‘Zet het rijk wat vaker buitenspel’
Ambtenaren zijn pessimistisch over de snelheid van digitalisering en kritisch over het rijksbeleid, bleek uit onderzoek van I&O Research en Binnenlands Bestuur. Strategisch informatieadviseur Jan Meijsen van Molenwaard vindt dat gemeenten hun eigen vermogen onderschatten. ‘Als we de krachten bundelen, levert dat meer op dan welk rijksprogramma dan ook.’
Jan Meijsen (Molenwaard) over trage digitalisering
Jan Meijsen noemt zichzelf een optimist. ‘Misschien ben ik zelfs iets te optimistisch’, vult hij snel aan. Zijn werkge ver, gemeente Molenwaard, maakt deel uit van de digitale kopgroep van Nederland. Maar de kritische noten van collega- ambtenaren aan het adres van het rijk, die uit de enquêteresultaten naar voren komen, vindt hij geen grote verrassing. Een paar zaken vallen hem daarin op. Dat één op drie ambtenaren verwacht dat het contact van burgers met gemeenten pas na 2025 volledig digitaal zal zijn, bijvoorbeeld. Meijsen: ‘Ik zou zo’n voorspelling momenteel nooit durven doen. De ontwikkelingen gaan zo hard, dat is onvoorstelbaar. Internet, de opkomst van de smartphone en nu bijvoorbeeld blockchain bewijzen dat. Ik vind het heel dapper van ambtenaren dat zij denken te kunnen voorspellen wat er na 2025 wel en niet mogelijk is.’
Dat het kan, volledig digitaal zaken doen met burgers, wordt volgens de strategisch informatieadviseur in zijn eigen gemeente al ‘geruime tijd’ bewezen. Maar moet je het eigenlijk wel willen? Meijsen: ‘Gemeenten hebben met diverse doelgroepen te maken. Jongeren zijn digitaal vaardig en vinden het handig, maar ouderen verkiezen soms analoge dienstverlening.’ Alles digitaliseren moet niet het doel voor gemeenten zijn, ‘gemeentelijke dienstverlening die aansluit bij alle doelgroepen wel’, stelt Meijsen. ‘Als gemeente hoef je ook niet voorop te lopen, omdat niet iedere doelgroep daarvoor in is. Voor een bedrijf is dat anders, dat kan de minderheid die niet digitaal vaardig is heel makkelijk weglaten in zijn strategie.’
Dat de digitale rijksprogramma’s van de afgelopen jaren niet doelmatig zijn geweest en dat er te veel van zijn, herkent Meijsen. De doelstelling van oud-minister Plasterk om het contact met de overheid al in 2017 digitaal te laten verlopen is in tegenspraak met de realiteit waarin burgers nog altijd twee keer naar het gemeentehuis moeten komen voor een paspoort, constateert hij fijntjes. ‘Het zijn ambitieuze plannen geweest, waar gemeenten in de praktijk niet veel aan hebben gehad. Het realiseren van digitalisering moet je als gemeente vooral zelf doen. Met Molenwaard, dat al jaren zonder gemeentehuis werkt, hadden wij al eerder ons eigen plan getrokken.’
Dat bleek nodig, want op landelijk niveau gebeurde er volgens Meijsen te weinig. ‘De verwachtingen van burgers worden intussen wel steeds hoger, omdat ze steeds beter worden bediend door bedrijven. Een Bol. com of een Coolblue kunnen al jaren producten binnen een dag leveren. Waarom duurt het dan vier dagen voor een folder van een gemeente binnen is?’
Meerwaarde
Toch ziet hij ook een duidelijke meerwaarde van de rijksprogramma’s. ‘Ze scheppen voornamelijk randvoorwaarden en zorgen er zo voor dat het onderwerp bij bestuurders op tafel komt te liggen. Dat is uiteindelijk wel belangrijk, zodat er geld voor wordt vrijgemaakt en het prioriteit krijgt.’
De rijkskaders voor ict vindt Meijsen in het algemeen goed. ‘GEMMA, de Gemeentelijke model architectuur, is prima. Maar er missen soms zaken. Dat er bijvoorbeeld bij het Wmo-berichtenverkeer in eerste instantie geen xml-bestandsformaat was inbegrepen, vind ik echt een misser. Dat is de standaard voor de hele wereld. En, ik noem maar een dwarsstraat: waarom is de Berichtenbox eigenlijk nog eenrichtingsverkeer? Je krijgt als burger berichten, maar je kunt niet naar de Belastingdienst een bericht sturen waarom het je niet lukt om een aangifte te doen. Veel oplossingen hebben een goede intentie maar zijn het door behoudendheid of een gebrek aan echt doorpakken toch nét niet.’
Wetgeving blijkt een remmende factor voor digitalisering volgens veel ambtenaren die meewerkten aan het onderzoek. Meijsen is het daar roerend mee eens. ‘We hebben nu alles dichtgeregeld, er wordt door het rijk amper ruimte gegeven voor experimenteren. Dan is het lastig digitaliseren.’ Wetgeving loopt volgens Meijsen per definitie achter op de samenleving, het duurt vaak jaren voordat een nieuwe wet van kracht wordt, terwijl de samenleving dan al enorm is veranderd. ‘Ondertussen wordt het wetgevingsapparaat steeds groter en wordt het tegelijkertijd ook moeilijker om te handhaven.’
Er zijn in Europa volgens hem veel voorbeelden van goedwerkende digitalisering, die hier nog niet worden doorgevoerd terwijl ze wel haalbaar lijken. ‘Kijk eens naar inloggen met bijvoorbeeld IDIN, het systeem voor online identificeren bij banken. Bij de overheid in Estland doen ze dat al jaren met veel succes. Dat zou toch ook voor gemeenten moeten kunnen werken? Er is te veel angst en dat heeft een remmende werking op digitalisering.’
Enorme aanvaring
De nieuwe privacywetgeving die bijna van kracht is, kan volgens Meijsen grote problemen opleveren. Hij doelt niet alleen op toenemende bureaucratie, maar ook op het niet mogen uitvoeren van nieuwe initiatieven. ‘De digitalisering komt in een enorme aanvaring met de AVG. Het wordt echt een uitdaging om nog te digitaliseren als je die regels tot op de letter wil naleven.’
Het grootste knelpunt zit wat hem betreft in het vertrouwen tussen burger en overheid. ‘Facebook vertrouwen ze wel, maar de overheid niet. Geef de burger inzicht in wie zijn gegevens bekijkt, geef inwoners echt regie op hun gegevens en je neemt het wantrouwen weg, daar ben ik van overtuigd. De Belastingdienst mag bijvoorbeeld altijd gegevens zien, maar de burger bepaalt zelf of verzekeraars of banken dat ook mogen. Je bent er als burger voor het verkrijgen van producten en goede service zelf bij gebaat dat de gegevens kloppen.
Als je dat als overheid goed regelt, scheelt het een hoop werk en wantrouwen.’ Een onvermijdelijk probleem voor gemeenten is het vinden van goed personeel, zoals ook uit de enquête bleek. ‘Voor grote gemeenten zoals Amsterdam is het nog wel te doen, maar wij moeten een data- analist bijvoorbeeld vier loonschalen hoger plaatsen dan een gemeentesecretaris. Het loongebouw van gemeenten heeft nog een klassieke vorm vanuit een hiërarchisch model. Dat is niet meer van deze tijd. Als gemeente goed ict-personeel binnenhalen is enorm lastig.’
Een andere in de enquête veelgenoemde oorzaak van trage digitalisering wordt gevormd door langlopende contracten met grote dienstverleners als Centric en Pinkroccade. ‘De gemeentelijke markt voor software is een nichemarkt en er is dus weinig concurrentie. Dat betekent in principe ook weinig innovatie.’ Toch moet Meijsen ‘een beetje lachen’ als gemeenteambtenaren zeggen dat ze door contracten met leveranciers, of door een niet-meewerkende rijksoverheid zelf niet kunnen innoveren. ‘Dat vind ik flauw en Calimero- gedrag. Gemeenten moeten zélf betere afspraken maken met deze partijen en andere oplossingen onderzoeken, creatiever worden en ook misschien wel bestuurlijk ongehoorzaam zijn naar het rijk toe, om beweging op gang te krijgen.’
Eigen kracht
Gemeenten moeten vooral gaan geloven in hun eigen kracht, stelt Meijsen ‘En dat zie je nu gelukkig gebeuren met het Samen Organiseren-initiatief van VNG Realisatie. Dat zal meer opleveren dan alle rijksprogramma’s ooit gedaan hebben, omdat rijksprogramma’s vooral van ‘bovenaf’ denken en initiatieven van ‘onderaf’ vaak niet omarmen. Zie bijvoorbeeld de proef met de stemapp, die werkt op blockchaintechnologie en via opensource ontwikkeld wordt. Omarm zulke ideeën nou! Als ministerie van BZK kun je daar toch tenminste eens naar kijken en meedenken om het idee te versterken. Maar wat volgt is een in mijn ogen nogal spastische primaire reactie: “Nee, dat mag niet. Stop het project.” Dan begrijp je het als BZK dus niet, vind ik. Er is een goed initiatief vanuit gemeenten waarbij je controle en regie kan behouden en je zegt alleen: ‘nee’? Niet handig!’
Meijsen ziet de groep gemeenten die zelf de regie oppakt en het ministerie vaker ‘buitenspel zal zetten’ steeds groter worden. ‘Gemeenten merken dat door technologische ontwikkelingen de samenleving snel verandert. Er komt steeds meer actie vanuit de samenwerkende groep. Door de traagheid van veranderen en landelijke bepalingen komt er weinig van de grond. Gemeenten zijn geen oproerkraaiers, ze zitten vlak bij de inwoners en hebben kennis van zaken.’
Fusie Molenwaard en Giessenlanden op schema
De gemeente Molenwaard bestaat uit dertien dorpskernen. Er wordt al enkele jaren zonder gemeentehuis gewerkt en de gemeente wordt beschouwd als een koploper als het gaat om vernieuwing. Per 1 januari 2019 fuseert de gemeente met Giessenlanden, dat een zevental dorpskernen bevat, mét een gemeentehuis.
‘De fusiegesprekken verlopen ondanks de aanwezige cultuurverschillen in de organisatie goed’, zegt Meijsen. ‘De collega’s van Molenwaard hebben de afgelopen jaren kunnen wennen aan verandering van de organisatie en de ambtenaren bij Giessenlanden staat die uitdaging nu te wachten. Het verschil is met name dat ambtenaren van Molenwaard zelfstandiger werken en minder in een hiërarchie denken. Ze werken projectvormen en bijvoorbeeld ook niet meer op klassieke tijden.’
Bij Giessenlanden wordt daar volgens Meijsen niet negatief op gereageerd. ‘Veel ambtenaren vinden het handig dat ze straks kunnen variëren in werktijden en dat er meer persoonlijke professionele vrijheid ontstaat, maar het werkt daar anders. Een besluit gaat in Giessenlanden vaak eerst langs diverse schijven voor goedkeuring. De veranderingen zullen uiteindelijk wennen, al heeft dat natuurlijk tijd nodig.’
Wat voorop staat voor beide gemeenten is dat de dienstverlening op peil blijft, zegt Meijsen. ‘Bij een verbouwde supermarkt ligt er soms ook nog wat stof op de vloer of staat er een karretje in de weg. Het finetunen kan ook na januari 2019. Zolang de wil om te veranderen aanwezig is komt het absoluut goed.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.