Advertentie
digitaal / Nieuws

'Uur van de waarheid' voor de e-overheid

De elektronische overheid heeft een nationaal urgentieprogramma nodig. Dat stelt de commissie Wallage/Postma die in opdracht van staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken heeft onderzocht hoe de elektronische dienstverlening van de overheid sneller en efficiënter kan worden ingevoerd.

21 december 2007

De elektronische overheid heeft een nationaal urgentieprogramma nodig. Dat stelt de commissie Wallage/Postma die in opdracht van staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken heeft onderzocht hoe de elektronische dienstverlening van de overheid sneller en efficiënter kan worden ingevoerd. De ontwikkeling van de infrastructuur voor digitaal contact met de overheid moet in dit programma centraal staan.

Alle overheden zijn verplicht het urgentieprogramma uit te voeren, aldus de commissie in haar rapport ‘Het uur van de waarheid’. De reeds bestaande i-teams die gemeenten ondersteunen bij de invoering van digitale dienstverlening kunnen helpen bij de uitvoering van het programma. Versterking van de i-teams is daarvoor nodig.

Geld is niet het probleem, meent de commissie. Wel ontbreekt het aan sturing en samenhang. Iedereen is teveel met eigen plannen bezig. Het is onduidelijk waar verantwoordelijkheden liggen. Veel bestuurders geven elektronische dienstverlening geen prioriteit bij besluiten over financiën en menskracht. Zij missen een urgentiegevoel terwijl die urgentie er wel is. Burgers en bedrijven eisen goede elektronische dienstverlening. Daarom is het volgens de commissie van groot belang dat die er versneld komt.

Ook zien gemeenten niet altijd in dat nu investeren in elektronische dienstverlening in de toekomst veel geld opbrengt.
Voor de uitvoering van vier projecten binnen het nationaal urgentieprogramma is 60 miljoen euro extra nodig, aldus de commissie. Het gaan om de versterking van de i-teams, de contactcentra overheid, de modernisering van het GBA, de ontwikkeling van een basiskaart van Nederland (GBKN) en DURP (Digitaal uitwisseling in ruimtelijke processen).

De commissie constateert twee majeure problemen. Er is onvoldoende samenhang; zowel tussen de departementale projecten als tussen de nationale en de lokale inspanningen. Basisregistraties worden verticaal, per vakdepartement en top-down ontwikkeld en niet onderling afgestemd. Gemeenten kunnen de dienstverlening aan de burger echter alleen goed organiseren als zij de gegevens uit de basisregistraties horizontaal integreren en benutten.

En er zijn grote verschillen in snelheid. Landelijke projecten als de Digitale Identificatie DigiD of het Digitaal Klantdossier bij Werk & Inkomen ontwikkelen zich goed en snel, maar modernisering van de Gemeenschappelijke Basis Administratie, de besluitvorming over het Burger Service Nummer of de invoering van het Elektronisch Kinddossier laten sterk te wensen over.

Burgers en bedrijven weten daardoor niet goed wat zij de komende jaren van de overheid kunnen verwachten op gebied van de e-dienstverlening, zo betoogt de commissie in het rapport. Het beeld ontstaat van een overheid die veel geld verspilt aan grote ICT-ambities zonder dat er zichtbare resultaten worden geboekt.

Wallage is niet de eerste die op deze gevaren wijst, zo stelt hij vast. Vorige adviezen kwamen veelal tot de zelfde conclusies zonder dat dit tot verandering heeft geleid. De commissie concludeert dat het gevoel voor urgentie ontbreekt bij betrokkenen. Bestuurders die de commissie hierover interviewde waren laconiek over de versnippering en vertraging van de e-overheidprojecten. Ambtenaren spraken bagatelliserend over vertragingen en ontkenden de noodzaak van sturing. Ook de Tweede Kamer krijgt verwijten: zij laat zich informeren over de voortgang van de e-overheid maar reageert alleen als een project ernstig vertraagd of mislukt.

Er is een weliswaar een algemeen aanvaard besef dat de e-overheid profijtelijk is; maar hoe, waar en wanneer is niet helder, zo schrijft de commissie. Er is een veelheid aan mooie, interessante projecten, maar voor de realisatie van een basis-infrastructuur, voorwaarde voor elk contact tussen overheden onderling, ontbreken planmatige aanpak en systematische sturing. Gemeenten hebben het gevoel overladen te worden met initiatieven, waardoor zij door de bomen het bos niet meer zien.

De oplossing voor de hiervoor gesignaleerde problemen ligt volgens Wallage cs in het stellen van de juiste prioriteiten. Nu komen op de gemeenten te veel projecten van te veel verschillende ministeries af, zonder dat de hiërarchie daarbinnen duidelijk is. Die commissie wil die aanbrengen. In volgorde van belangrijkheid onderscheidt zij we drie soorten ICT-projecten: infrastructuur, aansprekende voorbeeld-projecten, andere projecten.

De infrastructuur vormt de basis voor de e-overheid en omvat bijvoorbeeld de toegang voor alle burgers en bedrijven tot de e-overheidsdienstverlening via PIP (Persoonlijke Internet pagina) of Bedrijvenloket en de identificatie en autorisatie in de toegang via de DigiD voor burgers en bedrijven.

De voorbeeldprojecten zijn als het ware de toonkamers van de voordelen die de e-overheid de burger kan bieden. Dat is van belang om bij de bestuurders het noodzakelijke gevoel van urgentie te verhogen. aldus het rapport. Verder kan het bij de burgers wat van hun scepsis ten opzichte van de e-overheid wegnemen.

In het Nationale Urgentie Programma moeten zowel de noodzakelijke infrastructuur als de aansprekende voorbeeldprojecten een plaats krijgen. Om het programma een stevige verankering te geven, wil de commissie dat de Ministerraad het vaststelt, waarna de verantwoordelijkheid voor de samenstelling en uitvoering van het programma in handen moet komen van een ministeriële commissie onder leiding van de minister-president dan wel één van de vice premiers. Het Nationaal Urgentieprogramma krijgt voor zover het om infrastructuur gaat een verplichtend karakter. Dit moet waar nodig wettelijk worden verankerd.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie