OV-chip-vertraging duur voor GVB

De uitgestelde invoering van de ov-chipkaart in het Amsterdamse openbaar vervoer betekent een miljoenenstrop voor de gemeente. Dat blijkt uit het jaarverslag van openbaarvervoerbedrijf GVB.

Omdat de kaart in de hoofdstad op zijn vroegst in het tweede kwartaal van dit jaar definitief de strippenkaart vervangt, stegen de kosten voor het GVB tot 1 januari dit jaar met 10,6 miljoen euro. Die extra kosten lopen in de eerste maanden van dit jaar verder op. Het bedrijf heeft met de gemeente afgesproken dat Amsterdam de extra exploitatiekosten voor zijn rekening neemt.

De vertraging kost het GVB geld, omdat het bedrijf vooral in de metro langer last heeft van zwartrijders. Nu reist circa 14 procent van de reizigers mee zonder te betalen. Met de ov-chipkaart ligt dat aantal op minder dan 2 procent, zo verwacht het GVB. Ook heeft het bedrijf extra kosten omdat het ov-chipkaartsysteem en het systeem van de strippenkaart langer naast elkaar moeten draaien.

Aanvankelijk zou de ov-chipkaart vanaf begin dit jaar landelijk de strippenkaart en het treinkaartje vervangen. Door verschillende problemen, onder andere met de veiligheid, liep de invoering vertraging op. De Stadsregio Amsterdam beslist nu begin april wanneer de strippenkaart in de hoofdstad definitief zou moeten worden afgeschaft, zo liet een woordvoerster weten.

Een commissie die onderzoek deed in opdracht van staatssecretaris Tineke Huizinga (Verkeer), concludeerde afgelopen najaar al dat de vertraging de openbaarvervoerbedrijven tot dan in totaal circa 100 miljoen euro extra had gekost. Wie voor die kosten moest opdraaien, bleef echter onduidelijk. (ANP)