Advertentie
financiën / Column

Wie herinnert zich het boekjaar 2020?

‘Iedereen zal zich 2020 blijven herinneren’. Aldus de koning in zijn toespraak aan de bevolking naar aanleiding van de coronacrisis. Voor het gemeentelijk en provinciaal boekjaar 2020 zal dit een stuk minder het geval zijn. En daarom is het zaak dat raadsleden en provinciale statenleden nu al financieel de vinger aan de pols houden. 

27 maart 2020

Ga maar na. In november 2019 hebben alle provinciale staten en gemeenteraden een begroting vastgesteld waarin ambities, activiteiten en geld bij elkaar zijn gebracht. Er waren zorgen over de oplopende kosten van de jeugdhulp, over het effect van het gelijkgeschakelde abonnementstarief voor de hulp in de huishouding, over te bouwen woningen, over klimaatmaatregelen. Er was begin november 2019 nog geen idee van een virus dat in luttele maanden tijd de wereld zou rondtrekken. En waardoor gewoon menselijk contact ineens gevaarlijk is geworden.

In maart 2020 werken de meeste ambtenaren vanuit huis. Colleges, raden en Staten vergaderen zo min mogelijk. Gemeenten en provincies zullen extra kosten kwijt zijn aan bandbreedte voor thuiswerken, aan abonnementskosten voor telefonie en beeldbellen. Tegelijk zijn ze waarschijnlijk minder kosten kwijt aan openbaar vervoer, aan evenementen, aan externe inhuur. Het is zinvol die gevolgen in beeld te laten brengen door het college.

Essentiële diensten draaien gelukkig door, maar je kunt je afvragen wat er met alle ambities uit de begrotingen gebeurt in deze maanden. Ze hebben even geen prioriteit en iedereen begrijpt dat. Maar het betekent ook dat het geld voor die begrote ambities niet wordt uitgegeven. Of wordt uitgegeven aan zaken die nu meer de aandacht vragen. Ook daar mag zeker begrip voor zijn.

En wat te denken van verbonden partijen als de veiligheidsregio en de GGD? Die draaien momenteel overuren voor ons allemaal, maar niet op zaken die in hún begrotingen stonden (al in juli 2019 vastgesteld). Ook daar zitten financiële gevolgen aan en die rekening moet uiteindelijk worden betaald. Zonder af te doen aan het diepe respect dat deze organisaties van ons verdienen, is het belangrijk om dat wel bij te houden.

Laten we daarom de verhoudingen niet uit het oog verliezen. De raad en de Staten hebben het budgetrecht en zij behoren dus te kunnen beslissen over geld dat niet, of anders, wordt uitgegeven.

Maar om dat te kunnen bespreken en erover beslissen, moeten raad en Staten dat wel wéten. Volksvertegenwoordigers kunnen afwachten tot de gevolgen zichtbaar worden in, pakweg, begrotingswijziging 6 en 7. Ze kunnen ook proactief vragen om een inzichtelijk overzicht van hun college. Wat gaat er anders dan begroot bij gemeente, provincie, veiligheidsregio én GGD en wat heeft dat voor gevolgen? Voor de ambities, de activiteiten en het geld? Het maken van dat overzicht hoeft niet af te leiden van het bestrijden van de crisis op dit moment – morgen of overmorgen mag het er ook zijn – het moet er alleen wel zijn vóórdat de beslissing over de relevante begrotingswijzigingen voorligt.

En liefst ook al vóór de behandeling van de kadernota/perspectiefnota. Want het is goed om bij de kaderstelling al helder te hebben welke ambities met het bijbehorende geld doorgeschoven moeten worden naar volgend jaar. Dat bepaalt immers voor een belangrijk deel de financiële ruimte. De gebeurtenissen rond het coronavirus maken ook het boekjaar 2020 memorabel. Je moet het alleen wel willen weten.

Michiel van der Eng

Lees hier zijn eerdere columns 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie