Praktijkles crisisbestrijding
Wijze economen uit heel de wereld hebben tientallen jaren nagedacht over welke taken het Rijk moet doen en welke taken aan gemeenten en provincies toebehoren. Professor Musgrave van de Harvard-universiteit onderscheidde in 1959, exact vijftig jaar geleden, in zijn boek Theory of Public Finance drie taken voor de overheid.
Ten eerste moeten rijk, gemeenten en provincies samen zorgen dat er publieke voorzieningen komen, zoals wegen, scholen, wijkgebouwen, en politieagenten. Dat is de allocatiefunctie van de overheid. Ten tweede moet vooral het rijk zorgen voor een eerlijke verdeling van de welvaart, dat is de distributiefunctie van de overheid. Dat gaat door belastingen voor rijke mensen en uitkeringen voor arme mensen.
De gemeenten en provincies hebben daarin een klein rolletje, met bijvoorbeeld onroerendezaakbelasting en minimabeleid. En ten slotte moet de overheid zorgen voor een stabiele en duurzame economische groei. Dat is de stabilisatie functie. Die laatste taak ligt alleen bij het Rijk, niet bij gemeenten en provincies, want alleen het Rijk is daar groot en sterk genoeg voor. Om te voorkomen dat gemeenten en provincies het rijksbeleid hierin doorkruisen, is in de Gemeentewet en Provinciewet voor geschreven dat hun begrotingen in evenwicht moeten zijn. Sinds Musgrave is dit algemeen aanvaarde theorie over de taakverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten.
Maar sinds 1959 is er geen grote crisis geweest. De economie kromp weleens een procentje in enig jaar, erger werd het niet. De theorie kon niet eerder worden getoetst. Nu wel. En wat blijkt? Het Rijk heeft de gemeenten en provincies gesmeekt om bij tegenspoed extra geld uit te geven, en verleidde de gemeenten en provincies daartoe door te suggereren dat ze wellicht een bijdrage zouden krijgen voor hun extra uitgaven. De rijksoverheid kondigde onlangs trots aan dat de gemeenten en provincies twee miljard euro extra tekort hebben omdat ze extra geld uitgeven om de recessie te bestrijden. Sterker nog, het Rijk presenteert dat trots als eigen prestatie.
Professor Sent, hoogleraar economische theorie en economisch beleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen, beweerde onlangs in Trouw: ‘Juist het lokale niveau is bij uitstek geschikt om de crisis te bestrijden. Ze kunnen immers snel besluiten projecten te vervroegen die toch al in de planning stonden, en zetten geen nieuw beleid op waarvan je je later kunt afvragen of het eigenlijk wel nodig was. Maar wel een kanttekening. Gemeenten hebben beperkte middelen, ze mogen in principe geen begrotingstekort oplopen. Je zou willen dat de toezichthouders daar nu toeschietelijker in worden.’
Dat is helemaal in strijd met alle economische theorie van de afgelopen vijftig jaar over de stabilisatiefunctie, maar wel helemaal waar. In tijden van nood volgt men blijkbaar geen theorie - en dat is maar goed ook. De praktijk is namelijk dat ook dat de rijksoverheid te klein blijkt om te zorgen voor een stabiele en duurzame ontwikkeling van de economische groei - en dat het de steun van de gemeenten en provincies daarbij niet kan missen. Een lesje theorie voor ons allen, en een lesje nederigheid voor het Rijk.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.