Winstoogmerk
Activiteiten verricht door een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting indien wordt voldaan aan drie cumulatieve criteria. Het SVLO heeft al in een eerder stadium notities gepubliceerd over de eerste twee criteria: ‘duurzame organisatie van arbeid en kapitaal’ en ‘deelname aan het economische verkeer’. Het criterium ‘winst beogen’ is een subjectief criterium. Dit criterium is echter fiscaal geobjectiveerd: indien feitelijk sprake is van structurele overschotten wordt geacht te zijn voldaan aan het winstcriterium. Om te beoordelen of sprake is van structurele overschotten kan gebruik worden gemaakt van de zogenaamde ‘afpelmethode’. De ‘winsttoets’ dient overigens doorlopend plaats te vinden. Een eventuele wijziging van het resultaat van een activiteit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat niet langer sprake is van een fiscale ondernemingsactiviteit. Wij merken hierbij op dat een enkel of twee opeenvolgende verliesjaren niet per definitie leiden tot het ontbreken van een winststreven.
Afpelmethode
Het SVLO introduceert twee varianten van de afpelmethode. De eerste variant ziet op situaties waarin slechts aan derden wordt geleverd en de tweede variant ziet op situaties waarin zowel aan derden als intern wordt geleverd (denk hierbij bijvoorbeeld aan een gemeente die gladheidsbestrijding verzorgt op de eigen wegen en op een bedrijventerrein). In beide gevallen bestaat de methode uit de volgende stappen:
- Bepaal het BBV-resultaat van de activiteit;
- Elimineer toerekenbare kosten aan interne prestaties (alleen in de tweede variant);
- Verwerk de belangrijkste BBV-fiscale verschillen;
- Verwerk de kleinere BBV-fiscale verschillen.
Indien het resultaat na een van de stappen (in de tweede variant pas na stap 2) fors lager is dan nihil is verder onderzoek niet noodzakelijk. In dat geval wordt een winstoogmerk niet aanwezig geacht. Helaas geeft de handreiking geen nadere invulling van de term ‘fors’.
Bepalen van het BBV-resultaat
De BBV-cijfers vormen de basis voor het onderzoek naar het winstoogmerk. Zoals reeds in de handreiking grondbedrijf aangegeven, geldt als vuistregel dat in de beoordeling moet worden uitgegaan van een toetsingsperiode van 3 jaar (T0, T-1 en T+1). Voor 2016 betekent dit dat de jaren 2015, 2016 en 2017 relevant zijn. Let op dat uiteindelijk de nacalculatorische cijfers leidend zijn. Voorcalculatorische cijfers kunnen uiteraard gebruikt worden om een inschatting te maken of al dan niet aan het winstcriterium wordt voldaan.
Het SVLO stelt dat de BBV-resultaten relatief eenvoudig kunnen worden toegerekend aan de diverse activiteiten. Onze ervaring leert echter dat dit in de praktijk niet altijd het geval is.
Toerekenen opbrengsten en kosten
Voor een goede beoordeling van het winstoogmerk dienen alle directe en indirecte kosten en opbrengsten te worden toegerekend aan de activiteit. Wij verwachten dat met name de toerekening van indirecte (overhead-)kosten tot discussie met de Belastingdienst kan leiden. In de notitie stelt het SVLO dat in veel gevallen kan worden aangesloten bij de BBV-toerekening van indirecte kosten. Hierbij is wel van belang dat men beschikt over een onderbouwing van de toegepaste verdeelsleutel en dat deze verdeelsleutel ook consequent wordt toegepast.
Elimineren interne prestaties
Interne leveringen en diensten kunnen theoretisch op twee manieren geëlimineerd worden: het opnemen van een (fictieve) bate of het elimineren van kosten. In beide gevallen dient de hoogte van de correctie gelijk te zijn aan de ‘integrale kostprijs van de interne leveringen’. In de praktijk zal dit niet eenvoudig te bepalen zijn. Helaas wordt hier niet nader op ingegaan in de notitie. Een mogelijkheid die wij hiervoor zien is bijvoorbeeld de berekening van een kostprijs per eenheid output.
BBV-fiscale verschillen
Uitgangspunt voor de winstoogmerktoets is een winstbepaling op basis van ‘goed koopmansgebruik’. Goed koopmansgebruik verschilt op diverse punten van het BBV. Dit betekent dat voor de winstoogmerktoets een correctie gemaakt dient te worden. Voorbeelden van dergelijke correcties zijn:
- Dotaties en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen;
- Rente;
- Belastingen.
Voor een nadere toelichting op deze verschillen verwijzen wij naar pagina 6 tot 8 van de notitie en bijlage 3.
Subsidies
In de notitie wordt stilgestaan bij de behandeling van subsidies in relatie met het winstoogmerk. Hierbij wordt verwezen naar het zogenoemde ‘subsidiebesluit’. Hierin is besloten dat geen winststreven aanwezig is voor zover de overschotten moeten worden aangewend overeenkomstig de subsidiedoeleinden of terugbetaald moeten worden aan de subsidieverstrekker. Ook wordt geen winststreven aanwezig geacht indien de opbrengsten van een activiteit voor meer dan 70% worden behaald met subsidies en verder alleen bestaan uit ‘eigen bijdragen’. Het SVLO stelt dat de Belastingdienst deze voorwaarden cumulatief (en niet alternatief) en op het niveau van de rechtspersoon toepast. Dit zou betekenen dat overheidsondernemingen vrijwel nooit een beroep kunnen doen op dit besluit. Naar onze mening is deze uitleg van het subsidiebesluit te beperkt. Het SVLO roept organisaties op om zich te melden indien deze problematiek concreet speelt. Indien deze problematiek bij uw organisatie aan de orde kunt u contact opnemen met uw BDO-contactpersoon om te bezien of een melding bij het SVLO wenselijk is.
Meer informatie?
Indien u naar aanleiding van de gepubliceerde notitie nog vragen heeft horen wij dat uiteraard graag. Ook helpen wij u graag indien u andere vragen heeft. U kunt hiervoor contact opnemen met uw BDO-contactpersoon. Of
stuur een e-mail.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.