Advertentie
ruimte en milieu / Column

De volkshuisvesting verdient een nieuw station (4): de gemeentelijke positie versterkt?

Column van Michael de Groot

08 december 2014

Het regeerakkoord belooft aansturing van corporaties door gemeenten. De toelichtingen op de Herzieningswet beloven versterking van de gemeentelijke positie. Dat is goed nieuws: de praktijk bewijst de behoefte aan structuur. Het kabinet onderzoekt prestatieafspraken regelmatig. Woonvisies en prestatieafspraken blijken vaak niet te bestaan of zijn onderling divers en onvoldoende concreet. De gemeentelijke positie moet dus versterkt, maar ook verduidelijkt worden: met regelgeving. De middelen uit de Herzieningswet zijn echter relatief en marginaal. Woonvisies en prestatieafspraken – het hart van de volkshuisvesting - worden niet geregeld. 

Welke middelen biedt de Herzieningswet:

- gemeentelijke zienswijzen of een verklaring van geen bezwaar: toelating of fusie van (nieuwe) corporaties; de keuze voor het feitelijke werkgebied; sloop- en voorzieningenreglement; ministeriële aanwijzingen en
- recht op bepaalde informatie: volkshuisvestingverslag; accountantsverklaring jaarrekening;  lijst met voorgenomen werkzaamheden corporaties; gegevens over de werkzaamheden die mede door de gemeente zijn geborgd en “andere gegevens die zij behoeft voor haar beoordeling over de bijdrage van corporaties aan hun volkshuisvestingbeleid”.

Dit alles is mooi meegenomen, maar een echte wijziging van de verhoudingen lijkt het niet te bieden.

Verder:
- artikel 44c geeft gemeenten een stem bij niet-daeb-werkzaamheden (werkzaamheden buiten de kerntaak. Mijn indruk is dat het gemeenten feitelijk opzadelt met een kermis van administratieve rompslomp), en
- artikel 42 verplicht corporaties een bijdrage in redelijkheid aan volkshuisvestingbeleid. Het BBSH bepaalt nu dat het volkshuisvestingbeleid in acht moet worden genomen. Grammaticale fijnproeverij dus, met overigens een betwistbaar effect. Verdedigbaar is dat “in acht nemen”  verder gaat dan “in redelijkheid bijdragen”. Het eerste suggereert een volledig commitment. Het tweede is een subjectieve formulering, met de suggestie dat een koppeling aan een deel van het volkshuisvestingsbeleid volstaat.


Geen cultuurverandering

Deze middelen zullen de zo gewenste cultuurverandering evenmin teweegbrengen. De intentie ligt verscholen achter artikel 42. Het refereert aan de gewenste situatie, namelijk dat gemeenten volkshuisvestingbeleid opstellen, corporaties hun plannen in een activiteitenlijst neerleggen, waarna partijen overleggen over concretisering met prestatieafspraken. Deze – door het kabinet gedroomde werkelijkheid is fundamenteel. Immers, plannen op Rijksniveau zijn mooi, maar stenen stapelen, onderhouden en verhuren gebeurt op lokaal niveau. Geen plannen en geen afstemming = een onbepaalbaar resultaat. Mogelijk heeft de minister gedacht aan Willem Elsschot: “want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat” om vervolgens het hoofd in de schoot te leggen en de zaak op hoop van zegen wettelijk ongeregeld te laten: geen wet tussen droom en daad, wel een onverklaarbare weemoedigheid. Het zou  onwenselijk zijn tot volkshuisvestingbeleid te verplichten (zoals de parlementaire enquêtecommissie wil), omdat dan een nieuwe planfiguur ontstaat, en het zou indruisen tegen de  gemeentelijke autonomie.


Niet overtuigend

Het zijn geen overtuigende argumenten. Zie bijvoorbeeld de Wmo 2015 die gemeenten verplicht tot vorming van beleid en een verordening, waarna afspraken met zorgverleners volgen. Of de ruimtelijke ordening, waar exploitatieafspraken uitgangspunt van lokale samenwerking zijn en beleid verplicht is bij wijze van exploitatieplannen als geen kostenverhaal is afgesproken. De inhoudelijke reden voor het nalaten van lokaal verplichtende, maar vooral structurerende regelgeving in de volkshuisvesting blijft onduidelijk.

Gelukkig dat de Tweede Kamer nog kan spreken. Een duidelijke structuur biedt gemeenten en corporaties helder richting van plan tot eindstreep, zonder zorgen over vragen over wie het initiatief neemt, welke thema’s te behandelen, over de rolverdeling en het tijdpad. Daarover droom ik. Hopelijk staat tussen droom en daad niet een wet in de weg, maar helpt de wet die droom te verwezenlijken. Zonder weemoedigheid.

Dit is deel vier van een serie columns van Michael de Groot over volkshuisvesting.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie