Dure toestemming
In beginsel mag het college van B en W financiële voorwaarden verbinden aan de toestemming om een deel van een school te verhuren. Maar die mogen niet het karakter krijgen van een belastingheffing.
Door de terugloop van het aantal leerlingen staat een deel van de RK Titus Brandsma-basisschool in Brunssum leeg. Voor de buitenschoolse opvang huurt organisatie De Tovertuin een ruimte van in totaal 230 m² van Movare, een grote instelling voor primair onderwijs. Omdat het niet gaat om openbaar onderwijs, heeft Movare volgens de Wet op het primair onderwijs toestemming nodig van het college van B en W.
Voordat B en W van Brunssum een besluit nemen, wordt met Movare overlegd. Uit de reactie van de instelling op een e-mail met het conceptbesluit maakt de gemeente op dat er ‘een afspraak’ is over een huur van 23.000 euro per jaar. Daarom geeft het college in de zomer van 2007 toestemming voor de verhuur.
Het college stelt daarbij als voorwaarde dat Movare de huur van 100 euro per vierkante meter per jaar in rekening brengt en vervolgens afdraagt aan de gemeente. Van de 100 euro zijn 65 bedoeld als bijdrage in de stichtingskosten van de veertig jaar oude school. Daar komen 27 euro bij voor de gemeentelijke onderhoudskosten, verzekeringskosten en onroerendezaakbelasting. En met een ‘generieke opslag’ van 8 euro komt de huur uit op een mooi rond bedrag. B en W specificeren de posten niet nader.
Movare maakt bezwaar en zegt dat het college geen financiële voorwaarden kán verbinden aan de toestemming. En dat het bedrag aan de hoge kant is. In beroep zegt de rechter dat het college inderdaad de wettelijke bevoegdheid mist financiële voorwaarden te verbinden aan de toestemming.
In hoger beroep nuanceert de Raad van State dit standpunt echter. De Raad heeft al in 1985 bepaald dat zo’n voorwaarde ‘in beginsel’ wel kan, ook al ontbreekt een uitdrukkelijke wettelijke basis. ‘Deze bevoegdheid is echter aan voorwaarden gebonden.’
In dit geval zou de hoogte van het gevraagde bedrag volgens de Raad direct verband moeten houden met de extra kosten die de gemeente maakt of extra inkomsten die de gemeente derft door de verhuur van de lokalen. De Raad vindt het echter niet aanvaardbaar dat het financiële voorschrift zonder wettelijke grondslag feitelijk het karakter krijgt van een belastingheffing of ontneming van de huuropbrengst. B en W hebben volgens de Raad niet duidelijk gemaakt waarop de genoemde bedragen zijn gebaseerd. Het schoolbestuur moet immers opdraaien voor de normale onderhoudskosten van de school en draagt het risico bij de verhuur.
De uitspraak komt er volgens advocaat Martijn Pouw van Movare in de praktijk op neer dat gemeenten in zulke gevallen géén of hooguit een heel kleine vergoeding kunnen eisen. De gemeente Brunssum beraadt zich op de gevolgen van deze uitspraak en op eventuele vervolgstappen.
Vindplaats: LJN BK0803
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.