Ravijnjaar: Gevolgen voor gemeentelijke voorzieningen en leefbaarheid
Drie experts aan het woord over oplossingen.
Vanaf 2026 ontvangen gemeenten aanzienlijk minder financiële ondersteuning van het rijk. De daling van de rijksbijdragen wordt op dit moment geschat op ongeveer € 2,5 miljard. Lokale bestuurders en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn bezorgd over de gevolgen hiervan voor de gemeentelijke voorzieningen en daarmee de leefbaarheid. Hoe kunnen gemeenten een aantasting hiervan voorkomen? Zijn er mogelijkheden om hun eigen inkomsten te verhogen? Moeten ze in de toekomst anders omgaan met hun vastgoed? En biedt meer samenwerking met private partijen en/of andere gemeenten een uitweg? We legden aan drie experts: Martijn van Esch (wethouder Financiën, Economie en Sport gemeente Heusden), Jurian Hennep (gemeentesecretaris/algemeen directeur gemeente Krimpenerwaard) en David Rietveld (coördinator Gemeentefinanciën VNG) vier stellingen voor.
Oplossingen
De bezuiniging op de gemeentefinanciën vanaf 2026 leidt onontkoombaar tot een verschraling van de gemeentelijke voorzieningen en daardoor een aantasting van de leefbaarheid in gemeenten. Dit is alleen te voorkomen door een verhoging van de eigen inkomsten van gemeenten via met name de ozb.
Rietveld: ‘De uitwerking van het ravijnjaar zal per gemeente verschillen. Voor sommige gemeenten kan het meer betekenen dan een verschraling, en vragen om forse ingrepen. Het kan zijn dat gemeenten misschien stoppen met het aanbieden van sommige voorzieningen. Er zijn allerlei keuzes mogelijk. Je hoeft aan de opbrengstenkant ook niet per se de ozb te verhogen. Je kunt ook de toeristenbelasting verhogen of een nieuwe belasting invoeren, bijvoorbeeld forensenbelasting. Dat levert geen miljoenen op, maar daar kijken gemeenten wel naar. Verder kijken ze naar waar ze nog op kunnen besparen en of ze investeringen kunnen uitstellen. Het is vooral dingen niet of later doen; dat geeft ruimte om andere dingen wel of extra te doen. Gemeenten kijken dus naar een breed palet van mogelijkheden.’
Hennip: ‘Voor veel gemeenten klopt deze stelling. Ik zie wel gemeenten die moeten bezuinigen op de openbare ruimte en cultuur, dan wel de ozb met 20 tot 30% verhogen. In de gemeente Krimpenerwaard staan we er financieel goed voor. Misschien dat sommige dienstverleningen wat naar beneden gaan, maar het blijft nog steeds een voldoende. Een veel grotere bedreiging voor de leefbaarheid in onze kernen is het beperkende ruimtelijk beleid van de provincie. Om op langere termijn vitaal te kunnen blijven, hebben wij aanwas nodig van jongere mensen en daarvoor moeten we kunnen uitbreiden. Voor nieuwe woonwijken en bedrijfsterreinen hebben we misschien 2% nodig van ons hele buitengebied. Dat zou je als provincie toch niet moeten blokkeren.’
Van Esch: ‘Ik verwacht dat het met de verschraling van de voorzieningen in Heusden wel mee zal vallen. Niettemin krijgen we zeker te maken met een fors financieel gat, dat we niet zomaar kunnen dichten. Om dat op te vangen, kijken we naar een combinatie van allerlei keuzes. Voorop staat dat we niet zo hard willen bezuinigen dat we zaken kapottrekken. Tegelijkertijd willen we verstandig vooruit blijven gaan en ruimte houden om nieuwe initiatieven te nemen. We zoeken de oplossing daarom in het draaien aan vele kleinere knoppen en een klein zetje geven aan enkele grotere knoppen. Dus ombuigen, investeringen uitstellen, goed nadenken over onze kerntaken en het verhogen van eigen inkomsten. Dat hoeft niet alleen de ozb te zijn, andere belastingen kunnen ook. Uitgangspunt is dat de burgers en bedrijven in Heusden er niet veel van moeten merken.’
We zoeken de oplossing in het draaien aan vele kleinere knoppen en een klein zetje geven aan enkele grotere knoppen. "
Omgaan met maatschappelijk vastgoed
Het herpositioneren van gemeentelijk vastgoed is noodzakelijk om, zeker op de langere termijn,
kosten te besparen en de efficiëntie te verhogen. Denk aan het scherper prioriteren dan wel meer spreiden in de tijd van investeringen (bijvoorbeeld eerder in duurzaamheid dan in andere zaken, eerder in basisscholen dan in buurthuizen), later vervangen van vastgoed en/of de verkoop of herbestemming van overtollig gemeentelijk vastgoed. Zeker voor dit laatste is een goede analyse nodig van de echte kerntaken van de gemeente.
Hennip: ‘De gemeente Krimpenerwaard investeert juist fors in maatschappelijk vastgoed. Wij werken nu nog vanuit vier vestigingen en bouwen één nieuw, duurzaam en circulair gemeentehuis. We verduurzamen sporthallen en investeren de komende vijf jaar € 120 miljoen in renovatie en nieuwbouw van schoolgebouwen. Onze goede financiële positie maakt het voor ons mogelijk te investeren op de langere termijn, juist ook om zo de exploitatielasten te kunnen verlagen.’
Rietveld: ‘Dat gemeenten iets met hun vastgoed moeten, staat wel vast. En daar zijn ze ook mee bezig, waarbij ze kijken naar alle zaken die in de stelling worden genoemd. Of gemeenten veel overtollig vastgoed hebben, betwijfel ik. Ik denk niet dat daar financieel veel valt te halen. Hetzelfde geldt voor een analyse van de kerntaken. Sinds de decentralisaties hebben gemeenten er zoveel taken bij gekregen dat je nauwelijks nog van kerntaken kunt spreken.’
Van Esch: ‘Onze vastgoedportefeuille is al slank en efficiënt, en deze dient natuurlijk ook een aantal maatschappelijke doelen. Het ravijnjaar is wel aanleiding om daar opnieuw kritisch naar te kijken. Doen we soms niet te veel of geven we soms niet te veel geld uit aan bepaalde zaken? Het aanbieden van sportvoorzieningen is bijvoorbeeld geen wettelijke taak van gemeenten. Dat is wel een invalshoek om te bekijken of we die voorzieningen overal in dezelfde mate in stand willen houden.’
In het algemeen verwacht ik geen heil van samenwerken met private partijen."
Samenwerking met private partijen
Publiek-private samenwerkingen (PPS) en de inzet van innovatieve financieringsmodellen met private investeerders bieden een oplossing om het financiële gat vanaf 2026 te dichten.
Rietveld: ‘Het klinkt leuk en ondernemend, samenwerken met private partijen. In heel specifieke gevallen kan het misschien helpen, maar in het algemeen verwacht ik er geen heil van. Als een private partij het eigendom op zich neemt, zal zij afspraken willen maken over beheer en onderhoud. En uiteraard huur vragen. Sommige gebouwen zijn ook zo specifiek dat geen enkele private partij die zal willen exploiteren. Denk aan een theater; dat is nergens anders voor te gebruiken en de gebruikers zijn vaak ook nog afhankelijk van gemeentelijke subsidie.’
Van Esch: ‘Samenwerken is prima, maar dan vanuit een gemeenschappelijk doel en om risico’s te delen, niet vanuit financiële overwegingen. Een gemeente kan meestal goedkoper geld lenen dan private partijen, dus puur financieel zie ik niet hoe samenwerken financiële voordelen kan opleveren. Want wat je aan huur betaalt, is waarschijnlijk hoger dan de kapitaallasten die de gemeente zelf kwijt zou zijn. Een publiek-private samenwerking bij maatschappelijk vastgoed ligt daarom niet voor de hand.’
Hennip: ‘Ik sluit me hierbij aan. Een private investeerder zal het nooit goedkoper kunnen dan de gemeente. Toch kan samenwerken met private partijen wel degelijk interessant zijn. Ik denk aan het exploiteren van een zwembad. Heeft een gemeente wel de expertise in huis om dat goed te doen? Misschien krijg je wel een betere voorziening als je de exploitatie overdraagt aan een commerciële partij. Het interesseert de burger helemaal niks of een ambtenaar de deur van het zwembad open doet, of iemand van een commerciële partij.’
Een steeds belangrijker doel is het organiseren van meer gezamenlijke slagkracht en uitvoeringscapaciteit."
Samenwerking met andere gemeenten
Intergemeentelijke samenwerking op het gebied van vastgoed kan schaalvoordelen opleveren en de financiële druk op individuele gemeenten verminderen.
Van Esch: ‘Ik zie daar niet zo snel de voordelen van. Vastgoed is vaak gekoppeld aan lokale doelen. Denk aan een dorpshuis of sporthal. Als je door samenwerking met andere gemeenten schaalgrootte wilt realiseren, gaat dat snel ten koste van die lokale functie. Bovendien zal de lokale politiek dit niet snel goedkeuren. Die wil graag dicht bij de burger blijven. Waar je wel naar moet streven, is een zo maximaal mogelijke benutting van je vastgoed. Andere gemeenten hanteren daar misschien slimme systemen voor en daar zou je van elkaar kunnen leren.’
Hennip: ‘Ook hier vind ik dat je dit niet moet doen vanuit financiële redenen. Regionaal samenwerken vraagt om langetermijninvesteringen in gezamenlijke doelen en onderlinge relaties. Een steeds belangrijker doel is het organiseren van meer gezamenlijke slagkracht en uitvoeringscapaciteit. Het is niet de hoeveelheid middelen die in de komende decennia bepaalt hoeveel scholen of ander maatschappelijk vastgoed we kunnen bouwen, maar de hoeveelheid handjes, of beter gezegd het gebrek daaraan.’
Rietveld: ‘Intergemeentelijke samenwerking heeft ook een hoop nadelen. Je raakt zeggenschap kwijt en het vraagt om extra afstemming en besluitvorming. En voor welk type vastgoed biedt dit een oplossing? Je kunt denken aan een aantal kleine gemeenten die willen fuseren en dan besluiten dat ze een nieuwe voorziening willen, bijvoorbeeld een sporthal of bibliotheek, die ze in het midden van de gemeente neerzetten. In de praktijk betekent dat voor de meeste gebruikers dat ze langer onderweg zijn. Om te voorkomen dat de verslechterde financiële positie tot verschraling van voorzieningen leidt, kies je dan voor een oplossing die juist tot verschraling leidt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.’
HEVO & Ravijnjaar
Wij erkennen het belang van het herpositioneren van gemeentelijk vastgoed, vooral gezien de uitdagingen waar gemeenten in de toekomst mee te maken zullen krijgen. Het is van groot belang om kosten te besparen en de efficiëntie te verhogen, en we begrijpen de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij investeringen. In tijden van krappe budgetten is het belangrijk om kritisch te kijken naar de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Welke panden ondersteunen de kerntaken en andere opgaves van de gemeente? Welke dragen bij aan de leefbaarheid van onze wijken? Een duidelijk maatschappelijk beleid en een goed accommodatieplan kunnen hierbij als leidraad dienen. Dit plan maakt de strategische doelstellingen van de gemeente inzichtelijk en verbindt deze aan specifieke vastgoedobjecten. Hierdoor ontstaat er een helder beeld van de waarde van elk gebouw, niet alleen in financiële zin, maar ook in termen van sociale cohesie, culturele diversiteit en economische vitaliteit.
Een goed accommodatieplan gaat verder dan alleen het in kaart brengen van vastgoed. Het biedt gemeenten handvatten om weloverwogen keuzes te maken over de toekomst van maatschappelijk vastgoed. Kan men een bepaald verzoek om huisvesting, dat uit de samenleving komt, honoreren? Is renovatie of nieuwbouw nodig? Zijn er mogelijkheden voor efficiëntere samenwerking met andere organisaties? Of is het wellicht beter om een pand af te stoten en de vrijgekomen middelen te besteden aan andere belangrijke doelen? Op deze wijze kunnen juiste keuzes worden gemaakt en tijdig stappen worden ondernomen. Een impuls om nieuwe oplossingen te bedenken. Dit vereist specialisme maar ook proactief handelen en strategisch denken. Zo dragen we bij aan een veerkrachtige en duurzame toekomst voor het maatschappelijk vastgoed en de gebouwde omgeving.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.