Onderwijsvastgoed; integrale aanpak
Onderwijsvastgoed; integrale aanpak. Ondermaats binnenklimaat en beperkte ventilatiemogelijkheden
Het zal waarschijnlijk niemand meer ontgaan zijn dat de gemiddelde staat van het onderwijsvastgoed in Nederland zeer matig is. Om hier, met het oog op de toekomst, écht stappen in te zetten ontbreekt het echter nog steeds aan een integrale aanpak. Gaat COVID-19 het momentum zijn om het vastgoed van én voor de toekomst gezamenlijk aan te pakken?
Op 15 maart 2020 gingen de scholen in Nederland voor het eerst dicht, waarna ze later weer geopend werden om vervolgens weer te moeten sluiten. Thuisonderwijs, hybride-onderwijs, enzovoorts. Er is veel gevraagd van de flexibiliteit en innovativiteit van docenten en ondersteunende medewerkers tijdens de coronacrisis. Maar de crisis heeft ook iets aan het licht gebracht, namelijk het onderliggend probleem waar het onderwijsvastgoed zich al langer in bevindt. Namelijk de crisis van een gebouwenvoorraad die voor een groot deel uit kwalitatief matige en verouderde gebouwen bestaat. Gebouwen die niet faciliterend zijn aan de gebruiker maar eerder beperkend.
Met name de nieuwsberichten over het ondermaatse binnenklimaat en beperkte ventilatiemogelijkheden op een groot deel van de scholen, hebben voor de nodige aandacht gezorgd. Als gevolg hierop is de SUVIS-regeling werd in het leven geroepen. Op zichzelf natuurlijk een nobele uitkering, maar we moeten ervoor waken dat we schoolgebouwen weer gaan 'oplappen' in plaats van integraal naar de grotere opgave kijken.
40 jaar oud
Nederland kent circa 9.300 schoolgebouwen behorend tot het funderend onderwijs, met een oppervlakte van ongeveer 21,2 miljoen m². In figuur 1 is de verdeling van de schoolgebouwen in Nederland naar bouwperiode weergegeven. In het PO is circa 54% van de gebouwen gebouwd vóór 1978, in het VO betreft dit zo’n 49%.
Deze gebouwen zijn daarmee ruimschoots ouder dan 40 jaar: de leeftijd die in de regel gezien wordt als ‘het einde’ van de economische en technische levensduur van een schoolgebouw. Gemiddeld worden schoolgebouwen in Nederland echter pas op het 69e levensjaar vervangen. Met de huidige jaarlijkse vervangingsgraad (circa 1,33%) duurt het nog circa 30 jaar voordat alleen de gebouwen uit de periode 1946-1978 vervangen zijn.
Schoolgebouwen worden te laat vervangen. |
Onderwijskundige functionaliteit
Een gebouw is pas een goed gebouw wanneer het optimaal faciliterend is aan hetgeen dat er in plaatsvindt. Bij schoolgebouwen hebben we het dan over de onderwijskundige functionaliteit. Maar er vindt een omslag plaats van het meer traditionele ‘leerfstofjaarklassensysteem’ naar vormen van gepersonaliseerd onderwijs. En dat type onderwijs vraagt om een ander type gebouw...
Een standaard ‘gangschool’ met een hele rij lokalen grenzend aan een gang is hierbij niet functioneel. Het helpt dan niet dat ongeveer de helft van de gebouwen afkomstig is van vóór 1978 en dus juist deze indeling hebben. De flexibiliteit en aanpasbaarheid van deze gebouwen is vaak beperkt.
Dat maakt de crisis eigenlijk nog groter; werken met een voorraad die vernieuwing en innovatie belemmert.
Duurzaamheid
Ook wanneer we naar de ‘hardere kant’ van het onderwijsvastgoed kijken zien we knelpunten. Een daarvan is de duurzaamheid. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft een poging gedaan om de verdeling van energielabels inzichtelijk te maken. Slechts circa 14% van de scholen bleek in 2020 een label te hebben.
Het EIB heeft de resultaten daarom geëxtrapoleerd naar de gehele voorraad. Figuur 2 geeft deze resultaten weer. Hieruit blijkt dat meer dan de helft van de scholen in het PO en het VO een label heeft dat lager is dan energielabel C. Omgerekend naar het aantal gebouwen komt dat neer op ruim 5.000 schoolgebouwen die lager scoren dan energielabel C.
Om de klimaatdoelstellingen te behalen is een enorme versnelling nodig in de vervanging van de schoolgebouwen in Nederland. Er blijkt € 21 miljard extra nodig te zijn om dat te kunnen realiseren.
Meer dan 5.000 scholen lager dan label c. |
Binnenmilieu
Over de matige staat van het binnenmilieu in de schoolgebouwen is al veel gezegd. Vorig jaar is door LCVS een onderzoek gedaan om inzichtelijk te maken in welke mate de schoolgebouwen in Nederland voldoen aan de minimumeisen voor luchtverversing (let op; voor gebouwen van voor 2012 liggen deze minimumeisen lager dan het huidige Bouwbesluit).
In circa 32% van de schoolgebouwen (zie figuur 3) voldoet het binnenmilieu niet of twijfelachtig aan de minimumeisen. In absolute aantallen zijn dat circa 3.000 schoolgebouwen. Het belang van goede ventilatie wordt al voor langere tijd door tal van wetenschappelijke onderzoeken aangetoond: het leerrendement kan in de gunstigste gevallen met 25% (!) omhoog en ook het ziekteverzuim gaat omlaag wanneer het binnenmilieu op orde is.
Daarom is de SUVIS-regeling in het leven geroepen. Er is in de basis natuurlijk niets negatiefs aan een subsidiemaatregel. Echter het pijnpunt ontstaat omdat het wederom een regeling is die zich concentreert op slechts een van de vele problemen waar schoolgebouwen mee te maken hebben. Het gevaar bestaat zelfs dat de onderwijskundige functionaliteit, hetgeen waar het primair om draait, het ondergeschoven kindje wordt van dit soort regelingen. Schoolgebouwen worden tijdelijk ‘opgelapt’ waardoor de urgentie voor écht grote bouwkundige ingrepen mogelijk uitgesteld worden.
Corona als startpunt
Laat de COVID-19 pandemie dus een soort startsein zijn om gezamenlijk (schoolbesturen, gemeenten en rijksoverheid) aan de slag te gaan met een integrale blik op het onderwijsvastgoed. Waarbij ieder zijn bijdrage levert om toe te werken naar een scholenvoorraad die het primaire proces (goed onderwijs aan een brede doelgroep) weer optimaal faciliteert in plaats van belemmert.
Meer weten?
Neem dan contact op met Pim Bressers, telefoon 073 6 409 409
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.