Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Polderen rond de peilstok

Ineens staat voor veel lokale bestuurders de inrichting van de ruimte en de plek van water daarin weer hoog op de agenda. En dat komt Wim Kuijken goed van pas. Het onderwerp maakt een groot onderdeel uit van het Deltaprogramma dat hij dinsdag aan de Tweede Kamer presenteert.

12 september 2014

Wil Nederland in 2050 klimaatbestendig zijn, dan zijn ingrijpende maatregelen nodig. Deltacommissaris Wim Kuijken benut het klassieke poldermodel, plus soms wat functioneel machtsoverwicht. ‘Doet u niet mee? Prima, dan meld ik dat in het Deltaprogramma.’

Een zomerse hoosbui die straten en kelders blank zet, heeft één voordeel. De deltacommissaris hoeft op Prinsjesdag niet uit te leggen waarom het belangrijk is om bij ruimtelijke inrichting óók aan water te denken. Zelf hield Wim Kuijken droge voeten op 28 juli. In de zandgrond rond zijn woning achter de duinen liep het water prima weg. Maar op veel andere plekken in Nederland moest de brandweer komen pompen.

Ineens staat voor veel lokale bestuurders de inrichting van de ruimte en de plek van water daarin weer hoog op de agenda. En dat komt Wim Kuijken goed van pas. Het onderwerp maakt een groot onderdeel uit van het Deltaprogramma dat hij dinsdag aan de Tweede Kamer presenteert. De deelprogramma’s over veilige dijken en de zoetwatervoorraad springen in het oog. Maar echt voor alle gemeenten van belang is het deelprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

Hierin geen aangescherpte normen, geen nieuwe regels waar overheden aan moeten voldoen als zij hun ruimten inrichten. Instrumenten daarvoor, zoals de watertoets, bestaan immers al. ‘Het gaat er hier om dat de combinatie “ruimtelijke inrichting” en “water” goed tussen de oren komt’, zegt Kuijken. ‘Dat de bestaande instrumenten goed worden gebruikt. Dit deelprogramma bevat handreikingen over hoe de ruimtelijke inrichting ervoor kan zorgen dat te veel – of te weinig – water geen problemen geeft. Tips en tricks voor de klimaatbestendige gemeente dus.’

Kuijken bedacht die ideeën niet zelf, hij diepte ze op uit de regio’s. Uit Amsterdam kreeg hij een Delta­strategie, opgesteld met de regionale partners, waarin  de belangrijkste opgaven in de regio in samenhang  zijn geschetst. Ook de Deltavisie van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier diende als input voor het Deltaprogramma (zie kaders).

Haagse stolp
In zijn Haagse werkkamer hangen kaarten aan de muur van Nederland voordat de zee er stukken land af snoepte. Foto’s van de Watersnoodramp en de Deltawerken die daarop volgden. Toen Kuijken in 2010 werd benoemd als eerste regeringscommissaris voor het Deltaprogramma, wist hij een ding zeker: zijn taak – het Deltaprogramma opstellen, actualiseren en uitvoeren – zou hij niet kunnen vervullen vanuit de Haagse stolp. Hij kan pas goede voorstellen doen, als hij weet wat er speelt en dus gaat Kuijken veel het land in.

Hij is net terug uit Neerijnen, vertelt hij, waar hij sprak met raads­leden, maar ook met bewoners en onder­nemers die ruimte zouden moeten maken als besloten wordt tot een bypass van de Waal. ‘Het is veel waard als ik een voorstel doe dat rust op een groot draagvlak. Het moet niet mijn voorstel zijn, maar dat van de gemeenten, provincies en waterschappen zelf. Als zij samen iets ontwikkelen, is de acceptatie veel groter.’

Samenwerking, planontwikkeling van onderop, draagvlak. Het is volgens Kuijken de enige manier waarop het Deltaprogramma succesvol kan worden uitgevoerd. De eerste vraag die hij zich stelde toen hij aantrad ging dan ook niet over water, maar over governance: hoe krijg je de verschillende overheden zover dat ze meedenken en meewerken aan – soms impopulaire – maatregelen? ‘Na een watersnoodramp is het relatief makkelijk: dan wil iedereen actie, er is geld, veel is mogelijk. Maar hoe kom je tot besluitvorming als er geen ramp is? Mijn conclusie was: de voorstellen die ik doe moeten optimaal draagvlak hebben en gebaseerd zijn op wetenschappelijke kennis die onafhankelijk is getoetst. Zodat je zeker weet dat een voor­gestelde beslissing op inhoudelijke argumenten stoelt, niet op politieke.’

Groeiend probleem
Kuijken formuleerde drie nationale programma’s (veiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie) en zes regionale programma’s, zoals Rijnmond-Drechtsteden, het IJsselmeergebied en het Waddengebied. Zes onafhankelijke programmadirecteuren gingen in overleg met zoveel mogelijk betrokken partijen. ‘Gemeenten, provincies, waterschappen. Dwars door het Huis van Thorbecke heen zitten alle overheidslagen met elkaar aan tafel. Allemaal zijn ze met hun eigen taken en verantwoordelijkheden verenigd in nationale doelen uit de Deltawet. Ze hebben alle feiten over hun gebied verzameld en zijn zelf oplossingen gaan zoeken voor de uitdagingen die ze tegenkwamen.’

Hoeveel gemeenten, provincies en waterschappen precies hebben meegeschreven aan het programma in de afgelopen jaren, kan Kuijken niet zeggen. Maar het zijn er zeker meer dan alleen de gemeenten langs de kust en de grote rivieren. Op de hoge gronden in het oosten van het land is droogte een groeiend probleem. Via de Deltabeslissing Zoetwater zijn ook zij betrokken bij het zorgen voor een robuuste watervoorziening. Soms is er wel wat overtuigingskracht nodig, of functioneel overwicht van de deltacommissaris. Een provincie langs het IJsselmeer – Kuijken wil niet zeggen welke – voelde er aanvankelijk niet veel voor om in een groep mee te denken over de toekomst van het IJsselmeer. ‘Zij wilden liever zelf die kar trekken. Ik ben toen bij de gedeputeerde langsgegaan en heb gezegd: ik hoop je te kunnen overtuigen mee te doen. Wil je dat niet, dan meld ik dat in het Deltaprogramma en wordt het voor je bedacht. Het duurde een dag of twee, toen deden ze toch mee.’

Ook in Limburg was het even spannend, zegt Kuijken. ‘Zij zien de Maas als van hen. Maar al snel zeiden ze: wij doen mee en sturen mensen naar de programmaclub in Arnhem.’ De aanpak werkt, constateert Kuijken, die zijn eigen rol ziet als die van regisseur. ‘Ik ben niet van het rijk, ik ben van iedereen en trek deze kar, los van partijbelang en bureaucratie. Dat helpt.’

Monniken
Wat ook helpt, is dat er budget is: één miljard per jaar voor het Deltaprogramma. ‘Je weet als gemeente, provincie of waterschap dat je de plannen die je samen bedenkt, daadwerkelijk kunt realiseren. En dat er een deltacommissaris is die het allemaal organiseert.’ Het apolitieke karakter van het onderwerp leent zich uitstekend voor het poldermodel, dat immers zelf ontstaan is rondom water. ‘Het waren de monniken, boeren en burgers die in de middeleeuwen samen dijken moesten aanleggen en beheren. We zijn gewend om hierover te overleggen. En verder snapt iedereen dat als je in Limburg aan de Maas gaat rommelen, je dat in Rotterdam ook merkt.’

Als het Deltaprogramma 2015 straks is gepresenteerd, gaat de uitvoering beginnen. Kuijken staat met de peilstok klaar om elk jaar te meten of de uitvoering op schema ligt. Hij rapporteert aan het kabinet en de Tweede Kamer en zal niet schromen om rugnummers uit te delen aan regio’s waar nog wel een tandje bij kan. Hij heeft er groot vertrouwen in, ondanks de lastige lokale beslissingen die soms nodig zijn en de verschillende belangen die in een gebied spelen. ‘Ook al praten en werken mensen drie jaar – als ze hun belangen kunnen inbrengen en daar wat van terugzien in het eindresultaat, dan kunnen ze tot oplossingen komen. Dit Delta­programma bewijst het.’


De gemeente: de stad als spons
De klimaatbestendige stad is geen overheidsproject; je hebt er inwoners, onder­nemers en maatschappelijke organisaties bij nodig. Maar hoe krijg je dat netwerk in beweging? In Amsterdam is gekozen is voor een ondernemende netwerkaanpak in Amsterdam Rainproof, vertelt Paulien Hartog, strategisch adviseur van Waternet. Als je iets doet, doe het dan meteen Rainproof, is het motto. Het project daagt alle Amsterdammers uit om lopende beheerplannen, stedelijke aanpassingen van tuin en straat te koppelen aan maatregelen om de stad bij regenval als een spons water te laten opnemen. ‘Waterdoorlatende bestrating, groene daken en geveltuintjes zijn pragmatische oplossingen die de stad tegelijkertijd mooier maken’, zegt Hartog. Binnen de gemeente moet hiervoor de verkokering worden doorbroken, zodat ambtelijke specialisten van diverse afdelingen samen een oplossing ontwikkelen voor inrichting en onderhoud. Anders botst het vergroten van de waterberging met de planning van het straatonderhoud. Of ligt het voordeel bij waterbeheer en de rekening bij infrastructuur, dat geeft gedoe over schuiven met budgetten. ‘Dan heb je wel overal begrip voor wat je wilt, maar daarmee is er nog geen geld. Op dit moment moeten bestuurders en managers hun nek uitsteken om het dan toch te doen, Rainproof wil dat dit vanzelfsprekend wordt.’


Het waterschap: We kunnen het niet meer alleen
‘Wij kunnen het als waterbeheerder in de toekomst niet meer alleen’, zegt Jan Wijn, projectleider van het Waterprogramma bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). ‘We hebben te maken met veel verschillende gebruikers en grote opgaven vanwege de klimaatveranderingen. We hebben ons daarom afgevraagd: hoe kunnen we, honderd jaar vooruitkijkend, het waterbeheer samen oppakken?’ Met circa zeventig partners – gemeenten, provincie, landbouwsector, natuur- en milieu, rijk, kennisinstituten en bedrijfsleven – besprak het waterschap de waterthema’s die bij hen spelen. De gemene deler die daaruit naar voren kwam, leidde tot een regionale Deltavisie met soms baanbrekende keuzes. ‘Bouwen in of op dijken was bij ons altijd onbespreekbaar. Maar vanuit gemeenten en projectontwikkelaars is die vraag steeds meer gekomen. Daar moet je samen uitkomen. Inmiddels stelt het waterschap dat binnen de veiligheidsnormen dijken multifunctioneel moeten kunnen zijn. Vaak zijn ze het ook al. De uitdaging daarbij is dat we willen dat de dijk sterker wordt van die multifunctionaliteit.’ Andersom moeten ook andere partijen soms even slikken. De garantie dat er altijd zoetwater voor de landbouw beschikbaar is, kan en wil HHNK niet langer geven. Dat vraagt om herbezinning op waterverbruik bij boeren. En in de stad is verhard oppervlak ook niet meer van­zelf­sprekend, toonde de recente hoosbui weer aan. Discussiesessies over maatregelen voor de komende tien tot twintig jaar leverden meer dan duizend ideeën op, zegt Wijn. Onder leiding van een ‘trekker’ werken de partijen nu de eerste plannen uit. Bijvoorbeeld onderzoek naar de multifunctionele dijk en het ontwikkelen van een klimaatstresstest.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie