Invuloefening
Alleen voor mijzelf zit één minuscuul voordeeltje aan de foute berekening van de artikel 12-eis, elk jaar weer, door de minister van BZK: het schrijven van een column wordt hierdoor een invuloefening.
Gemeenten met financiële problemen kunnen extra geld uit het gemeentefonds krijgen; dat is het beroemde artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet.
Daarvoor moet die gemeente meer onroerende zaakbelasting vragen dan gemiddeld. Logisch, want je kunt niet weinig belasting vragen en tegelijkertijd klagen dat je weinig geld hebt. Al jarenlang is het officiële uitgangspunt dat het ozb-tarief van artikel 12-gemeenten minstens 20 procent hoger moet zijn dan gemiddeld. In de meicirculaire van volgende week maakt minister Plasterk van Binnenlandse Zaken bekend wat dat concreet betekent voor volgend jaar.
Ik kan u verklappen dat hij een minimaal ozb-tarief van 0,1651 procent van de waarden van de onroerende zaken gaat eisen. Dit jaar is dat minimale ozb-tarief 0,154 procent van de waarden, vorig jaar was het 0,1432 procent. Hoe kan de minister dat minimale ozb-tarief voor 2014 nu al berekenen, lang voordat bekend is welk ozb-tarief elke gemeente dan vraagt? Vroeger gebruikte de minister daarvoor een formule die de ozb voor gebruikers van niet-woningen vergat.
Het resultaat was dat de artikel 12-eis veel te laag was, uiteindelijk maar ongeveer 11 procent in plaats van 20 procent meer dan gemiddeld. Ik schreef daar in 2009 een column over, Binnenlands Bestuur schreef er een commentaar over en de Raad voor de financiële verhoudingen tikte vervolgens de minister op de vingers.
Die beloofde beterschap en kwam met een nieuwe formule: het gemiddelde ozb-tarief van dit jaar plus 20 procent. Die formule geldt sinds 2010. Met een eenvoudig invuloefeningetje is daarmee elk jaar de nieuwe ozb-eis voor artikel 12-gemeenten te berekenen. Maar die nieuwe formule is bedacht in 2009, toen stegen noch daalden de waarden van de onroerende zaken.
Maar het afgelopen jaar zijn de prijzen van de koopwoningen 10 procent gedaald. De waarde van huurwoningen en van bedrijven daalde ook, al is het wat minder. De ozb-opbrengst is dit jaar ongeveer 5 procent gestegen en het zit er dik in dat dat volgend jaar weer zo zal zijn. Dat betekent dat het gemiddelde ozb-tarief in 2014 bijna 15 procent hoger zal zijn dan in 2013. In 2014 moet de minister 20 procent meer vragen dan gemiddeld in 2014, maar in werkelijkheid vraagt hij 20 procent meer dan gemiddeld in 2013.
Artikel 12-gemeenten hoeven volgend jaar dus slechts 5 procent meer ozb te vragen dan de andere gemeenten gemiddeld. Is de ambitie van Plasterk niet groter dan een invuloefeningetje van zijn voorganger in te vullen? Is er een verbod op nadenken bij BZK? Weten ze nog niet dat de huizenprijzen dalen? Of is het de bedoeling artikel 12-gemeenten te matsen, ten koste van de andere gemeenten? Hoe dan ook, het deugt niet! Alleen voor mijzelf zit één minuscuul voordeeltje aan de foute berekening van de artikel 12-eis, elk jaar weer, door de minister van BZK: het schrijven van een column wordt hierdoor een invuloefening.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.