Niet in de clusterbommen
Overheden willen geld graag duurzaam wegzetten. Maar dat valt nog niet mee. Welke eisen stelt de Wet financiering decentrale overheden (Fido)? En wat is duurzaam?
ExxonMobil, BP, Shell, Total. Oliemaatschappijen zijn niet bepaald de meest duurzame bedrijven. Toch zit een groot deel van het geld dat duurzaam is belegd in deze ondernemingen. Net als in Microsoft, Nestlé, IBM en General Electric; bedrijven die ook de dienst uitmaken in gewone, niet-duurzame beleggingsportefeuilles.
Het duurzaam belegd vermogen van de gemeente Den Haag, zo’n 150 miljoen euro op een totaal van 750 miljoen euro die de gemeente tijdelijk over heeft, zit voor een deel in deze multinationals. Soms direct, maar het merendeel via obligaties van financiële instellingen, die op hun beurt weer leningen verstrekken en aandelen houden in ’s werelds grootste ondernemingen.
Duurzaam beleggen is niet eenvoudig. En al helemaal niet voor overheden. Die worden niet alleen geconfronteerd met de onduidelijke definitie van duurzaamheid, maar hebben ook te maken met de strenge eisen van de wet Fido (financiering decentrale overheden), waarin is vastgelegd hoe overheden met hun geld moeten omgaan. Beleggen in aandelen is binnen Fido uit den boze, tenzij dat in garantiefondsen gebeurt die de zekerheid geven dat het ingelegde geld weer terugkomt. Tot voor kort was voor veel lagere overheden deze moeizame combinatie reden om duurzaam beleggen maar helemaal te vergeten. Niet mogelijk binnen de wet Fido, zo concludeerden bijvoorbeeld de provincies Noord-Brabant en Drenthe twee jaar geleden.
Wegzetten
Toch zijn er wel degelijk mogelijkheden. De provincie Utrecht begon in 2006 op verzoek van Provinciale Staten met duurzaam beleggen en heeft nu zo’n honderd miljoen euro duurzaam uitstaan. ‘Wat duurzaam is, is niet expliciet uitgeschreven’, zegt treasurer Robert Jan Pas. ‘We sluiten daarom aan bij wat in de markt als duurzaam geldt.’ De provincie Zeeland vond in 2001 dat ‘groen’ beleggen te omslachtig was en te weinig opleverde, maar zet nu ook duurzaam geld weg, zij het alleen binnen het zogenaamde Nazorgfonds, dat meer ruimte biedt voor beleggen in aandelen.
De gemeente Den Haag belegt sinds vorig jaar duurzaam. ‘Als je als overheid geld hebt dat je tijdelijk kunt wegzetten, is het belangrijk dat je dat op een verantwoorde manier doet’, verklaart wethouder financiën Jetta Kleinsma. ‘Dat is lastig. Er is geen keurmerk voor duurzaam beleggen. Maar je kunt er ijk wel voor kiezen om bedrijven uit te sluiten die aan kinderarbeid doen, die heel erg vervuilend zijn of wapens produceren.’
Goedbeschouwd hebben overheden twee manieren om hun geld duurzaam, of beter gezegd duurzamer, weg te zetten. De eenvoudigste manier is om bij de traditionele Fido-beleggingen te werken volgens het ‘best of class’ principe, eventueel gecombineerd met het uitsluiten van bepaalde bedrijven. Dat wil zeggen dat de meest duurzame bedrijven in een bepaalde sector voorrang krijgen. Bij overheden is dat eenvoudig. Die mogen volgens Fido alleen in obligaties van financiële instellingen beleggen of in staatsobligaties.
Kinderarbeid
Het Triodos Fido Fonds, dat onlangs werd gelanceerd, werkt op deze manier. ‘Wij selecteren financiële instellingen die binnen de sector het beste scoren op gebied van duurzaamheid’, zegt Leendert Bos, manager fund distribution bij Triodos. ‘We selecteren scherp, want we hebben als Triodos op dit terrein een naam te verliezen. We kijken hoe banken scoren op duurzaamheidscriteria in onderzoeken van gespecialiseerde instituten en we doen ook eigen research. Als banken bedrijven financieren die betrokken zijn bij wapenhandel of kinderarbeid sluiten we ze uit. Verder belegt het Triodos Fido Fonds niet in staatsobligaties, omdat overheden op het gebied van duurzaamheid niet met elkaar zijn te vergelijken.’
Om voor een duurzaamheidsrating in aanmerking te komen, worden financiële instellingen onderzocht op sociaal en ethisch beleid, milieubeleid, governance en het eigen beleggingsbeleid. Dat laatste is natuurlijk het meest relevant. Want een bank die keurig voor zijn eigen personeel zorgt, maar wel belegt in clusterbommen en kernenergie kan moeilijk als duurzaam worden gezien. Financiële instellingen zijn echter notoir gesloten over hun beleggingen.
Dat maakt het volgens Ronald Lubberts niet onmogelijk om hun duurzaamheid te meten. Lubberts is directeur van Dutch Sustainability Research, dat dergelijke ratings maakt. ‘Banken tonen niet zomaar hun aandelen- of kredietportefeuille, maar ze hebben wel een bepaalde policy en die kun je checken. Naarmate bedrijven transparanter zijn, krijgen ze doorgaans een hogere score. Bovendien kun je uit de financiële pers opmaken bij wat voor soort deals ze zijn betrokken.’
Direct duurzaam beleggen is voor overheden lastig. Het kan alleen via op maat gemaakte garantiefondsen, die beloven minimaal de inleg terug te betalen mochten de aandelen niet renderen. De provincie Utrecht heeft zo zijn beleggingen ondergebracht in standaard duurzame aandelenfondsen die zijn verpakt in garantiefondsen. Om die garantie te verwezenlijken, moet een hele structuur van obligaties worden opgebouwd.
De Haagse beleidsnotitie over duurzame beleggingen laat duidelijk zien hoe dat werkt. Van de 20 miljoen euro die Den Haag in het duurzame garantiefonds van Rabobank stopt, worden voor 18,7 miljoen standaard Rabobank- obligaties aangekocht, die sowieso Fido-proof zijn. Slechts 1,3 miljoen euro gaat naar een duurzaam aandelenfonds, in dit geval de FTSE4Good Global 100. Dit soort wereldwijde fondsen belegt voor een groot deel weer in bekende multinationals in olie-, chemieen farmaceutische sector. Alleen echt foute bedrijven worden uit dit soort fondsen gefilterd.
Windmolens
Veel gemeenteraden en Provinciale Staten zien graag dat hun bestuur overtollig geld stopt in zaken als windmolens, zonne-energie of biologische landbouw. Dat gebeurt nog maar mondjesmaat. Zo heeft Den Haag een deel van zijn geld gestopt in Triodos- fondsen die in kleinere duurzame bedrijven beleggen. De Bank Nederlandse Gemeenten heeft een bosbouwproject ondergebracht in een Fido-fonds en is bezig met investeringen in een windmolenpark. Maar het gaat langzaam en door de garantie van de hoofdsom moet hoe dan ook het meeste geld in standaardobligaties worden gestoken.
‘Naarmate de beleggingshorizon langer is, heb je minder obligaties nodig voor de garantie’, zegt René Berenschot van BNG Capital Management (BCM), de vermogensbeheerder van BNG. ‘Bij een horizon van 25 jaar heb je nog maar dertig procent obligaties nodig voor de garantie.’ De obligatiefondsen van BCM zijn duurzaam. ‘Dat wil zeggen dat onze fondsen een duurzaamheidsrating krijgen die we elk jaar omhoog willen laten gaan. We zitten met onze Fido-fondsen nu al ruim boven de gemiddelde duurzaamheidsscores in de financiële sector.’ Ook BCM gaat uit van het ‘best in class’ principe. ‘Als twee banken vergelijkbare producten hebben, kiezen we degene met de hoogste duurzaamheidsscore.’
Net als zijn collega Bos van Triodos Bank merkt Berenschot een toenemende vraag bij overheden naar duurzame beleggingsfondsen. ‘Maar de spoeling is nog dun. Er zijn wereldwijd wel veel duurzame aandelenfondsen, maar duurzame obligatiefondsen, die voor overheden interessant kunnen zijn, bestaan nog amper. Die moeten banken speciaal maken. Wij hechten aan duurzaamheid, maar het gaat er toch in eerste plaats om dat beleggingen Fido-proof zijn.’
Een hoog rendement (of een groot verlies) op het uitstaande geld is voor overheden vanwege Fido niet mogelijk. Hoewel uit onderzoek blijkt dat duurzaam beleggen geen lager rendement hoeft op te leveren, stellen criticasters dat overheden door de speciale garantieconstructies zoveel hogere kosten betalen dat de rendementen wel degelijk zullen tegenvallen. De overheden die duurzaam beleggen, gaan er echter vanuit dat ze rendementen zullen behalen die vergelijkbaar zijn met een ‘gewone’ portefeuille. ‘Als zou blijken dat duurzame beleggen echt veel minder rendement oplevert, zullen we ons eens achter de oren krabben’, zegt wethouder Kleinsma van Den Haag. ‘Maar daarvoor is het nu nog te vroeg. Bovendien moet dit ons veel waard zijn. Ook de wijze waarop een overheid geld wegzet, is een publieke zaak.’
Varianten duurzaam beleggen
Insluiting
Bij de zuiverste vorm van duurzaam beleggen wordt alleen geld gestoken in bedrijven die zich bezighouden met bijvoorbeeld het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen en milieubeschermende producten. Overheden kunnen dit alleen als deze beleggingen zijn verpakt in een garantieproduct. In de praktijk gebeurt dit nu nog nauwelijks.
Uitsluiting
Bepaalde bedrijven (wapens, kernenergie, kinderarbeid) uitsluiten van beleggingen. Dit is geschikt voor overheden omdat de uitzonderingen redelijk goed zijn te definiëren en controleren. Probleem is dat overheden doorgaans indirect beleggen en dat niet alle financiële instellingen inzicht geven in hun leningen en investeringen.
Invloed
Door te beleggen in een bedrijf kan het beleid van de onderneming actief worden beïnvloed, via overleg met directie of stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Niet snel weggelegd voor overheden, gezien hun kleine aandelenpakketten, die bovendien elders zijn ondergebracht.
‘Best of class’
Beleggen in bedrijven die op gebied van duurzaamheid beter scoren dan hun concurrent. Dit is wereldwijd de meest voorkomende vorm van duurzaam beleggen. Overheden kunnen op deze wijze kiezen voor een ‘duurzame’ obligatieportefeuille. Er zijn echter nogal wat duurzaamheidsratings in omloop die bedrijven vergelijken. Minder-duurzame sectoren als de olie en de autoindustrie worden zo niet uitgesloten.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.