Geld als gelegenheidsargument
Stel, je bent een opstandige puber. Je kleedt je heel bewust slonzig. Dat is jouw statement. Op een dag schuiven je ouders je een envelop toe met redelijk wat bankbiljetten erin. ‘We vinden dat je er zo onverzorgd bijloopt’, luidt de uitleg. ‘Koop eens iets leuks.’ Wat zou deze puber gaan kopen? En zal het tot tevredenheid van de geldschietende ouders zijn? Grote kans van niet.
Stel, je bent een opstandige puber. Je kleedt je heel bewust slonzig. Dat is jouw statement. Op een dag schuiven je ouders je een envelop toe met redelijk wat bankbiljetten erin. ‘We vinden dat je er zo onverzorgd bijloopt’, luidt de uitleg. ‘Koop eens iets leuks.’ Wat zou deze puber gaan kopen? En zal het tot tevredenheid van de geldschietende ouders zijn? Grote kans van niet.
Geld is vaak een moeilijk te nemen hinderpaal bij het uitvoeren van politieke plannen. We kennen de argumenten. Er is niet voor gespaard, de structurele kosten zijn te hoog, we lenen al te veel, het leidt tot een bezuiniging op een ander geliefd of belangrijk onderwerp. Vaak worden deze argumenten ook gebezigd om in het debat niet te hoeven zeggen: ‘we willen dit plan niet’. En zo wordt geld door voornamelijk partijen die in de coalitie zitten gebruikt als gelegenheidsargument. Denk aan de motie die niet gesteund wordt vanwege onvoldoende dekking. Geen geld, geen moeite. Geen argumenten.
‘Geen geld’ als blokkeerargument heeft zo vaak succes omdat iedere volksvertegenwoordiger de andere kant van de medaille ook kent. Denk aan het bouwproject dat veel te optimistisch was ingeschat, vertraagd raakt omdat het budget onvoldoende blijkt, en de raad keer op keer moet bijspringen met extra krediet.
Aankomend politici leren dus al snel dat ze, willen ze iets bereiken met hun plannen, eerst het geld moeten regelen. Dan hebben we die hinderpaal maar gehad. Hier geven politieke partijen ook actief les in. Ook ambtenaren spelen dat spel uitstekend mee. En toch is dat aan de verkeerde kant beginnen.
Is dat erg? Ja, dat is erg. Volksvertegenwoordigers denken daarna namelijk te vaak dat het wel goed komt met hun plan omdát ze de moeite in het geld hebben gestoken. De rest is immers uitvoering, dus verder het probleem van college of kabinet. Er is toch geld? Dus nu actie en vlug wat. Kunnen we mooi een succesje claimen.
Maar wat niet heeft plaatsgevonden is het goede gesprek. Wat moet er gerealiseerd worden? Wanneer zijn we tevreden? Wanneer is het af? Neem bijvoorbeeld toerisme. Je kunt het college met een zak geld op pad sturen om het ‘toerisme te stimuleren’, maar wat vraag je dan eigenlijk? Wil je dan méér toeristen of wil je juist ándere toeristen? Toeristen die meer betalen per bezoek bijvoorbeeld? Wil je dat ze met de auto komen of met het openbaar vervoer? Dat ze gaan fietsen of gaan shoppen? Dat betekent nogal wat voor de keuzes die je moet maken om dit project tot een succes te maken.
In mijn trainingen laat ik de aanwezigen vaak een nieuw gemeentehuis uitknobbelen. Dan vraag ik ze eerst hoeveel geld ze daarvoor over hebben en daarna waar het aan moet voldoen. Het moet natuurlijk duurzaam zijn. Ruimte bieden aan de ambtenaren, de raad en het college, veilige werkplek zijn. In het centrum staan. Goede vergaderplek, liefst multifunctioneel, zodat verenigingen en instellingen er ook nog iets aan hebben. Dan komen de deelnemers er steevast achter dat hun plannen minstens twee keer zoveel gaan kosten als ze er in het begin voor over hadden.
Beginnen met het geld is dus een garantie voor politieke teleurstelling: van vooruitbetalen komt balen. Als een volksvertegenwoordiger dus in échte resultaten geïnteresseerd is, begint hij met een debat over de kaders, niet over de pegels.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.