Raadslid toch welkom in rekenkamer
De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) schrijft in een reactie op het wetsvoorstel Wet versterking decentrale rekenkamers dat ze vinden dat raadsleden toch welkom zijn in een rekenkamer. Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken stelt in het wetsvoorstel voor dat elke gemeente een onafhankelijke rekenkamer moet hebben, dus zonder raadsleden erin. De NVRR, tot voor kort voorstander van zo’n model, steunt de minister daarin niet langer.
De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) komt terug op haar oorspronkelijke standpunt dat raadsleden geen lid meer zouden mogen zijn van een lokale rekenkamer. Zolang de meerderheid maar uit externen bestaat, is het geen probleem.
Dat schrijft de NVRR in reactie op het wetsvoorstel Wet versterking decentrale rekenkamers. Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken stelt in dat wetsvoorstel voor dat elke gemeente een onafhankelijke rekenkamer moet hebben, dus zonder raadsleden erin. De NVRR, tot voor kort voorstander van zo’n model, steunt de minister daarin niet langer.
Compromis
De NVRR maakt de ommezwaai, omdat binnen de vereniging verschillend wordt gedacht over de participatie van raadsleden in een rekenkamer. ‘Sommige leden vinden dat gemeenteraden zelf moeten kunnen uitmaken of en hoeveel raadsleden er in een rekenkamer zitten en andere leden vinden het niet passend dat er raadsleden in rekenkamers zitten’, aldus het NVRR-bestuur. Dat kwam ‘na een lang debat’ tot de slotsom dat de wetgever het lidmaatschap van raadsleden niet zou moeten verbieden, maar wel aan regels zou moeten binden. Zo is het volgens het bestuur, gelet op de onafhankelijkheid, essentieel ‘dat als een gemeenteraad besluit raadsleden aan de rekenkamer toe te voegen, deze binnen een rekenkamer altijd een minderheid vormen en dat ook de voorzitter altijd extern is.’ Het standpunt is een compromis tussen verschillende opvattingen, maar volgens de NVRR wel een ‘werkbaar compromis’.
Vage status
Ollongren stelt in het wetsvoorstel voor raadsleden geen volwaardig lid meer te laten zijn van een rekenkamer, maar ze wel mogelijkheid open te laten ze als adviseur toe te voegen aan een rekenkamer. Zo’n constructie ziet het NVRR-bestuur niet per definitie in strijd met het eigen voorstel, maar vindt de status van zo’n adviseur ‘wat vaag’. Zo is niet duidelijk welke rechten en plichten die adviserende raadsleden hebben. ‘Vanuit het perspectief van onafhankelijkheid van de rekenkamer lijkt het ons verstandig als de rekenkamer daarbij zelf de spelregels bepaalt en deze vastlegt in haar huishoudelijk reglement.’
Zesjarig budget
In het wetsvoorstel wordt de vaststelling van het budget van een rekenkamer overgelaten aan de gemeenteraden. Om nu te voorkomen dat gemeenteraden van die vrijheid gebruik maken om rekenkamers geen of weinig budget te geven of naar aanleiding van een slecht gevallen rapport in het budget te snijden, dringt de NVRR aan op een aantal procedurele waarborgen. Die zouden het “niet handelen in geest van de wet” moeten kunnen voorkomen. Om die reden stelt de vereniging voor het budget van een rekenkamer voor een periode van zes jaar vast te stellen – parallel aan de benoemingsperiode van de leden van een rekenkamer – en in de verordening op de rekenkamer de criteria vast te leggen die de gemeente gebruikt bij het toekennen van het budget.
Onwillige gemeente
De belangrijkste reden voor de minister om tot een andere inrichting van lokale rekenkamers te komen, is het gegeven dat een aantal gemeenten er zogeheten slaaprekenkamers op nahield: ze werden op papier opgericht (waarmee in principe aan de wet werd voldaan), maar kregen geen budget. Of het wetsvoorstel aan die praktijk een einde maakt, is volgens criticasters maar zeer de vraag. Via een minimaal budget kan een onwillige gemeente ook onder de nieuwe wettelijke regeling het werk van de rekenkamer nog steeds frustreren, zelfs als die onafhankelijk is.
Het zou de Nederlandse Vereniging van Raadsleden sieren als zij hier pro-actief achter haar leden gaat staan!