Invoering Omgevingswet?
De praktische bezwaren tegen de Omgevingswet snijden hout, maar de wet zal meer bieden dan de huidige wetten en verordeningen.
Op 7 juni stelde de Eerste Kamer het vergaderen over de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari a.s. uit. Onmiddellijk daarna riepen de koepelorganisaties op om aan die datum vast te houden. Op internet stond een oproep om met de wet te stoppen.
In 2011 schreef ik in TBR over de vraag of de fundamentele herziening nodig was. Ik stelde toen voor de Wro aan te passen, o.a. door delegatie van de vaststelling van een bestemmingsplan mogelijk te maken. Dat regelt de Omgevingswet. Voorstellen hiervoor liggen al bij gemeenteraden. Destijds had ik een ‘procedure’wet op het oog, waarin de Wro, Wabo, Chw, Tracéwet en ISMB zouden opgaan. Dat gebeurt met de Omgevingswet, maar nog veel meer. Dat is waarschijnlijk ook het probleem: de aanvullingswetten en de Wet kwaliteitsborging bouw gaan mensen te snel. Men heeft de handen al vol met de wet en de 4 AMvB’s.
De praktische bezwaren snijden wel hout. Gebrek aan mensen bij overheden, omgevingsdiensten, rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak is problematisch….., maar staat wel los van de Omgevingswet en is ook een probleem bij de huidige wetten. Dat mensen weggekocht worden bij de overheid om later duur ingehuurd te worden, ligt aan het beloningssysteem bij de overheid, het uithollen van de ambtenarenstatus en het wegvallen van voordelen, die vroeger het werken bij de overheid aantrekkelijk maakte. Digitalisering blijkt lastiger dan gedacht. De geruststellende minister staat tegenover de bezorgde expert wat wantrouwen oplevert. Maar ook dat zegt eigenlijk niets over de Omgevingswet zelf.
Een nieuwe wet levert extra werk op: je moet kennis opdoen en je verliest routine. Wat kennis betreft, is mijn indruk dat mensen bij gemeenten en omgevingsdiensten hard aan de (inhaal)slag zijn. Hoe dat zit bij woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars, belangenbehartigers en ‘burgers’, weet ik niet. Ook daar is kennis nodig. Liefst over de doelen van de wet en niet alleen over de juridische kant ervan.
Routine verliezen we al. De bestuursrechters slaan nieuwe wegen in. De Afdeling past het evenredigheidsbeginsel anders toe: meer met het oog op de doelen van een wet, met een glijdende schaal van terughoudende naar indringende toetsing en met maatwerk per geval. Routine verliezen we ook, omdat ons land verandert. Transities, nieuwe opgaven, crises en onverwachte autonome ontwikkelingen vliegen ons om de oren. De natuur en de economie gaan nieuwe kanten op. Mensen zijn mondig, strijdvaardig en zelfs intimiderend geworden en hebben moeite met accepteren. Participatie in een vroeg stadium is dus hard nodig, maar geen garantie dat het dan goed komt. En het kost capaciteit, welke wet er ook geldt.
Gaan er snel omgevingsplannen met algemene regels in plaats van vergunningen gelden, waardoor meer toezicht en handhaving nodig is? Ik verwacht van niet. Gemeenten hebben de tijd tot 2030. Na de invoering werken we voorlopig door met de huidige bestemmingsplan- en rijksregels via het tijdelijke omgevingsplan. Omgevingsdiensten en gemeenten overleggen al over de gewenste aanpassingen. Terugkijkend: de praktijk is al decennia een praktijk van afwijkingsbesluiten. Ik denk dat dit voorlopig en waarschijnlijk ook na 2030 zo blijft. Dat hoeft geen probleem te zijn als we leren werken met sturing door beleid. Op termijn kan het gedelegeerde wijzigingsbesluit populair worden, omdat dit afwijken mogelijk maakt en tegelijk de regels actueel houdt. Als het afwijken goed in het systeem is ingebed en een goed proces heeft met tijdige en echte betrokkenheid van gemeenteraad en burgers, is dat helemaal niet verkeerd. Zeker niet met de nieuwe toetsing van de Afdeling. Het kan met de Omgevingswet: lees er mijn laatste boek maar op na.
Dus ja, een grote verandering, praktische problemen en op onderdelen ongetwijfeld complicaties. Maar: werkt het met de huidige wetten dan zo perfect? Waar komen dan al die transitieopgaven en de stikstofcrisis vandaan? De complexiteit zit bij de (politieke) keuzes.
Is er nog wel een weg terug? In het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is niet meer geïnvesteerd. Bouwtoezicht wordt dus hoe dan ook een capaciteitsvraagstuk: met te weinig kwaliteitsborgers of te weinig BWT-ers.
Meer centrale sturing? Zowel de Wro als de Omgevingswet bieden hiervoor het instrumentarium. Via de criteria provinciaal en nationaal belang bepalen provincie en rijk hun rol zelf. Ook dat is politiek.
De Omgevingswet jaagt verandering aan, mikt op cultuurverandering. Ik zag bij de 83 gemeenten, de 5 provincies, de omgevingsdiensten, waterschappen en regio’s waar ik trainingen heb gegeven dat er iets in beweging is gekomen richting de doelen van de wet. Weerstand proef ik vooral bij advocaten. Dus welk kind gooit de Eerste Kamer nu met welk badwater weg?
Misschien is een gefaseerde invoering – eerst een procedurele Omgevingswet en daarna de aanvullingswetten en Wet kwaliteitsborging bouw – een oplossing.
Echt complex vind ik het bericht van het IPPC dat de klimaatverandering vrijwel zeker meer dan 2 graden zal zijn, ongeacht welke wet er geldt.
Wro c.a.
+een vleugje jurisprudentie
+Chw
=Omgevingswet
En dat strookt met de opvatting van Melanie Schultz dat het succes van de Ow voor 80% afhankelijk is van de cultuur en slechts voor 20% van de regeltjes: weinig nieuws onder de zon dus qua regels