Klavers: ‘Wij willen ook aandacht hebben voor wat wij noemen de passieve gebruikers van de Omgevingswet. Elke inwoner mag rekenen op bescherming, ongeacht of die nou bij een bepaalde ontwikkeling participeert of niet. Participatie is nu een heel heet onderwerp, maar misschien komt over een poosje weer een ander onderwerp bovendrijven. Dat betekent dat we goed moeten nadenken waarom we wat willen onderzoeken en op welk moment. We doen de wetsevaluatie niet in één klap na vijf jaar, maar in jaarlijkse stukjes. Het is een meerdimensionale puzzel.’
BB Minister De Jonge wil haast maken. Hij zegde Eerste Kamer al na zes maanden een eerste evaluatie van de Omgevingswet toe. Redden jullie dat?
Tolsma: ‘Wij hebben aangegeven dat het niet mogelijk is om op zo’n korte termijn een grondige reflectie te geven. Want dan heb je de gegevens nog niet.’
Klavers: ‘De minister heeft veel andere bronnen om een vinger aan de pols te kunnen houden bij de uitvoering. Via het IPLO, het crisisteam, noem maar op. Zelf verwachten we in het eerste kwartaal van 2025 met een eerste tussenrapportage te komen. Dan kijken we op het eerste jaar terug.
Wordt dat ook nog onderzocht, of is dat verder niet zo interessant?
Overigens laten we ten aanzien van de verwachte voordelen vooral het terugverdienen niet vergeten. Er is immers pas 2 miljard euro uitgegeven aan deze nutteloze exercitie en dat kwam allemaal terug. Met rente.