Penny wise, pound foolish
De problemen met de grondexploitatie stapelen zich op. Wat Apeldoorn overkwam, een miljoenentekort, dreigt voor meer gemeenten. Als hoofdoorzaak geldt een gebrek aan strategie. Maar minstens zo prangend is de vraag: waar waren de toezichthouders?
Formeel is het in ons land met het toezicht op de gemeentefinanciën allemaal goed geregeld. Er zijn veel partijen die over de schouders meekijken: de accountant, de gemeenteraad en, last but not least, de provincies. Laatstgenoemden houden jaarlijks de (meerjaren)begroting van de gemeenten tegen het licht. Is zo’n begroting niet sluitend of te zeer gebaseerd op boterzachte aannames, dan trekken in eerste instantie de toezichtambtenaren van de provincie aan de bel.
Leidt dat niet tot de gewenste aanpassingen, dan wordt de gedeputeerde in stelling gebracht om via bestuurlijk overleg het college van burgemeester en wethouders tot zinnen te brengen. Resulteert ook dat niet in een plausibele begroting, dan komt de gemeente onder curatele. Dit systeem dient om te voorkomen dat gemeenten zo noodlijdend worden, dat ze een beroep moeten doen op financiële bijstand. Alle gemeenten betalen mee aan die aanvullende uitkering.
Het geval Apeldoorn laat zien dat het wat het provinciaal toezicht betreft bij kijken is gebleven. Uit de analyse van de speciale enquêtecommissie van de Apeldoornse raad blijkt dat Gelderland de afgelopen 10 jaar weinig waarschuwingen heeft afgegeven aangaande het grondbedrijf. Slechts één keer is er vanuit het provinciehuis een belangwekkende opmerking over het grondbedrijf gekomen – in 2006.
Het toezicht van de provincie was volgens de commissie uiterst beperkt en heeft niet geleid tot ingrijpen. En dat ondanks het feit dat er al geruime tijd signalen waren dat het in Apeldoorn niet goed ging. Of dat verbaast? Niet echt, het past bij de trend die zo’n 10 jaar geleden werd ingezet. Dat toezicht, ach, dat kon wel een slagje minder. In plaats van verticaal, moest het bij voorkeur horizontaal: bij voorkeur door de raad. Provincies bleven wel meekijken, maar bouwden hun afdelingen toezicht veelal af.
Financieel toezicht vergt meer dan kijken alleen. Wil je iets zien, dan moet je ook begrijpen waarover het gaat. Die specifieke kennis is in de meeste gemeenteraden uitermate dun gezaaid: voor de commissie financiën steekt vrijwel niemand de hand op. Zo de raad al informatie ontving vanuit het college, deed ze er ook weinig mee. ‘Te lijdzaam’, was het oordeel. Tja, het helpt niet als je niet weet waarnaar je moet vragen.
Apeldoorn leert dat financieel toezicht een vak is dat serieus moet worden genomen, met name door de provincies. Minder toezicht levert een aardige besparing op, maar op de lange termijn blijkt goedkoop vaak duurkoop.
U hoorde in cde gouden tijd niemand zeuren. Nou ik heb ze wel gehoord. Wel eens gehoord van klokkenluiders. U weet het geen schijn van kans! Als de mode korte rokken is, loopt iedereen i korte rokken en een waarschuwernde vinger wordt smalend om gelachen. Oorzaken van alle tekorten is grofweg zowel in de ambtelijke en politieke organisatie een mix van: geen verantwoordelijkheidsgevoel, vriendjespolitiek; scoringsdrang, gebrek aan kennis; onvoldoende coordinatie