Essay: de bronnen van de BBB
De opkomst van boerenpartijen verliep in elk Europees land weer anders. Ook in Nederland.
Hoe kan het dat BBB in een land met relatief zo weinig boeren zo’n grote aanhang heeft? Op zoek naar een antwoord dook historicus Wim van Meurs in de geschiedenis van boerenpartijen in Europa. Deel 3 in de essayserie leren van het verleden.
Boerenpartij
Met de BoerBurgerBeweging (BBB) beschikt Nederland sinds 2019 weer over een ‘boerenpartij’. BBB werd bij de Provinciale Statenverkiezingen in maart zelfs de grootste partij, landelijk gezien en ook in elk van de twaalf provincies. Ondanks de korte geschiedenis van BBB is dit nu al een ander verhaal dan dat van de vorige Nederlandse plattelandspartij, die van boer Koekoek. Die partij werd rond 1960 opgericht en ging na enige successen bij de verkiezingen van 1967, ook in de Randstad, eind jaren zeventig roemloos ten onder.
2 procent
Ondanks het grote economische belang van de agrarische sector (en de verwerkende industrie) heeft Nederland verder nooit een noemenswaardige boeren- of plattelandspartij gekend. Tegenwoordig werkt in Nederland nog maar 2 procent van de beroepsbevolking direct in de landbouw, en ook het aandeel aan het bruto nationaal product is nog maar een paar procent. Een eeuw geleden, in de hoogtijdagen van de boerenpartijen elders in Europa, was dat beeld ook in Nederland nog heel anders. Door de late industrialisatie, vooral na de Tweede Wereldoorlog, bleef de landbouw lang de belangrijkste economische sector. Begin negentiende eeuw werkte nog de helft van de beroepsbevolking, met een hoge verborgen werkeloosheid, in de akkerbouw en veeteelt.
Christelijke partij
Ondanks het aanzienlijke gewicht van de landbouwsector in heel Europa tot na het midden van de twintigste eeuw en de reële voelbaarheid van wat nu ‘de kloof tussen stad en platteland’ heet, kende zelfs toen niet elk land een boerenpartij. In veel landen – waaronder Nederland – presenteerde een christelijke partij zich als dé belangenbehartiger bij uitstek van de plattelandsbevolking.
Europa heeft in de twintigste eeuw boerenpartijen van heel diverse pluimage (en electorale aantrekkingskracht) gekend
Divers pluimage
Maar dan nog: Europa heeft in de twintigste eeuw boerenpartijen van heel diverse pluimage (en electorale aantrekkingskracht) gekend. Van christelijk-conservatieve massapartijen in Oost-Europa en kleine, maar invloedrijke landarbeiderspartijen in Scandinavië tot fascistische boeren-
bewegingen of juist revolutionaire en soms gewelddadige bewegingen in Italië of Bulgarije.
Contrasten
Juist de contrasten met dit roemruchte Europese verleden helpen om de nieuwe Nederlandse plattelandsbeweging in de eenentwintigste eeuw te duiden. BBB scoorde meer dan 30 procent in Drenthe en Overijssel, maar haalde nog steeds 5 tot 9 procent van de stemmen in de steden Rotterdam, Amsterdam en Den Haag.
Politieke partijen
De modernisering van de landbouw en de invoering van het algemeen kiesrecht gingen honderd jaar geleden in heel Europa hand in hand. Waar zich eerder – met name in het laatste kwart van de negentiende eeuw – priesters, leraren en andere dorpsnotabelen of coöperatieven voor de achtergestelde plattelandsbevolking sterk hadden gemaakt, ontstonden na de Eerste Wereldoorlog politieke partijen met een grote aanhang. Deze partijen moesten een standpunt bepalen in de grote ‘agrarische kwestie’.
Voedselzekerheid
Modernisering van de landbouw en verbetering van de leefomstandigheden in de dorpen konden door efficiëntere productie, schaalvergroting en mechanisatie helpen om de voedselzekerheid te verbeteren. Maar tegelijk werden familiebedrijven verdrongen en werden talloze arbeidskrachten overbodig. De oplossing van een economisch probleem leidde tot een sociaal vraagstuk. Modernisering leidde in Nederland, maar elders nog veel dramatischer, tot Verelendung op het platteland. De antwoorden van boerenpartijen op dit dilemma konden niet verschillender zijn.
Lees het hele essay deze week in BB16 (inlog).
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.