Economische crisis vertraagt aanpak bodemverontreiniging
De stagnatie van de woningbouw en de stedelijke vernieuwing vertraagt de sanering van vervuilde bodemlocaties.
Vooral een nog onbekend aantal locaties waarbij de vervuiling zich kan verspreiden naar een groter gebied en vervuilde locaties die risico’s voor flora en fauna met zich meebrengen, lopen mogelijk vertraging op. Dat geldt niet voor de 401 spoedlocaties waarbij directe risico’s voor de mens in het geding zijn. Die zogeheten humane spoedlocaties worden naar verwachting vóór 2015 netjes afgerond.
Dit blijkt uit de tussentijdse evaluatie (midterm review) van het zogeheten uitvoeringsprogramma Bodemconvenant. Volgens deze in 2009 afgesloten overeenkomst werken Rijksoverheid, provincies en gemeenten samen om de uitvoering van de bodemsanering te volgen en een nieuw bodembeleid vorm te geven. ‘We willen geen mooi weer spelen, want waar bouwprojecten stilvallen, kan de bodemsanering stagneren’, zegt Gerd de Kruif, programmadirecteur voor de uitvoering van het convenant.
Trechter
Ondanks de mogelijk stagnerende invloed van de crisis zijn De Kruif en projectsecretaris Michiel Gadella niet somber gestemd. ‘Vanaf Lekkerkerk in 1980 zijn tienduizenden locaties onderzocht en duizenden gesaneerd’, constateert De Kruif. ‘Het is een enorme trechter, waar we nu bij de laatste honderden gevallen met mogelijke risico´s voor de mens zijn aanbeland. We verwachten dat we de 401 humane spoedlocaties vóór 2015 hebben gesaneerd of beheerst’, zegt De Kruif.
Sterker nog, ruim een kwart van die gevallen (110 locaties) is nu al afgerond. Ze staan nog louter op de lijst omdat er sprake is van nazorg en monitoring om te volgen of de vervuiling daadwerkelijk is verdwenen. ‘Er zitten gevallen tussen waarbij bij wijze van spreken slechts het goedkeuren van de evaluatie definitief afvoeren van de lijst nog in de weg staat’, zegt projectsecretaris Gadella.
Op 81 locaties is de sanering in volle gang. De andere helft van de gevallen is verder van huis. Bij 101 gevallen zit nog in de fase van ‘nader onderzoek’ en 97 locaties wachten op de start van de sanering. Voor de totale operatie is 867 miljoen euro beschikbaar voor de periode tot en met 2014 (zie verder graphic).
Wasserijen
De Kruif en Gadella reppen van groot enthousiasme, vooral bij steden als Utrecht, Rotterdam, Apeldoorn en Zwolle om werk te maken van de integrale aanpak van bodemsanering en gebruik van de ondergrond.
Tot de verbeelding spreekt de zogeheten biowasmachine in Utrecht, waar in het gebied rond Hoog Catharijne een ingrijpende herstructurering van de openbare ruimte en de bouw van nieuwe kantoren en woningen hand in hand gaan met de opslag van energie in de bodem en schoonmaak van twintig tot dertig meest door chemische wasserijen en metaalbedrijven vervuilde locaties. Door het oppompen en weer wegpompen van grondwater uit de diepe ondergrond voor zogeheten warmte koude opslag (WKO) waarmee kantoren kunnen worden verwarmd en gekoeld, wordt het grondwater tegelijk schoongemaakt doordat bacteriën de organische vervuiling beter kunnen afbreken. De WKO zorgt voor beweging en daardoor menging en zuurstofinbreng in het grondwater.
‘In Apeldoorn is er sprake van overlast door stijgend grondwater doordat de papierindustrie in de omgeving wegtrekt en geen water meer onttrekt voor het productieproces’, aldus De Kruif en Gadella. ‘Het grondwater wordt als proceswater ingezet bij een verpakkingsbedrijf, waarbij de waterzuivering van het bedrijf het vervuilde grondwater aanpakt en het gezuiverde overtollige proceswater wordt gebruikt voor ecologisch beekherstel.’
Complicerende factor is dat bij de nog onbekende locaties, waarbij de vervuiling zich kan verspreiden naar een groter gebied, de aard en omvang van de bodemsanering nog niet duidelijk zijn. Daardoor kunnen De Kruif en Gadella nog geen slag slaan naar de kosten die met deze saneringen gepaard gaan. Gemeenten en provincies moeten veel gegevens nog aanleveren. Het probleem daarbij is dat er allerminst sprake is van een ‘uniforme rapportage’, aldus het rapport.
‘Vast staat wel dat het weerbarstige materie is die mogelijk voor verrassingen kan zorgen’, licht De Kruif toe. ‘Denk aan pluimen van verontreiniging die met het grondwater worden verspreid en door elkaar heen gaan lopen’, zegt de projectdirecteur. Het kan echter ook meevallen. ‘Het tegelijk aanpakken van dit type verontreinigingen kan mogelijk goedkoper uitvallen dan een separate aanpak. Denk ook aan het toepassen van innovatieve technieken’, vult projectsecretaris Gadella aan.
Mede vanwege de onzekerheid over de aard en omvang hebben de convenantpartners afgesproken om de inventarisatie van deze onbekende categorie vervuiling te versnellen. ‘In plaats van in 2015 willen we medio volgend jaar al duidelijk hebben hoeveel gevallen het precies zijn, op uniforme wijze gerapporteerd’, zegt De Kruif. ‘En we hebben goede hoop en ook het vertrouwen dat dit gaat lukken. Dan kunnen we beter inschatten hoeveel locaties nog moeten worden gesaneerd na het verstrijken van het convenant.’
Sloop
Bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bevestigt woordvoerder Liane ter Maat de wil van de dertig betrokken gemeenten om tot eenduidige rapportage te komen. ‘We hebben nog ruim een jaar de tijd en in die periode gaan we zeker de locaties met een verspreidingsrisico en de locaties met ecologische risico’s in kaart brengen.’ Het blijft echter altijd met enige onzekerheid omgeven, aldus Ter Maat.
‘Sloop een fabriek en je kunt er zomaar een vervuilde bodemlocatie bij hebben. Nog afgezien van de crisis, kan de financiering van de concrete aanpak dan een probleem vormen.’
Versoepeling of wijziging van de afspraken is niet aan de orde, aldus De Kruif en Gadella. Het convenant blijft onveranderd ambitieus, zeggen ze. De betrokken partijen willen zowel inhoudelijk als organisatorisch de bodemoperatie versnellen. Inhoudelijk gaat het erom de schoonmaak van de bodem en de beheersing van de risico’s voor mens en milieu niet langer sectoraal maar integraal te koppelen aan ‘gebiedsbericht grondwaterbeheer’ en het gebruik van de ondergrond voor bouwen, opslag van energie, gas en CO2, en waterberging.
Steden
Met het convenant blijft het wettelijk kader in stand. Wellicht wordt de Wet bodembescherming onderdeel van de Omgevingswet. De procedures zullen dan korter, sneller en meer begrijpelijk worden. Organisatorisch is het convenant onderdeel van een enorme decentralisatieoperatie waarbij de taken op het gebied van de bodem zijn overgedragen aan provincies en gemeenten en waar nodig waterschappen.
‘De partijen zijn niet langer verantwoording verschuldigd aan het Rijk maar aan elkaar’, aldus de tussenrapportage. In totaal zijn maar liefst 42 bevoegde gezagen betrokken. Naast de provincies en de vier grote steden werken 26 grotere steden samen in het convenant.
Bedrijfsleven
Ook is nadrukkelijk de rol van het bedrijfsleven aan de orde. De NS bijvoorbeeld is al een ‘grootsaneerder’ met de schoonmaak van honderden meest met creosoot en teer vervuilde emplacementen en onderhoudsplaatsen (SB-NS).
Van recenter datum is de betrokkenheid van tientallen textielreinigingsbedrijven die zich in het project Bosatex buigen over de aanpak aan vele met oplosmiddelen als ‘tri’ en ‘per’ vervuilde locaties waar zich voorheen chemische wasserijen bevonden. Waar mogelijk dragen de bedrijven ook zelf bij aan de sanering. Dateert de vervuiling uit te lang vervlogen tijden dan resteert slechts de overheid als financier.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.